Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Uitkomsten van behandelingen van immuun-gerelateerde cutane bijwerkingen van ICIs


Dr. Mario LacoutureImmuuncheckpointremmers kunnen resulteren in respons van verscheidene typen maligniteiten, maar zijn ook geassocieerd met immuun-gerelateerde adverse events, waaronder cutane bijwerkingen (ircAEs). Een studie van patiënten van drie tertiaire oncodermatologiecentra heeft de uitkomsten geïnventariseerd van behandeling van deze ircAEs. Dr. Mario Lacouture (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de studie online in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 285 patiënten (mediane leeftijd 65 jaar; range 17-89) met tezamen 427 ircAEs: pruritus (32% van de ircAEs), maculopapulaire rash (28%), psoriasiforme rash (5%), en overige (34%). Er was een associatie tussen type ICI en fenotype van de ircAE (p=0,007); maculopapulaire rash was predominant in patiënten die combinatietherapie kregen. De ernst van de ircAEs werd significant verlaagd door dermatologische interventie (gemiddelde CTCAE-graad 1,74 versus 0,71; p<0,001), waaronder topische corticosteroïden, orale antipruritica, en systemische immuunmodulatoren.

Onder de 88 ircAEs (20%) die behandeld werden met systemische immuunmodulatoren waren er 22 (25%) die persisteerden of slechter werden. Zeven patiënten met corticosteroïden-refractaire ircAEs hadden baat bij gerichte biologische immuunmodulerende therapie (rituximab en dupilimumab). Serum IL-6 was verhoogd in 34 van 65 patiënten; graad 3 of hoger ircAEs was geassocieerd met verhoogd gehalte eosinofielen (OR 4,1; 95%-bti 1,3-13,4) en IL-10 (OR 23,8; 95%-bti 2,1-262,5). De ircAE-graad was geassocieerd (p=0,043) met het gemiddelde serumgehalte van immunoglobuline E (graad 3: 1093 kU/l; graad 2: 245 kU/l; en graad 1: 112 kU/l).

De onderzoekers concluderen dat de meeste ircAEs respons hadden op symptoom- en fenotype-gerichte behandelingen, terwijl biologische therapie werkzaam was voor corticosteroïden-refractaire ziekte. Verhoogde eosinofielen, IL-6, IL-10, en immunoglobuline E waren geassocieerd met ircAEs.

1.Phillips GS, Wu J, Hellmann MD et al. Treatment outcomes of immune-related cutaneous adverse events. J Clin Oncol 2019; epub ahead of print

Summary: A retrospective analysis of patients with immune-related cutaneous adverse events (ircAEs) from checkpoint inhibitors at three tertiary care hospitals found that most ircAEs responded to symptom- and phenotype-directed dermatologic therapies, whereas biologic therapies were effective in patients with corticosteroid-refrractory disease. Increased levels of eosinphils, IL-6, IL-10 and immunoglobulin E were associated with ircAEs.

Commentaren


Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Nog geen commentaren