
De studie includeerde 1779 overlevers van ES of OS. In de overlevers werden tijdens de follow-up 115 SPNs gediagnostiseerd, overeenkomend met een overall standardized incidence ratio versus de algemene bevolking van 2,3 (95%-bti 1,9-2,7). Het risico bleeft significant verhoogd in de meest recente behandelperiode (SIR2000-2015 2,0; 95%-bti 1,1-3,5). De hoogste absolute excess risks (AERs) werden gezien voor mammacarcinoom (AER 15,2 per 10.000 persoonsjaren; 95%-bti 5,0-29,8) gevolgd door maligniteiten van vrouwelijke genitaliën (AER 9,5 per 10.000 persoonsjaren; 95%-bti 2,4-21,5). Het excess risico van mammacarcinoom onder overlevers van ES werd ook gezien na 30 jaar follow-up, met 127 extra gevallen van mammacarcinoom per 10.000 persoonsjaren (95%-bti 6,6-419).
De onderzoekers concluderen dat SPNs van de borst en vrouwelijke geslachtsorganen het sterkst bijdragen aan het excess risico van SPNs onder overlevers van ES en OS. De excess risico’s werden niet kleiner in meer recente tijden of tijdens lange-termijn follow-up.
1.Hesla AC, Discacciati A, Tsagkozis P, Smedby KE. Subsequent primary neoplasms among bone sarcoma survivors; increased risks remain after 30 years of follow-up and in the latest treatment era, a nationwide population-based study. Br J Cancer 2020; epub ahead of print
Summary: A study among all Swedish survivors of Ewing sarcoma and osteosarcoma diagnosed between 1958 and 2015 investigated the risk of subsequent primary neoplasms during up to 58 years of follow-up. The overall standardized incidence ratio compared to the general population was 2.3 (95% CI 1.9-2.7). Excess breast cancer risk among ES survivors was noted also after 30 years of follow-up.