Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Verandering in fysieke activieit na diagnose postmenopauzaal mammacarcinoom: impact op prognose


Prof. Jenny Chang-ClaudeIn meerdere studies is gezien dat de mate van fysieke activiteit (PA) voor en na een diagnose mammacarcinoom (BC) geassocieerd was met de mortaliteit. Het is echter niet duidelijk of verandering in de mate van PA na de diagnose impact heeft op de prognose. Een analyse in het cohort van de prospectieve bevolkingsgebaseerde MARIE-studie heeft deze impact onderzocht. Prof. Jenny Chang-Claude (Deutsches Krebsforschungszentrum, Heidelberg) en collega’s publiceren de analyse online in Breast Cancer Research.1

Tussen begin 2002 en eind 2005 includeerde MARIE 3818 postmenopauzale BC-patiënten, in de leeftijd van 50 tot 75 jaar bij diagnose, die bij inclusie informatie gaven over hun fysieke activiteit voor de diagnose, en bij een herinterview in 2009 informatie gaven over hun fysieke activiteit na de diagnose. De vrouwen werden gevolgd tot juni 2015. Aan de hand van de afsnijwaarde 7,5 MET-h/week voor voldoende PA werden de vrouwen onderscheiden in groepen met voldoende of onvoldoende pre- en postdiagnostische PA. De analyse onderscheidde ook vrouwen met na de diagnose toenemende PA en na de diagnose afnemende PA.

Tijdens de follow-up van mediaan 6,0 jaar na het herinterview in 2009 overleden 206 deelneemsters, onder wie 114 aan BC. Vergeleken met onvoldoende-actieve vrouwen hadden vrouwen met toenemende PA een lager risico van overall mortaliteit (HR 0,50; 95%-bti 0,31-0,82) en van BC-specifieke mortaliteit (HR 0,54; 95%-bti 0,30-1,00), en een betere recidiefvrije overleving (HR 0,58; 0,40-0,84). Onder vrouwen met voldoende PA waren de associaties voor OM, BCM, en RFS vergelijkbaar met die onder vrouwen met toenemende PA, zij het zwakker, en hadden vrouwen met afnemende PA geen hoger risico voor OM en geen slechtere RFS. In tijd-afhankelijke analyses was voldoende PA versus geen PA geassocieerd met betere OM (HR 0,73; 95%-bti 0,57-0,93), BCM (HR 0,64; 95%-bti 0,46-0,89), en RFS (HR 0,82; 95%-bti 0,68-0,99).

De onderzoekers concluderen dat de analyse suggereert dat voldoende PA voor en na een BC-diagnose geassocieerd was met betere prognose. Postdiagnostische PA was vooral gunstig voor vrouwen die voor de diagnose onvoldoende actief waren.

1.Jung AY, Behrens S, Schmidt M et al. Pre-to postdiagnosis leisure-time physical activity and prognosis in postmenopausal breast cancer survivors. Breast Cancer Res 2019;21:117

Summary: An analysis in the cohort of the prospective population-based MARIE study (3813 postmenopausal breast cancer survivors) found a better prognosis in women who increased their leisure-time physical activity, compared to women who were insufficiently active.

Commentaren


Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Nog geen commentaren