
De studie includeerde 1338 personen (559 vrouwen en 829 mannen) die tenminste twee jaar overleefden na allogene BMT tijdens de jeugd (leeftijd 0 tot en met 21 jaar) tussen 1974 en 2010. De mediane leeftijd bij transplantatie was 14,6 jaar. De overall survival twintig jaar na transplantatie was 79,3% (295 deelnemers overleden binnen twintig jaar). De meest-geregistreerde doodsoorzaken waren infectie en/of graft-versus-host disease (49,6%), primaire ziekte (24,6%), en volgende maligne neoplasmen (18,4%).
Overall had het cohort een 14,4 maal verhoogd risico van overlijden vergeleken met de algemene bevolking (292 gevallen waargenomen versus 20,3 gevallen verwacht). De relatieve mortaliteit bleef verhoogd tot tenminste 25 jaar na BMT (SMR 2,9; 95%-bti 2,0-4,1). Het absolute excess risk voor all-cause mortaliteit was 12,0 per 1000 persoonsjaren. De tien-jaars cumulatieve incidentie van late mortaliteit nam af in de loop van de tijd (18,9% voor 1990; 12,8% van 1990-2000; 10,9% na 2000; p trend =0,002). Deze afname bleef statistisch significant na correctie voor demografische en klinische factoren (versus voor 1990: 1990-2000 HR 0,64; p=0,007; na 2000 HR 0,49; p=0,002).
De onderzoekers concluderen dat late mortaliteit onder kinderen die BMT ondergingen de afgelopen dertig jaar afgenomen is, maar deze patiënten houden een verhoogd risico van late mortaliteit, tot tenminste 25 jaar na BMT vergeleken met de algemene bevolking.
1.Sällfors Holmqvist A, Chen Y, Wu J et al. Assessment of late mortality risk after allogeneic blood or marrow transplantation performed in childhood. JAMA Oncol 2018; epub ahead of print
Summary: The Blood or Marrow Transplant Survivor Study-2 (1388 patients) showed that late mortality among children undergoing allogeneic BMT has decreased during the past 3 decades. However, these patients remain at an elevated risk of late mortality even 25 years or more after transplantation when compared with the general population.