Immuuncheckpointremmende
monoklonale antilichamen (mAbs) die gericht zijn tegen CTLA-4, PD-1, of PD-L1
hebben specifieke toxiciteitsprofielen. Dr. Aaron Hansen (Princess Margaret
Cancer Centre, Toronto) hebben een systematisch overzicht uitgevoerd van de
literatuur op het gebied van patronen en incidentie van immuungerelateerde adverse events (irAE) op basis van
tumortype en mAb-target. Ze publiceren het overzicht online in Annals of Oncology.1
In de
literatuur tussen begin 2003 en november
2015 vonden de onderzoekers 48 voor het onderwerp relevantie
prospectieve monotherapiestudies, met tezamen 6938 patiënten. Er waren 26
studies van CTLA-4 mAbs, 17 van PD-1, twee van PD-L1, en drie van zowel CTLA-4
als PD-1. Graad 3- of 4-irAEs ware meer frequent met CTLA-4 mAbs (31%) dan met
PD- mAbs (10%). Alle graden colitis (OR 8,7; 95%-bti 5,8-12,9), hypofysitis (OR
6,5; 95%-bti 3,0-14,3), en rash (OR 2,0; 95%-bti 1,8-2,3) waren meer frequent
met CTLA-4 mAbs, terwijl pneumonitis (OR 6,4; 95%-bti 3,2-12,7), hypothyreoïdie
(OR 4,2; 95%-bti 2,9-6,3), artralgie (OR 3,5; 95%-bti 2,6-4,8), en vitiligo (OR
3,5; 95%-bti 2,3-5,3) meer frequent waren met PD-1 mAbs. Vergelijking van irAEs
van de drie meeste bestudeerde tumortypes in PD-1 mAb-studies (melanoom n=2048;
NSCLC n=1030; niercelcarcinoom n=573) liet zien dat melanoompatiënten hogere
frequentie van gastro-intestinale en huid irAEs hadden en lagere frequentie van
pneumonitis.
De
onderzoekers concluderen dat de analyse inzicht verschaft in tumor- en
klasse-specifieke patronen van irAEs van immuuncheckpointremmende mAbs.
1. Khoja L, Day D, Chen TW-W et al. Tumor- and class-specific patterns of
immune-related adverse events of immune checkpoint inhibitor: a systematic review.
Ann Oncol 2017; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)