
De cohortstudie vergeleek negentien patiënten met vroege CAEs (mediane time to onset 14 dagen; IQR 8-62) met negentien patiënten met late CAEs (mediane TTO 304 dagen; IQR 180-422). De figuur laat zien dat de patiënten met late CAEs vergeleken met patiënten met vroege CAEs significant hogere incidentie hadden van hartfalen (47,4% versus 5,3%; p=0,01) en LVSD (73,7% versus 36,8%; p=0,049), maar minder supraventriculaire aritmie (10,5% versus 47,3%; p=0,03). Herstel van LVSD, cardiovasculaire mortaliteit, en overall mortaliteit waren niet significant verschillend tussen beide groepen. In de VigiBase (de WHO Individual Case Safety Database met meer dan achttien miljoen rapporten uit 130 landen) identificeerden de onderzoekers 437 patiënten met gerapporteerde vroege CAEs na ICIs voor maligniteiten (mediane TTO 21 dagen) en 159 patiënten met late CAEs (mediane TTO 178 dagen). Patiënten met late CAEs hadden significant meer frequent hartfalen (31,4% versus 21,1%; p=0,01).
De onderzoekers concluderen dat ICI-therapie voor maligniteiten geassocieerd is met verhoogd risico van late CAEs, vooral hartfalen met LVSD.
1.Dolladille C, Ederhy S, Allouche S et al. Late cardiac events in patients with cancer treated with immune checkpoint inhibitors. J ImmunoTher Cancer 2020;8:e000261
Summary: A cohort study and database analysis cohort study and database analysis in France identified heart failure with left ventricular systolic dysfunction as the most frequent late cardiac adverse events after immune checkpoint inhibitors for cancer.