Mammacarcinoom
wordt veroorzaakt door gecompliceerde interacties tussen een groot aantal
genetische varianten, reproductiegeschiedenis, en leefstijlfactoren. De
genetische component van het risico van mammacarcinoom berust op een combinatie
van zeldzame varianten in genen zoals BRCA1
en BRCA2, die een hoog risico van de
ziekte met zich meebrengen (meer dan tienmaal het risico vergeleken met dat van
de algemene bevolking), en veel-voorkomende varianten die ieder het risico met
een factor minder dan 1,5 verhogen (hier vanaf nu ‘common variants’). Een
studie in Zweden heeft onderzocht of genetische risicostratificatie van
mammacarcinoom volgens dragerschap van zeldzame versus common variants tumoren
kan onderscheiden met verschillen in biologie, overleving, en wijze van
detectie. Dr. Jingmei Li (Genome Institute of Singapore) en collega’s
publiceren de studie vandaag in Cancer Research.1
De studie is
uitgevoerd in een niet-geselecteerd cohort van 5099 Zweedse patiënten met een
diagnose mammacarcinoom tussen begin 2001 en eind 2008. De genetische
risicobelasting werd bepaald aan de hand van dragerschap van protein truncating variants (PTV) in 31
mammacarcinoom-predispositiegenen of de polygene risicoscore (PRS) op basis van
162 SNPs. De PTV-draagsters (n=597) waren jonger en hadden meer agressieve
fenotypen (ER-negatief, grote tumoren, hooggradig, hoge proliferatie, luminal B
en basal like subtype) en slechtere overleving: versus niet-draagsters HR 1,65
(95%-bti 1,16-2,36). Ook na exclusie van de 92 BRCA1/2-draagsters bleef PTV-dragerschap geassocieerd met
hooggradige tumoren en slechtere overleving (HR 1,76; 95%-bti 1,21-2,56). In de
5007 niet-BRCA1/2 draagsters was
hogere PRS geassocieerd met minder-agressieve tumorkenmerken (ER-positief,
PR-positief, kleine tumoren, laaggradig, lage proliferatie, en luminal A
subtype). Onder patiënten met een lage borstdichtheid (<25%) waren niet-BRCA1/2 PTV-draagsters vaker interval-
dan screen-gedetecteerd (OR 1,89; 95%-bti 1,12-3,21) terwijl hogere PRS
geassocieerd was met lager risico van interval- versus screen-gedetecteerde
ziekte (OR 0,77; 95%-bti 0,64-0,93) in vrouwen met lage borstdichtheid.
De onderzoekers
concluderen dat de studie suggereert dat zeldzame vergeleken met common
mammacarcinoom-gevoeligheids loci verschillend geassocieerd zijn met
tumorkenmerken, overleving, en wijze van detectie. De studie kan implicaties
hebben voor de mammacarcinoom-screening.
1.Li
J, Ugalde-Morales E, Wen WX et al. Differential burden of rare and common variants on tumor
characteristics, survival, and mode of detection in breast cancer. Cancer Res
2018;78:6329-6338
Summary: A study in an unselected cohort of
5,099 breast cancer patients in Sweden found that rare compared to common
breast cancer susceptibility loci are differentially associated with tumor
characteristics, survival, and mode of detection (screen versus interval
detection).
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)