
De studie includeerde 151 patiënten met gevorderde SDTTs, onder wie 49 anti-angiogene therapie kregen en 102 niet. De objective response rate en disease control rate waren 51,4% respectievvelijk 86,5% in de groep met eerstelijns anti-angiogene therapie vergeleken met 37,1% respectievelijk 78,7% in de groep zonder eerstelijns anti-angiogene therapie; de mediane progressievrije overleving in de twee groepen was 7,97 versus 5,87 maanden (HR 0,612; p=0,043). Onder SDTT-patiënten die geen immuuncheckpointremmers kregen was de mediane PFS 5,10 maanden met anti-angiogene therapie plus chemotherapie versus 2,57 maanden met alleen chemotherapie (HR 0,365; p=0,043). Onder patiënten die ICIs plus chemotherapie kregen was toevoeging van anti-angiogene therapie geassocieerd met significant langere PFS (mediaan 11,90 versus 6,90 maanden (HR 0,425; p=0,010).
De onderzoekers concluderen dat inclusie van anti-angiogene therapie in eerstelijns behandeling voor gevorderde SDTTs resulteerde in significante verlenging van de PFS.
1.Shi M, Chen X, Lin T et al. Efficacy of antiangiogenic therapy in patients with advanced SMARCA4-deficient thoracic tumor. Lung Cancer 2025.108498
Summary: A retrospective cohort study at Sun Yat-sen University Cancer Center found that inclusion of antiangiogenic therapy in first-line treatment for SMARCA4-deficient thoracic tumors was associated with significant prolongation of progression-free survival.