
In de National Cancer Data Base vonden de onderzoekers gegevens van 4775 patiënten die tussen 2004 en 2012 macroscopisch-negatieve marge-resectie ondergingen voor T2-3 of klierpositief niet-metastatisch galblaascarcinoom. Ze definieerden adjuvante therapie als chemotherapie binnen negentig dagen na chirurgie, en upfront concurrente chemoradiatie als radiotherapie binnen veertien dagen van de eerste chemotherapie. Adjuvante chemotherapie werd toegediend aan 28,8% van de patiënten en upfront chemoradiatie aan 13,5%. Adjuvante behandeling was minder frequent onder patiënten die ouder waren, patiënten met comorbiditeiten, en onder Hispanic vrouwen; en meer frequent onder patiënten met T3- of klierpositieve ziekte, microscopisch positieve marges, en uitgebreide resectie.
De drie-jaars overall survival was 39,9% (95%-bti 38,4-41,4%). Na correctie voor mogelijk verstorende variabelen was er in propensity score analyse geen invloed van adjuvante behandeling (HR 1,01; 95%-bti 0,92-1,10). Patiënten met T3 of klierpositieve tumoren hadden een bescheiden vroeg-overlevingsvoordeel van upfront adjuvante chemoradiatie (overlevingsverschil na twee jaar 6,8%; 95%-bti 1,1-12,6%), maar na vijf jaar follow-up was dit overlevingsvoordeel verdwenen.
De onderzoekers concluderen dat het curatieve potentieel van de huidige adjuvante therapie voor galblaascarcinoom dubieus is.
1.Mantripragada KC, Hamid F, Shafqat H, Olszewski AJ. Adjuvant therapy for resected gallbladder cancer: Analysis of the National Cancer Data Base. J Natl Cancer Inst 2016; epub ahead of print