De standard of care voor patiënten met
smeulend multipel myeoloom is observatie tot symptomatische ziekte tot
ontwikkeling komt. Het risico van progressie tot symptomatische ziekte is laag
(ongeveer 10% per jaar), maar er is een subgroep van hoog-risico patiënten geïdentificeerd
bij wie de kans op progressie in de eerste twee jaar na de diagnose meer dan
50% bedraagt. Deze hoog-risicogroep bestaat uit ongeveer 40% van de patiënten
met smeulende multipel myeloom. Voor deze patiënten is onderzoek van vroege
therapeutische interventie gewenst.
Omdat deze
patiënten asymptomatisch zijn en anderszins niet behandeld zouden worden, dient
de ideale vroege therapie beperkte toxiciteit te hebben, schrijven de Spaanse hematologe
Maria-Victoria Mateos (Academisch Ziekenhuis Salamanca) en coauteurs in The New England Journal of Medicine.1
In het artikel beschrijven ze een gerandomiseerde open-label fase 3-studie bij
119 patiënten met hoog-risico smeulend multipel myeloom. De studie werd
uitgevoerd bij 19 centra in Spanje en drie centra in Portugal.
De patiënten
werden 1:1 gerandomiseerd naar vroege behandeling of observatie. De deelnemers
in de behandelde groep kregen een inductieregime bestaande uit negen cycli van
vier weken met lenalidomide 25 mg per dag op dagen 1 tot 21, plus dexamethason
20 mg per dag op dagen 1 tot 4 en 12 tot 15. Vervolgens kregen ze een
onderhoudsregime bestaande uit lenalidomide 10 mg per dag op dagen 1 tot 21 van
iedere cyclus van 28 dagen gedurende twee jaar. Patiënten bij wie gedurende de
onderhoudsbehandeling asymptomatische biologische progressie optrad kregen
dexamethason 20 mg per dag op dagen 1 tot 4 van iedere cyclus aan de
behandeling toegevoegd. De behandeling werd gestaakt bij progressie tot
symptomatische ziekte of niet-acceptabele bijwerkingen.
Het primaire
eindpunt van de studie was de tijd die verliep tot het optreden van progressie.
Na een mediane follow-up van 40 maanden (range 27 tot 57 maanden) was de
mediane time to progression in de
behandelde groep nog niet bereikt, tegen 21 maanden in de observatiegroep
(p<0,001). De hazrd ratio voor progressie in de behandelde groep vergeleken
met de observatiegroep bedroeg 0,18. Symptomatische ziekte kwam tot
ontwikkeling bij 47 patiënten (76%) in de observatiegroep en bij 13 patiënten
(23%) in de behandelde groep.
Bij 24
patiënten in de behandelde groep werd tijdens de onderhoudstherapie biologische
progressie waargenomen; bij 18 van deze patiënten werd lage-dosering
dexamethason aan de behandeling toegevoegd. Tijdens de follow-up (mediaan 26
maanden, range 4 tot 40 maanden) vertoonden drie patiënten een partiële
respons, elf patiënten hadden stabiele ziekte zonder symptomen, en bij vier
patiënten kwam symptomatisch myeloom tot ontwikkeling. Bij vier van de zes
patiënten die geen dexamethason aan de behandeling kregen toegevoegd op het
moment van biologische progressie kwam eveneens symptomatisch myeloom tot
ontwikkeling.
Een
secundair eindpunt was overleving. Op 15 oktober 2012 waren vier van de 57
patiënten (7%) in de behandelde groep en dertien van de 62 patiënten (21%) in
de observatiegroep overleden. Drie jaar na inclusie in de studie was 94% van de
patiënten in de behandelde groep nog in leven, tegen 80% van de patiënten in de
observatiegroep (hazard ratio voor overlijden 0,31; p=0,03). Vijf jaar na het stellen
van de diagnose was 94% van de patiënten in de behandelde groep nog in leven,
tegen 78% van de patiënten in de observatiegroep (HR 0,28; p=0,02). De tijd
tussen het stellen van de diagnose en de inclusie in de studie was niet
geassocieerd met de time to progression.
Toxische
effecten van de behandeling waren over het algemeen graad 2 of lager. De
onderzoekers omschrijven de bijwerkingen als ‘acceptabel’. Ze concluderen dat vroege behandeling van
hoog-risico patiënten met smeulend multipel myeloom leidt tot uitstel van de
ontwikkeling van symptomatische ziekte en tot verlenging van de overleving.
In een
interview met MedPage Today concludeert Kenneth Anderson (directeur van het
Multiple Myeloma Center van het Dana Farber Cancer Institute, Boston) dat
behandelaars patiënten met een hoog risico, die kunnen profiteren van vroege
behandeling, beter dienen te definiëren: ‘In
this era of genomics and better categorization of disease, we can now redefine
the spectrum of patients with myeloma who can receive therapy.’
Referentie 1. Mateos M-V, Hernández M-G, Giraldo P et al.
Lenalidomide plus dexamethasone for high-risk smoldering multiple myeloma. N
Engl J Med 2013;369:438-447
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)