Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Fase 3-studie van eerstelijns immuunchemotherapie met of zonder ibrutinib met of zonder autoSCT voor mantelcellymfoom in jongere patiënten (0)
2024-05-04 15:00   ( Nieuws )
Tags:  TRIANGLE trial mantle cell lymphoma in younger patients
Prof. Martin DreylingToevoegen van ibrutinib aan standaard immuunchemotherapie zou kunnen resulteren in verbetering van uitkomsten en de mogelijkheid om autologe stamceltransplantatie (autoSCT) achterwege te laten in jongere patiënten (jonger dan 66 jaar) met niet-eerder behandeld mantelcellymfoom (MCL). De fase 3-studie TRIANGLE, in 135 centra in dertien Europese landen en Israël, heeft deze hypothese getoetst. Prof. Martin Dreyling (Ludwig-Maximilians Universität München) en collega’s publiceren resultaten van de studie in The Lancet.1

De studie includeerde patiënten met niet-eerder behandeld stadium II tot en met IV MCL, in de leeftijd van 18 tot en met 65 jaar, en geschikt voor autoSCT. De patiënten werden 1:1:1 gerandomiseerd naar drie armen. Patiënten in controlegroep A (n=288) kregen zes alternerende cycli R-CHOP en R-DHAP, gevolgd door autoSCT. Patiënten in groep A+I (n=292) kregen dezelfde behandeling waaraan ibrutinib 560 mg eens per dag was toegevoegd op dagen één tot en met negentien van de R-CHOP cycli en als onderhoudsbehandeling na autoSCT (560 mg eens per dag gedurende twee jaar). Patiënten in groep I (n=290) kregen dezelfde behandeling als patiënten in groep A+I, maar ondergingen geen autoSCT. Het primaire eindpunt was faalvrije overleving (FFS).

De mediane duur van follow-up was 31 maanden. De figuur laat resultaten van de analyses zien. Het drie-jaars FFS-percentage was 88% in groep A+I vergeleken met 72% in groep A (HR 0,52; p=0,0008) waarmee A+I statistisch significant superieur was ten opzichte van A. Superioriteit van A versus I werd niet aangetoond, met drie-jaars FFS-percentages 72% versus 86% (HR 1,77; p=0,9979). De vergelijking van A+I versus I is ungoing. De drie-jaars overall survival percentages waren 86% in groep A, 91% in groep A+I, en 92% in groep I. Er waren geen relevante verschillen tussen groepen A en A+I in graad 3 tot en met 5 adverse events tijdens inductie of autoSCT, maar tijdens de onderhoudsfase was ibrutinib in A+I geassocieerd met substantieel meer hematologische toxiciteit dan tijdens follow-up in A.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van ibrutinib aan standaard eerstelijns behandeling voor MCL in jongere patiënten geassocieerd was met superieure werkzaamheid met toename van de toxiciteit na autoSCT.

1.Dreyling M, Doorduijn J, Giné E et al. Ibrutinib combined with immunochemotherapy with or without autologous stem-cell transplantation versus immunochemotherapy and autologous stem-cell transplantation in previously untreated patients with mantle cell lymphoma (TRIANGLE): a three-arm, randomised, open-label, phase 3 superiority trial of the European Mantle Cell Lymphoma Network. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 3 TRIANGLE trial, in 13 European countries and Israel, found that adding ibrutinib to first-line immunochemotherapy resulted in superior efficacy in younger mantle cell lymphoma patients with increased toxicity when given after autologous stem-cell transplantation.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associaties tussen gehalten van circulerende eosinofielen en risico van maligniteiten in de UK Biobank (0)
2024-05-04 13:30   ( Nieuws )
Tags:  associations between circulating eosinophils and cancer risk
Dr. Minkyo SongEosinofielen kunnen resulteren in antitumor cytotoxische responsen in de microömgeving van de tumor, en kunnen wellicht bijdragen aan tumor-immunosurveillance. Een analyse onder deelnemers van de UK Biobank heeft de associaties tussen gehalten van circulerende eosinofielen en het latere risico van maligniteiten geïnventariseerd. Dr. Minkyo Song (National Cancer Institute, Bethesda MD) en collega’s publiceren de analyse in het International Journal of Cancer.1



De analyse includeerde gegevens van 443.542 personen in de leeftijd van 38-73 jaar bij inclusie, die op het moment van inclusie vrij waren van maligniteiten, tenminste één jaar follow-up hadden, en voor wie baseline absolute eosinophil count (AEC)-gegevens beschikbaar waren. Tijdens mediaan 5,8 jaar follow-up werden in het cohort 22.747 incidente maligniteiten gediagnostiseerd. Er was een inverse associatie tussen AEC en risico van alle maligniteiten tezamen (aHR 0,97; 95%-bti 0,95-0,98). Er waren significante (p<0.05) associaties tussen AEC en het risico van zestien afzonderlijke typen maligniteiten, met een inverse relatie voor twaalf typen maligniteiten. Deze twaalf typen waren vier hematologische maligniteiten (aHR range 0,58-9,87) en acht niet-hematologische maligniteiten (aHR range 0,65-0,95).

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten suggereren dat eosinofielen een beschermende rol spelen in de tumor-immuunsurveillance.

1.Wang JH, Rabkin CS, Engels EA, Song M. Associations between eosinophils and cancer risk in the UK Biobank. Int J Cancer 2024.34986

Summary: Analysis of data in the UK Biobank found an inverse association between absolute eosinophil count and cancer risk.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

ctDNA-assay voor MRD-status: associatie met recidief na behandeling met curatieve intentie voor metastatisch colorectaalcarcinoom (0)
2024-05-04 12:00   ( Nieuws )
Tags:  mCRC circulating tumor DNA minimal residual disease
Dr. Aparna ParikhDetectie van minimaal residuele ziekte (MRD) na definitieve behandeling voor metastatisch colorectaalcarcinoom (mCRC) identificeert patiënten met hoog risico van recidief. Een multicenterstudie in de Verenigde Staten heeft een plasma only MRD-assay op basis van circulerend tumor DNA (ctDNA) voor het voorspellen van recidief van mCRC na behandeling met curatieve intentie geëvalueerd. Dr. Aparna Parikh (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 53 patiënten die chirurgie en/of radiotherapie met of zonder neoadjuvante of adjuvante chemotherapie ondergingen voor mCRC. Voorafgaand aan en na afsluiting van de behandeling stonden de patiënten bloedmonsters af waarin de onderzoekers aanwezigheid van ctDNA analyseerden. Succesvolle ctDNA-analyse werd uitgevoerd in 230 monsters van 52 patiënten. In monsters van 19 van 42 patiënten (45,2%) werd binnen drie weken na de behandeling ctDNA gedetecteerd. Op het moment van data cutoff was recidief gezien in 36 patiënten (69,2%) na mediaan 31 maanden follow-up. Detectie van ctDNA binnen drie weken na de behandeling was geassocieerd met kortere mediane recidiefvrije overleving (HR 5,27; p<0.0001) en overall survival (HR 12,83; p<0,0001). Onder patiënten met niet-detecteerbaar ctDNA voorafgaand aan de behandeling was drie jaar na de behandeling meer dan 90% nog in leven.

De onderzoekers concluderen dat ctDNA-analyse de huidige risicostratificatie-methoden kan verbeteren.

1.Parikh AR, Chee BH, Tsai J et al. Minimal residual disease using a plasma-only circulating tumor DNA assay to predict recurrence of metastatic colorectal cancer following curative intent treatment. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: A multicenter study in the USA found that among patients undergoing curative intent treatment for metastatic colorectal cancer, pre- and post treatment ctDNA assayed minimal residual disease status was associated with prognosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Veilige verlenging van interval tussen eerste coloscopie met negatief resultaat voor CRC en herhaal-coloscopie (0)
2024-05-03 15:00   ( Nieuws )
Tags:  longer interval between first colonoscopy with negative findings for CRC and repeat colonoscopy
Dr. Mahdi FallahOnder personen zonder familiegeschiedenis van colorectaalcarcinoom (CRC) wordt coloscopiescreening iedere tien jaar aanbevolen om de CRC-incidentie en –mortaliteit te verlagen. Een retrospectieve cohortstudie in Zweden heeft de mogelijkheid geïnventariseerd om het interval van tien jaar tussen een eerste coloscopie met negatief resultaat en herhaal-coloscopie veilig te verlengen. Dr. Mahdi Fallah (Deutsches Krebsforschungszentrum, Heidelberg) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde een blootgestelde groep van 110.074 personen in de leeftijd van 45 tot 70 jaar, zonder familiegeschiedenis van CRC en met een negatief resultaat van hun eerste screeningscoloscopie (geen colorectale poliepen, adenomen, carcinomen in situ, en CRC binnen zes maanden na de screening) tussen 1990 en 2017, en een controlegroep van gematchte personen (voor geslacht, geboortejaar en leeftijd op het moment van coloscopie in de blootgestelde groep) die geen coloscopie ondergingen. Per blootgesteld individu werden tot achttien controlepersonen geïncludeerd (n= 1.981.332). Primaire eindpunten van de studie waren CRC-incidentie en CRC-specifiek overlijden.

De figuur laat zien dat tijdens 15 jaar follow-up de CRC-incidentie en –mortaliteit signficant lager waren in de blootgestelde groep dan in de controlegroep. De tien-jaars standardized incidence ratio was 0,72 (95%-bti 0,54-0,94) en de tien-jaars standardized mortality ratio was 0,55 (0,29-0,94). Verlenging van het interval tot herhaal-coloscopie van tien tot vijftien jaar in de blootgestelde groep zou resulteren het missen van vroege detectie van 2 gevallen van CRC en het missen van preventie van 1 geval van CRC-specifiek overlijden per 1000 personen, met potentieel vermijden van 1000 coloscopieën.

De onderzoekers concluderen dat onder personen zonder familiegeschiedenis van CRC en een negatief resultaat van een eerste screeningscoloscopie, het interval tot herhaal-coloscopie veilig kan worden verlengd tot vijftien jaar.

1.Liang Q, Mukama T, Sundquist K et al. Longer interval between first colonoscopy with negative findings for colorectal cancer and repeat colonoscopy. JAMA Oncol 2024.0827

Summary: A retrospective cohort study in Sweden found that the 10 year interval between colonoscopy screenings for CRC could be safely extended to 15 years in patients with no family history of CRC and negative findings on their first colonoscopy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen nationale uitgaven voor gezondheidszorg en lange-termijn overleving van lymfoïde neoplasmen in Europa (0)
2024-05-03 13:30   ( Nieuws )
Tags:  EUROCARE-6 national health expenditure survival of lymphoid neoplasms
Dr. Claudia VenerHet management van lymfoïde maligniteiten is duur. De retrospectieve EUROCARE-6 studie heeft de associatie geïnventariseerd tussen de nationale uitgaven aan gezondheidszorg en overleving van lymfoïden maligniteiten in 27 Europese landen. Dr. Claudia Vener (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

In de EUROCARE-6 dataset identificeerden de onderzoekers patiënten in de leeftijd van 15 jaar of ouder, met tussen begin 2001 en eind 2013 een diagnose van één van twaalf lymfoïde maligniteiten, en met follow-up tot eind 2014. Landen werden geklasseerd in kwartielen van gemiddelde uitgaven voor de gezondheidszorg tussen begin 2001 en eind 2013. Voor elke lymfoïde maligniteit werden tien-jaars leeftijds-gestandaardiseerde relatieve overleving (ASRS) en relatief excess risico (RER) van overlijden berekend.

In 21 nationale en 61 regionale registraties vonden de onderzoekers 10-jaars overlevingsgegevens van 890.730 patiënten met een lymfoïde maligniteit (2001 tot en met 2013). De mediane duur van follow-up was 13 jaar (IQR 13-14). Onder de twaalf lymfoïde maligniteiten was in heel Europa de tien-jaars ASRS het hoogst voor haarcelleukemie (82,6%; 95%-bti78,9-86,5) en Hodgkin lymfoom (79,3%; 78,6-79,9) en het laagst voor plasmacel-neoplasmen (29,5%; 28,9-30,0). De RER nam toe met toenemende leeftijd bij diagnose. Vrouwen hadden voor de meeste lymfoïde maligniteiten hogere ASRS dan mannen. De tien-jaars ASRS was voor elke lymfoïde maligniteit hoger (en de RER lager) in landen in het hoogste kwartiel van uitgaven voor de nationale gezondheidszorg dan in landen in het laagste kwartiel, met voor veel lymfoïde maligniteiten een dalend patroon door de kwartielen. Zo was de tien-jaars ASRS voor non-Hodgkin lymfoom 59,3% (95%-bti 58,7-60,0) in het eerste kwartiel, 57,6% (55,2-58,7) in het tweede kwartiel, 55,4% (54,3-56,5) in het derde kwartiel, en 44,7% (43,6-45,8) in het vierde kwartiel; terwijl de RER ten opzichte van het Europees gemiddelde in deze kwartielen 0,80 (0,79-0,82) respectievelijk 0,91 (0,90-0,93), 0,94 (0,92-0,96) en 1,45 (1,42-1,48 was.

De onderzoekers concluderen dat de nationale uitgaven voor de gezondheidszorg geassocieerd zijn met geografische dispariteiten in prognose van patiënten met lymfoïde maligniteiten.

1.Sant M, Vener C, Lillini R et al. Long-term survival for lymphoid neoplasms and national health expenditure (EUROCARE-6): a retrospective, population-based study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The retrospective, population-based EUROCARE-6 trial found that among 27 European countries total national health expenditure is associated with geographical inequalities in lymphoid malignancy prognosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Electieve pelvische lymfeklier radiotherapie en mortaliteit onder patiënten met ongunstig-risico prostaatcarcinoom (0)
2024-05-03 12:00   ( Nieuws )
Tags:  unfavorable-risk prostate cancer WPRT
Dr. Mutlay SayanOp basis van een gerandomiseerde klinische studie is whole-pelvic radiation therapy (WPRT) goedgekeurd voor ongunstig-risico prostaatcarcinoom, maar er zijn geen lange-termijn gegevens over de mortaliteitsimpact van WPRT. Een secundaire analyse van een gerandomiseerde studie heeft deze impact onderzocht. Dr. Mutlay Sayan (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 350 mannen met een diagnose gelokaliseerd ongunstig-risico prostaatcarcinoom tussen begin 2005 en eind 2015. De mannen werden 1:1 gerandomiseerd naar androgeendeprivatietherapie (ADT) en radiotherapie (RT) plus docetaxel of alleen ADT plus RT. Beslissing over behandeling van de pelvische lymfeklieren werd overgelaten aan de behandelaar. Onder de 350 patiënten waren er 88 (25,14%) die WPRT kregen. Tijdens mediaan 10,20 jaar follow-up (IQR 7,96-11,41) overleden 89 mannen (25,43%) onder wie 42 aan prostaatcarcinoom (47,19%). Onder de patiënten jonger dan 65 jaar bij inclusie was WPRT geassocieerd met significante verlaging van de all-cause mortaliteit (aHR 0,33; p=0,04) en numerieke verlaging van de prostaatcarcinoom-specifieke mortaliteit (aHR 0,17; p=0,09). Deze associaties werden niet gezien in de groep patiënten die bij inclusie ouder waren dan 64 jaar.

De onderzoekers concluderen dat WPRT de potentie heeft mortaliteit onder jongere mannen met ongunstig-risico prostaatcarcinoom te verlagen.

1.Sayan M, Chen H-H, Loffredo M et al. Elective pelvic lymph node radiation therapy and the risk of death in patients with unfavorable-risk prostate cancer: a postrandomization analysis. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Secondary analysis of a randomized trial found that among patients with unfavorable-risk prostate cancer, whole-pelvic radiation therapy has the potential to reduce mortality in patients younger than 65 years.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Patiënt-gerapporteerde uitkomsten in TOPAZ-1 van durvalumab plus chemotherapie voor gevorderd galwegcarcinoom (0)
2024-05-02 15:00   ( Nieuws )
Tags:  TOPAZ-1 phase 3 trial aBTC durvalumab plus gemcitabine and cisplatin
Prof. Howard BurrisDe multinationale fase 3-studie TOPAZ-1 randomiseerde patiënten met gevorderd galwegcarcinoom (aBTC) 1:1 naar durvalumab plus gemcitabine en cisplatine (durvalumabgroep; n=341) of placebo plus gemcitabine en cisplatine (placebogroep; n=344). In 2022 is gepubliceerd dat de overall survival , progressievrije overleving, en objective response rate significant beter waren in de durvalumabgroep dan in de placebogroep. Prof. Howard Burris (Sarah Cannon Research Institute, Nashville TN) en collega’s publiceren nu in The Lancet Oncology patiënt-gerapporteerde uitkomsten van de studie.1

De nu gepubliceerde analyse heeft betrekking op 318 patiënten in de durvalumabgroep en 328 patiënten in de placebogroep die bij randomisatie en regelmatig tijdens mediaan 9,9 maanden follow-up de QLQ-C30 vragenlijst beantwoordden, en op 305 patiënten in de durvalumabgroep en 322 patiënten in de placebogroep die tijdens mediaan 10,2 maanden follow-up de QLQ-BIL21 vragenlijst beantwoordden. De baseline scores waren over het algemeen similar in de durvalumabgroep en de placebogroep. Voor algemene gezondheidsstatus, kwaliteit van leven, functioneren, en symptomen waren er geen significante verschillen tussen beide groepen in tijd tot verslechtering. De mediane tijd tot verslechtering of kwaliteit van leven was 7,4 maanden (95%-bti 5,6-8,9) in de durvalumabgroep en 6,7 maanden (5,6-7,9) in de placebogroep, en de gecorrigeerde gemiddelde verandering ten opzichte van baseline was 1,23 (-0,71 tot +3,16) in de durvalumabgroep en 0,35 (-1,63 tot 2,32) in de placebogroep.

De onderzoekers concluderen dat toevoeging van durvalumab aan gemcitabine en cisplatine niet resulteerde in verslechtering van de patiënt-gerapporteerde uitkomsten.

1.Burris HA III, Okusaka T, Vogel A et al. Durvalumab plus gemcitabine and cisplatin in advanced biliary tract cancer (TOPAZ-1): patient-reported outcomes from a randomised, double-blind, placebo-controlled, phase 3 trial. Lancet Oncol 2024;25:626-635

Summary: Analysis of patient-reported outcomes (PROs) of the phase 3 TOPAZ-1 trial showed that among patients with advanced biliary tract cancer, addition of durvalumab to gemcitabine and cisplatin did not have a detrimental effect on PROs, suggesting that durvalumab plus gemcitabine and cisplatin is a tolerable regimen in this population.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Incidentie, behandeling, en overleving van maligniteiten onder gedetineerden in vergelijking met de algemene bevolking in Engeland (0)
2024-05-02 13:30   ( Nieuws )
Tags:  cancer in the prison population in England
Dr. Elizabeth DaviesZowel het aantal als de leeftijd van gedetineerden in Engeland neemt toe. Een bevolkings-gebaseerde gematchte cohortstudie heeft incidentie, behandeling, en overleving van maligniteiten onder gedetineerden vergeleken met die van de algemene Engelse bevolking. Dr. Elizabeth Davies (King’s College London) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie is gebaseerd op gegevens van registraties van patiënten met een diagnose van een primaire maligniteit onder volwassenen in gevangenissen en de algemene bevolking tussen begin 1998 en eind 2017. De onderzoekers identificeerden 2015 incidente maligniteiten onder 1964 volwassenen (77,2% mannen) in Engelse gevangenissen. De leeftijd-gestandaardiseerde incidentie (ASIR) per jaar was voor mannen in gevangenissen aanvankelijk lager dan in de algemene bevolking (in 1998: 119,33 per 100.000 persoonsjaren versus 746,97 per 100.000 persoonsjaren) maar nam toe tot een vergelijkbaar niveau in 2017 (856,85 versus 788,59 per 100.000 persoonsjaren). Onder gedetineerde vrouwen was de incidentie van maligniteiten laag, en werd de ASIR niet-gerapporteerd.

De onderzoekers identificeerden 847 gedetineerde patiënten met een diagnose van een primaire invasieve maligniteit tussen begin 2012 en eind 2017, die 1:5 werden gematcht met patiënten in de algemene bevolking voor leeftijd (vijf-jaars groepen), geslacht, jaar van diagnose, locatie van de maligniteit, en ziektestadium. De gedetineerde patiënten hadden een verlaagde waarschijnlijkheid van het ondergaan van curatieve behandeling dan patiënten in de algemene bevolking (32,3% versus 41,5%; OR 0,72; 95%-bti 0,60-0,85). Gedetineerd zijn op het moment van diagnose van een maligniteit was geassocieerd met verhoogd risico van overlijden (HR 1,16; 95%-bti 1,03-1,30). Deze associatie werd ten dele verklaard door verschillen in curatieve behandeling en nadere correctie voor de route van diagnose.

De onderzoekers concluderen dat de incidentie van maligniteiten onder gedetineerden in Engeland toenam tussen begin 1998 en eind 2017, en dat tussen begin 2012 en eind 2017 gedetineerde patiënten met maligniteiten een lagere waarschijnlijkheid van curatieve behandeling en lagere overall survival hadden dan de algemene bevolking.

1.Lüchtenborg M, Huynh J, Armes J et al. Cancer incidence, treatment, and survival in the prison population compared with the general population in England: a population-based, matched cohort study. Lancet Oncol 2024;25:553-652

Summary: A poulation-based, matched cohort study in England found that among the prison population the incidence of cancer increased between 1998 and 2017, while between 2012 and 2017 cancer patients in prison were less likely to receive curative treatments and had lower overall survival than the general population.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)