Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Associatie tussen botpijn en overleving onder patiënten met mHSPC in de fase 3-studie SWOG-1216 (0)
2024-07-10 12:00   ( Nieuws )
Tags:  secondary analysis of SWOG-1216 metastatic hormone-sensitive prostate cancer
Prof. Neeraj AgarwalBotpijn is significant geassocieerd met slechtere overall survival onder patiënten met castratieresistent prostaatcarcinoom. Een secundaire analyse van de fase 3-studie SWOG-1216, in 248 centra in de Verenigde Staten, heeft onderzocht of deze associatie ook bestaat onder patiënten met metastatisch hormoon-gevoelig prostaatcarcinoom (mHSPC). Prof. Neeraj Agarwal (University of Utah, Salt Lake City) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

De studie includeerde nieuw-gediagnostiseerde mHSPC patiënten die werden gerandomiseerd naar androgeen deprivatietherapie (ADT) plus orteronel of ADT plus bicalutamide. De nu gepubliceerde analyse includeerde alle studiedeelnemers met beschikbare informatie over botpijn bij inclusie (n=1197), onder wie 301 met botpijn en 896 zonder botpijn. De mediane leeftijd van de patiënten was 67,6 jaar (IQR 61,8-73,6). De patiënten met baseline-botpijn waren gemiddeld jonger en hadden een hogere incidentie van hoog-volume ziekte. De figuur laat zien dat progressievrije overleving en overall survival significant slechter waren in de groep met baseline-botpijn.

De onderzoekers concluderen dat mHSPC-patiënten met botpijn bij diagnose slechtere overlevingsuitkomsten hadden dan mHSPC-patiënten zonder botpijn bij diagnose.

1.Gebrael G, Jo Y, Swami U et al. Bone pain and survival among patients with metastatic, hormone-sensitive prostate cancer. A secondary analysis of the SWOG-1216 trial. JAMA Network Open 2024;7:e2419966

Summary: Secondary analysis of the multicenter phase 3 SWOG-1216 trial found that among patients with metastatic hormone-sensitive prostate cancer, baseline bone pain was associated with worse survival outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van studies van nonrelapse mortaliteit na CAR T-celtherapie voor lymfoom en multipel myeloom (0)
2024-07-09 15:00   ( Nieuws )
Tags:  CAR T cell therapy nonrelapse mortality
Dr. Kai RejeskiChimeric antigen receptor (CAR) T-celtherapie kan de oncologische uitkomsten van verscheidene typen maligniteiten verbeteren, maar is ook geassocieerd met verhoogd risico van toxiciteiten die bijdragen aan morbiditeit en mortaliteit. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft het risico van nonrelapse mortaliteit (NRM) na CAR T-celtherapie voor lymfoom en multipel myeloom geïnventariseerd. Dr. Kai Rejeski (Ludwig-Maximilians Universiteit, München) en collega’s publiceren de analyse in Nature Medicine.1

In de literatuur tot maart 2024 identificeerden de onderzoekers 18 klinische en 28 real-world studies, met tezamen 7604 patiënten. NRM werd gerapporteerd voor 574 patiënten (7,55%). NRM-percentages liepen uiteen voor verschillende ziekte-entiteiten, en waren het hoogst onder patiënten met mantelcellymfoom (10,6%), gevolgd door multipel myeloom (8,0%), grootcellig B-cel lymfoom (6,1%), en indolent lymfoom (5,7%). Vergeleken met andere typen CAR T-celtherapie waren axicabtagene ciloleucel en ciltacabtagene autoleucel geassocieerd met de hoogste NRM-percentages onder patiënten met grootcellig B-cel lymfoom respectievelijk multipel myeloom. Iets meer dan de helft (50,9%) van de NRM werd toegeschreven aan infecties, gevolgd door secundaire maligniteiten (7,8%) en cardiovasculaire/respiratoire gebeurtenissen (7,3%). De specifieke CAR T-celtherapie bijwerkingen ICANS, CRS, en hemofagocytische lymfohistiocytose resulteerden met cumulatief 11,5% slechts in een minderheid van de NRM.

De onderzoekers concluderen dat de analyse NRM na CAR T-celtherapie voor lymfoom en multipel myeloom nader heeft gekarakteriseerd.

1.Cordas dos Santos DM, Tix T, Shouval T et al. A systematic review and meta-analysis of nonrelapse mortality after CAR T cell therapy. Nature Med 2024-03084-6

Summary: Systematic review and meta-analysis of 18 clinical trials and 28 real-world studies investigated nonrelapse mortality after CAR T cell therapy for lymphoma and multiple myeloma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve cohortstudie van risico van de ziekte van Parkinson in patiënten met hoofd-halscarcinoom (0)
2024-07-09 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HNC PD
Dr. Dong-Kyu KimHoofd-halscarcinomen (HNCs) zijn frequent geassocieerd met neurodegeneratie. Een retrospectieve studie op basis van gegevens in de database van de Korean National Health Insurance Service heeft het risico van de ziekte van Parkinson (PD) in HNC-patiënten geïnventariseerd. Dr. Il Hwan Lee en dr. Dong-Kyu Kim (Hallym Universiteit, Cuncheon, Zuid-Korea) publiceren de studie in Cancers.1

In de database identificeerden de onderzoekers 574 patiënten in de leeftijd van 55 jaar of ouder met een HNC-diagnose tussen begin 2003 en eind 2005, zonder geschiedenis van dementie. Met 1:4 propensity score matching voor sociaal-demografische factoren en jaar van diagnose werden in de database 2296 controlepersonen geselecteerd. Tijdens tien jaar follow-up (4077,7 persoonsjaren in de HNC-groep en 19.301,1 persoonsjaren in de controlegroep) was de incidentie van PD 4,17 per 1000 persoonsjaren in de HNC-groep en 2,18 per 1000 persoonsjaren in de controlegroep (aHR 1,89; 95%-bti 1,08-3,33). De PD-risico’s waren het hoogst onder HNC-patiënten in de leeftijd van 55 tot en met 69 jaar en onder patiënten met mondholtecarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat HNC-patiënten een verhoogd risico van PD hebben.

1.Lee IH, Kim D-K. Head and neck cancer: a potential risk factor for Parkinson’s disease? Cancers 2024;16:2486

Summary: A nationwide retrospective study in South Korea found that middle-aged HNC-patients had an increased risk of Parkinson’s disease.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Uitkomsten met chemotherapie en gerichte therapie voor midline laaggradig glioom in jonge kinderen (0)
2024-07-09 12:00   ( Nieuws )
Tags:  midline low-grade gliomas of early childhood
Dr. Margarita ZaytsevaMidline laaggradig glioom (mLGG) in jonge kinderen hebben slechtere prognose dan tumoren met andere locaties en in oudere patiënten. mLGGs zijn geassocieerd met afwijkende activering van de RAS-RAF-MEK route. Een retrospectieve studie van het Dmitry Rogachev Nationaal Medisch Onderzoekscentrum voor Pediatrische Hematologie, Oncologie, en Immunologie (Moskou) heeft uitkomsten met chemotherapie en gerichte therapie geïnventariseerd voor mLGGs in kinderen jonger dan drie jaar. Dr. Margarita Zaytseva en collega’s publiceren de studie in JCO Precision Oncology.1



De studie includeerde 40 patiënten, die moleculaire genetische analyse van tumorweefsel met PCR en RNA-sequencing ondergingen. In 26 patiënten werden KIAA1549::BRAF-fusies gezien, in 6 patiënten BRAF V600E, in 2 patiënten FGFR1::TACC1-fusies, en in 4 patiënten zeldzame fusietranscripten. De mediane follow-up was 3,5 jaar. Dertig patiënten kregen eerstelijns chemotherapie, zonder respons in 24 patiënten (80%). In 27 patiënten werd bij progressie gerichte therapie gestart (trametinib in 22 patiënten) op basis van de moleculaire bepalingen. Gerichte therapie werd gedurende mediaan 16 maanden toegediend, met partiële respons in 12 van 26 (46%) voor respons evalueerbare patiënten. Trametinib monotherapie resulteerde in toxiciteit in zeven patiënten.

De onderzoekers concluderen dat mLGGs in jonge kinderen vaak agressieve tumoren zijn met resistentie tegen chemotherapie. De meeste tumoren bevatten druggable moleculaire veranderingen.

1.Papusha L, Zaytseva M, Panferova A et al. Midline low-grade gliomas of early childhoog: focus on targeted therapies. JCO Precision Oncology 2024.00590

Summary: A retrospective study in Moscow found that midline low-grade gliomas in children younger than three years were frequently (24 of 30 patients) resistant to first-line chemotherapy, while most harbor druggable molecular targets and respond to targeted therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Laparoscopische versus open gastrectomie voor lokaal-gevorderd maagcarcinoom in oudere patiënten (0)
2024-07-08 15:00   ( Nieuws )
Tags:  LAGC in elderly patients laparoscopic versus open gastrectomy
Dr. Frrancesco PuccettiEr is geen duidelijkheid over de toepasbaarheid van minimaal-invasieve chirurgie voor lokaal-gevorderd maagcarcinoom (LAGC) in oudere patiënten. Een retrospectieve studie van San Raffaele Scientific Institute (Milaan) heeft uitkomsten van laparoscopische chirurgie voor LAGC in oudere patiënten vergeleken met die van open chirurgie. Dr. Francesco Puccetti en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 62 patiënten in de leeftijd van 75 jaar of ouder, die tussen begin 2015 en eind 2020 in San Raffaele gastrectomie ondergingen voor LAGC, onder wie 31 die laparoscopische chirurgie ondergingen en 31 die open chirurgie ondergingen. Er waren geen significante verschillen tussen beide groepen in patiëntkenmerken. In de laparoscopische versus de open groep waren er significant minder overall complicaties (45,2% versus 71,0%; p=0,039) en pulmonaire complicaties (0 versus 9,7%; p=0,038) en korter verblijf in het ziekenhuis (8 versus 12 dagen; p=0,007). De lymfeklieroogst verschilde niet significant tussen beide groepen. De figuur laat zien dat de overall survival beter was in de laparoscopische groep, en dat er geen verschillen tussen de groepen waren in ziektevrije overleving en ziektespecifieke overleving.

De onderzoekers concluderen dat laparoscopische gastrectomie voor LAGC in oudere patiënten effectief was en geassocieerd was met korte- en lang-termijn voordelen boven open gastrectomie.

1.Puccetti F, Cinelli L, Turi S et al. Short- and long-term advantages of laparoscopic gastrectomy for elderly patients with locally advanced cancer. Cancers 2024;16:2477

Summary: A retrospective study at San Raffaele Scientific Institute (Milan, Italy) found that among elderly patients with locally advanced gastric cancer, laparoscopic gastrectomy provided short- and long-term postoperative benefits when compared with open gastrectomy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van totale neoadjuvante therapie met mFOLFIRINOX voor LARC: lange-termijn uitkomsten van PRODIGE 23 (0)
2024-07-08 13:30   ( Nieuws )
Tags:  UNICANCER-PRODIGE 23 LARC total neoadjuvant therapy
Prof. Thierry ConroyStandaard-behandeling van lokaal-gevorderd rectumcarcinoom (LARC) met chemoradiotherapie (CRT), chirurgie, en adjuvante chemotherapie resulteert in goede lokale controle, maar afstandsmetastasen zijn niet ongebruikelijk. De fase 3-studie UNICANCER-PRODIGE 23, in 35 centra in Frankrijk randomiseerde LARC-patiënten (cT3 of cT4 M0) 1:1 naar al of niet neoadjuvante mFOLFIRINOX-chemotherapie voorafgaand aan de preoperatieve CRT. In 2021 is gepubliceerd dat de ziektevrije overleving significant beter was in de groep met mFOLFIRINOX. Prof. Thierry Conroy (Institut de cancérologie de Lorraine, Vandoeuvre-lès-Nancy) en collega’s publiceren nu in Annals of Oncology lange-termijn resultaten van de studie.1

De studie includeerde 461 patiënten die werden gerandomiseerd naar neoadjuvant mFOLFIRINOX voorafgaand aan standaard-therapie (n=231) of standaard-therapie (n=230). Met mediaan 82,2 maanden follow-up waren de zeven-jaars ziektevrijeoverlevingspercentages 67,6% in de neoadjuvante chemotherapiegroep versus 62,5% in de standaard-therapiegroep (p=0,048; RMST verschil 5,73 maanden); de zeven-jaars metastasevrije-overlevingspercentages waren 79,2% versus 72,3% (p=0,021; RMST verschil 6,1 maanden); en de zeven-jaar overall survival percentages waren 81,9% versus 76,1% (p=0,033; RMST verschil 4,37 maanden). Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van neoadjuvant mFOLFIRINOX aan standaard-behandeling voor LARC resulteerde in significante verlenging van ziektevrije overleving, metastasevrije overleving, en overall survival.

1.Conroy T, Castan F, Etienne P-L et al. Total neoadjuvant therapy with mFOLFIRINOX versus preoperative chemoradiotherapy in patients with locally advanced rectal cancer: long-term results of the UNICANCER-PRODIGE 23 trial. Ann Oncol 2024.06.019

Summary: Long-term follow-up of the multicenter phase 3 UNICANCER-PRODIGE 23 trial in France found that addition of neoadjuvant mFOLFIRINOX chemotherapy to standard therapy for locally advanced rectal cancer resulted in improved disease-free, metastasis-free, and overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van infliximab voor steroïden-refractaire hepatitis na ICIs voor maligniteiten (0)
2024-07-08 12:00   ( Nieuws )
Tags:  steroid-refractory immune-related hepatitis infliximab
Dr. Egle RamelyteImmuuncheckpointremmers (ICIs) voor maligniteiten kunnen langdurige respons induceren, maar zijn ook geassocieerd met verhoogd risico van immuungerelateerde bijwerkingen (irAEs). Een relatief frequente irAE is hepatitis, die in veel gevallen goede respons heeft op corticosteroïden. In steroïden-refractaire irHepatitis is nadere therapie vereist. Anti-TNF-antilichamen worden gebruikt voor het management van verschillende irAEs, maar worden niet aanbevolen voor irHepatitis op grond van schaarse rapporten van drug-induced liver injury (DILI). Een retrospectieve studie in het Universiteitsziekenhuis Zürich (Zwitserland) heeft infliximab voor steroïden-refractaire irHepatitis geëvalueerd. Dr. Egle Ramelyte en collega’s publiceren de studie in het Journal for ImmunoTherapy of Cancer.1

De studie includeerde tien patiënten die infliximab 5 mg/kg kregen voor graad 3 (50%) of graad 4 (50%) steroïden-refractaire irHepatitis na ICI-behandeling voor melanoom. De mediane leeftijd bij het ontstaan van irHepatitis was 64,5 jaar. Positieve respons op infliximab werd gedefinieerd als geen verdere toename van ALT/AST boven 50% van het niveau bij de eerste infliximab-infusie en controle van hepatitis zonder behandeling behalve steroïden. De figuur laat zien dat positieve respons werd gezien in zeven van tien patiënten. In twee patiënten werd toename van ALT/AST boven 50% gezien voordat de irHepatitis gecontroleerd was. Eén van tien patiënten had andere behandeling dan steroïden en infliximab nodig. Bij mediane follow-up van 487 dagen hadden 90% van de patiënten resolutie van irHepatitis zonder AST/ALT-verhoging.

De onderzoekers concluderen dat behandeling van irHepatitis met infliximab niet resulteerde in hepatotoxiciteit en leidde tot langdurige respons in negen van tien patiënten.

1.Burri E, Mangana K, Cheng PF et al. Infliximab in steroid-refractory immune-related hepatitisi does not demonstrate hepatotoxicity and may shorten time on steroids. J ImmunoTher Cancer 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective study at the University Hospital Zurich (Switzerland) found that treatment of immune-related hepatitis with infliximab did not result in hepatotoxicity and led to long-lasting positive response in 9 of 10 cases.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van radiotherapie versus chirurgie na neoadjuvante therapie voor potentieel resectabel stadium III NSCLC (0)
2024-07-07 15:00   ( Nieuws )
Tags:  potentially resectable stage III NSCLC radiotherapy versus surgical resection
Neoadjuvante chemo-immuuntherapie gevolgd door chirurgie is de aanbevolen behandeling voor resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Een aanzienlijk percentage van de patiënten wijst echter chirurgie af. Een retrospectieve studie van de Chinese Academy of Medical Sciences & Peking Union Medical College (Beijing) heeft uitkomsten met radiotherapie versus chirurgie na neoadjuvante chemo-immuuntherapie voor stadium III NSCLC vergeleken. Prof. Mengzhao Wang en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 175 patiënten die na neoadjuvante chemo-immuuntherapie radiotherapie (n=50) of chirurgie (n=125) ondergingen. In niet-gecorrigeerde analyse was de progressievrije overleving slechter in de radiotherapiegroep (HR 2,23; p=0,008). Na 1:1 propensity score matching (twee groepen van ieder veertig patiënten) was de mediane PFS 30,8 maanden in de radiotherapiegroep en niet bereikt in de chirurgiegroep (HR 1,46; p=0,390) met 12- en 24-maands PFS-percentages 90,4% respectievelijk 69,0% in de radiotherapiegroep en 94,1% respectievelijk 73,9% in de chirurgiegroep. Er waren geen graad 5 treatment-related adverse events; graad 3 of 4 TRAEs werden gezien in 62,5% van de patiënten in de radiotherapiegroep en 55,0% in de chirurgiegroep.

De onderzoekers concluderen dat radiotherapie een viabel alternatief voor chirurgie kan zijn na chemo-immuuntherapie voor stadium III NSCLC.

1.Li R, Xu Y, Zhao J et al. Comparison of radiotherapy versus surgical resection following neoadjuvant chemoimmunotherapy in potentially resectable stage III non-small-cell lung cancer: a propensity score matching analysis. Lung Cancer 2024.107884

Summary: A retrospective study at the Chinese Academy of Medical Sciences & Peking Union Medical College (Beijing) found that radiotherapy may be a viable alternative to surgery in patients with resectable stage III NSCLC after initial neoadjuvant chemoimmunotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)