Dr. Aziz Zaanan
De studie includeerde 128 patiënten met MSI mCRC, die eerstelijns chemotherapie met of zonder anti-EGFR therapie hadden gekregen. Op basis van MMR-eiwit immuunkleuring, BRAF-mutatiestatus, en MLH1-promotermethyleringstatus werden de patiënten onderscheiden in een groep met familiaire ziekte (n=61) en een groep met sporadische ziekte (n=67). Toevoeging van anti-EGFR therapie aan chemotherapie was geassocieerd met statistisch significante toename van de mediane progressievrije overleving in de familiaire groep (5,0 versus 10,2 maanden; HR 0,47; p=0,03) maar niet in de sporadische groep (4,4 versus 5,4 maanden; HR 0,80; p=0,52). In multivariate analyse was toevoeging van anti-EGFR therapie aan chemotherapie geassocieerd met statistisch significant betere PFS in de familiaire groep (p=0,04).
De onderzoekers concluderen dat de resultaten van de studie suggereren dat analyse van familiaal versus sporadische origine kan bijdragen aan selectie van MSI mCRC-patiënten die kunnen profiteren van anti-EGFR-therapie. De resultaten dienen te worden bevestigd in een prospectieve studie.
1.Zaanan A, Henriques J, Cohen R et al. Efficacy of anti-EGFR in MSI metastatic colorectal cancer depending on sporadic or familial origin. J Natl Cancer Inst 2020; epub ahead of print
Summary: A retrospective multicenter study in France found that adding anti-EGFR therapy to first-line chemotherapy for microsatellite instable mCRC improved PFS in patients with familial disease but not in patients with sporadic disease.