Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Meta-analyse van studies van toevoegen van immuuntherapie aan eerstelijns chemotherapie voor gevorderd endometriumcarcinoom (0)
2024-03-02 13:00   ( Nieuws )
Tags:  advanced endometrial cancer adding immunotherapy to first-line chemotherapy
Prof. Giorgio BoganiIntroductie van immuuntherapie heeft geleid tot aanzienlijke veranderingen in de behandelingen voor endometriumcarcinoom. Een meta-analyse van gepubliceerde fase 3-studies heeft de overlevingsimpact van toevoegen van immuuntherapie aan eerstelijns chemotherapie voor lokaal-gevorderd of metastatisch endometriumcarcinoom geïnventariseerd. Prof. Giorgio Bogani (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de meta-analyse in Annals of Oncology.1



De meta-analyse includeerde 2320 patiënten die waren behandeld in het kader van vier fase 3-studies. De patiënten in de armen met immuuntherapie plus chemotherapie hadden significant betere progressievrije overleving dan de patiënten in de armen met alleen chemotherapie (HR 0,70; 95%-bti 0,62=0,79); een profijt dat werd gezien in alle onderscheiden patiëntengroepen. Het PFS-profijt was meer gepronceerd onder de 563 patiënten met MMRd/MSI-H tumoren (HR 0,33; 95%-bti 0,23-0,45) maar werd ook gezien onder de 1757 patiënten met MMRp/MSS tumoren (0,74; 0,60-0,91). De overall survival data waren niet matuur, maar wezen op een betere OS met immuuntherapie plus chemotherapie dan met alleen chemotherapie (HR 0,75; 95%-bti 0,63-0,89).

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van immuuntherapie aan eerstelijns chemotherapie voor lokaal-gevorderd of metastatisch endometriumcarcinoom geassocieerd was met betere overlevingsuitkomsten, met name in de MMRd/MSI-H subset.

1.Bogani G, Monk BJ, Powell MA et al. Adding immunotherapy to first-line treatment of advanced and metastatic endometrial cancer. Ann Oncol 2024.02.006

Summary: Meta-analysis of four phase 3 trials (2320 patients) found that among patients with locally advanced or metastatic endometrial cancer, adding of immunotherapy to first-line chemotherapy was associated with significantly improved survival outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Twintig-jaars mortaliteitsrisico onder mannen met stadium I tot en met III hormoonreceptor-positief mammacarcinoom (0)
2024-03-01 16:00   ( Nieuws )
Tags:  stage I-III HR-positive breast cancer in men 20-year mortality
Dr. José LeoneOnder vrouwen met hormoonreceptor-positief mammacarcinoom (HR+ BC) blijft het risico van afstandsrecidief en ziektespecifiek overlijden (BCSM) tenminste twintig jaar na de diagnose verhoogd. Een cohortstudie op basis van gegevens in de SEER-database heeft het risico van twintig-jaars BCSM onder mannen met HR+ BC geïnventariseerd. Dr. José Leone (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 2836 mannen met een diagnose stadium I tot en met III HR+ BC tussen begin 1990 en eind 2008. De mediane leeftijd bij diagnose was 67 jaar (IQR 57-76). De mediane follow-up was 15,41 jaar (IQR 12,08-18,67). Het cumulatieve twintig-jaars risico van BCSM was 12,4% onder mannen met stadium I ziekte; 26,2% onder mannen met stadium II ziekte; en 46,0% onder mannen met stadium III ziekte. Met toename van de nodale categorie nam het BCSM-risico toe. Onder patiënten die vijf jaar na de diagnose overleefde was het gecorrigeerde BCSM-risico hoger voor patiënten jonger dan 50 jaar versus ouder dan 64 jaar, onder patiënten met graad II of III/IV versus patiënten met graad I tumoren, en stadium II of III versus stadium I ziekte.


De onderzoekers concluderen dat onder mannen met stadium I tot en met III HR+ BC, het BCSM-risico tenminste twintig jaar aanhoudt.

1.Leone J, Hassett MJ, Freedman RA et al. Mortality risks over 20 years in men with stage I to III hormone receptor-positive breast cancer. JAMA Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: An observational cohort study using the SEER-database found that among men with stage I to III HR-positive breast cancer, the risk of breast cancer-specific mortality persisted for at least 20 years.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen preventieve bilaterale ovariëctomie en all-cause mortaliteit onder vrouwen met BRCA1/2 pathogene varianten (0)
2024-03-01 14:30   ( Nieuws )
Tags:  women with BRCA1 2 PVs bilateral oophorectomy and all-cause mortality
Prof. Steven NarodPreventieve bilaterale salpingo-ovariëctomie (BSO) verlaagt het risico van ovariumcarcinoom onder vrouwen met pathogene varianten in BRCA1 of BRCA2. De associatie van preventieve bilaterale ovariëctomie met all-cause mortaliteit is echter nog niet goed onderzocht. Een multinationale longitudinale cohortstudie heeft deze associatie geïnventariseerd. Prof. Steven Narod (Women’s College Research Institute, Toronto) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 4332 vrouwen met een BRCA1/2 PV (vrij van maligniteiten; gemiddelde leeftijd 42,6 jaar) onder wie 2932 (67,8%) kozen voor preventieve ovariëctomie op gemiddelde leeftijd van 45,4 jaar (range 23,0-77,0). Na gemiddeld 9,0 jaar follow-up waren in het cohort in 851 vrouwen tezamen 951 incidente maligniteiten gediagnostiseerd en waren 228 vrouwen overleden (57 aan ovariumcarcinoom, 58 aan mammacarcinoom, 16 aan peritoneumcarcinoom, en 97 aan andere oorzaken). Leeftijds-gecorrigeerd HR voor all-cause mortaliteit geassocieerd met ovariëctomie was 0,32 (p<0,001); onder vrouwen met BRCA1 PVs was de HR 0,28 (p<0,001) en onder vrouwen met BRCA2 PVs was de HR 0,43 (p=0,03). Onder vrouwen met BRCA1 PVs die op leeftijd 35 jaar ondergingen was de cumulatieve all-cause mortaliteit tot de leeftijd van 75 jaar 25%, vergeleken met 62% onder vrouwen die geen ovariëctomie ondergingen. Onder vrouwen met BRCA2 PVs waren de corresponderende percentages 14% en 28%.

De onderzoekers concluderen dat onder vrouwen met BRCA1 of BRCA2 PVs, preventieve ovariëctomie geassocieerd was met significante verlaging van de all-cause mortaliteit.

1.Kotsopoulos J, Gronwald J, Huzarski T et al. Bilateral oophorectomy and all-cause mortality in women with BRCA1 and BRCA2 sequence variations. JAMA Oncology 2024; epub ahead of print

Summary: A multinational longitudinal cohort study found that among women with BRCA1 or BRCA2 pathogenic variants, preventive bilateral oophorectomy was associated with a significant reduction in all-cause mortality.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale gerandomiseerde studie van simpele versus radicale hysterectomie voor laag-risico cervixcarcinoom (0)
2024-03-01 13:00   ( Nieuws )
Tags:  CX.5 SHAPE trial low-risk cervical cancer simple versus radical hysterectomy
Prof. Marie PlanteIn retrospectieve studies is gezien dat de incidentie van parametriale infiltratie laag is in patiënten met vroeg-stadium laag-risico cervixcarcinoom. Het is mogelijk dat radicale hysterectomie in deze patiënten niet vereist is. De multinationale gerandomiseerde noninferioriteits-studie CX.5 SHAPE heeft simpele versus radicale hysterectomie onder vrouwen met laag-risico cervixcarcinoom vergeleken. Prof. Marie Plante (Centre Hospitalier Universitaire de Québec, Canada) en collega’s publiceren de studie in The New England Journal of Medicine.1

De studie includeerde 700 vrouwen met laag-risico cervixcarcinoom, gedefinieerd als lesies van ten hoogste 2 cm met beperkte stroma-invasie. De meeste patiënten hadden stadium IB1 tumoren (91%), hadden tumoren met squameuscellige histologie (61,7%), en hadden graad 1 of 2 ziekte (59,3%). De patiënten werden gerandomiseerd naar simpele hysterectomie (n=350) of radicale hysterectomie (n=350). Het primaire eindpunt was recidief in het pelvisch gebied (‘pelvisch recidief’) na drie jaar, met 4 procentpunten als noninferioriteits-marge. De mediane follow-up was 4,5 jaar. De incidentie van pelvisch recidief na drie jaar was 2,17% in de groep met radicale hysterectomie versus 2,52% in de groep met simpele hysterectomie (absoluut verschil 0,35%; 90%-bti -1,62 tot 2,32). De incidentie van urine-incontinentie was 2,4% in de groep met simplele hysterectomie versus 5,5% in de groep met radicale hysterectomie binnen vier weken na chirurgie (p=0,048) en 4,7% versus 11,0% (p=0,003) na de vierde week na chirurgie; de incidentie van urine-retentie was 0,6% versus 11,0% (p<0,001) binnen vier weken na chirurgie en 0,6% versus 9,9% (p<0,001) na de vierde week na chirurgie.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met laag-risico cervixcarcinoom. Simpele hysterectomie niet-inferieur was ten opzichte van radicale hysterectomie voor het eindpunt drie-jaars pelvisch recidief, en geassocieerd was met lager risico van urine-incontinentie of –retentie (quick take video summary).

1.Plante M, Kwon JS, Ferguson S et al. Simple versus radical hysterectomy in women with low-risk cervical cancer. N Engl J Med 2024;390:819-829

Summary: The multinational randomized CX.5 SHAPE trial found that among patients with low-risk cervical cancer, simple hysterectomy was not inferior to radical hysterectomy with respect to the 3-year incidence of pelvic recurrence, and was associated with a lower risk of urinary incontinence or retention. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 1-2 studie van pivekimab sunirine voor recidiverend of refractair acute myeloïde leukemie (0)
2024-02-29 16:00   ( Nieuws )
Tags:  R R AML pivekimab sunirine
Prof. Naval DaverIn verscheidene hematologische maligniteiten, waaronder AML, is overexpressie van CD123 waargenomen. Pivekimab sunirine (IMGN632) is een first-in-class antibody-drug conjugate bestaande uit een CD123-antilichaam, een cleavable linker, en een indolinobenzodiazepine pseudodimeer payload. Een fase 1-2 studie in negen centra in Frankrijk, Italië, Spanje, en de Verenigde Staten heeft pivekimab sunirine voor CD123-positieve hematologische maligniteiten geëvalueerd. Prof. Naval Daver (MD Anderson Cancer Center, Houston TX) en collega’s publiceren in The Lancet Oncology resultaten in het cohort van patiënten met recidiverend of refractair (R/R) AML.1

De studie includeerde 68 volwassen patiënten met R/R AML en een ECOG performance status 0 of 1. De patiënten kregen oplopende doseringen (0,015 tot 0,450 mg/kg) pivekimab sunirine eens per drie weken. Als aanbevolen fase 2-dosering werd gekozen voor 0,045 mg/kg iedere drie weken. Onder de 29 patiënten die met deze dosering behandeld werden waren de meest-waargenomen graad 3 of hoger treatment-related adverse events febriele neutropenie (10% van de patiënten), infusiereacties (7%), en anemie (7%). Onder deze patiënten waren er 6 met overall respons (21%; 95%-bti 8-40) en 5 met complete respons (17%; 6-36). Onder de 68 patiënten overleed één aan onbekende oorzaak die met de behandeling zou kunnen samenhangen (in het 0,300 mg/kg cohort).

De onderzoekers concluderen dat pivekimab sunirine monotherapie activiteit had voor R/R AML.

1.Daver NG, Montesinos P, DeAngelo DJ et al. Pivekimab sunirine (IMGN632), a novel CD123-targeting antibody-drug conjugate, in relapsed or refractory acute myeloid leukaemia: a phase 1/2 study. Lancet Oncol 2024;25:388-399

Summary: A phase 1-2 study at nine centers in four countries found activity of pivekimab sunirine for relapsed or refractory AML.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Incidentie van en risicofactoren voor tweede primair invasief melanoom in Noorwegen (0)
2024-02-29 14:30   ( Nieuws )
Tags:  second primary invasive melanoma
Dr. Reza GhiasvandPatiënten met een diagnose primair invasief melanoom hebben een hoog risico van een volgend primair melanoom. Een cohortstudie in Noorwegen heeft de incidentie van en risicofactoren voor een tweede primair invasief melanoom geïnventariseerd. Dr. Reza Ghiasvand (Academisch Ziekenhuis Oslo) en collega’s publiceren de studie in JAMA Dermatology.1


De onderzoekers identificeerden in het Noorse Kreftregisteret 19.196 volwassen patiënten met een diagnose primair invasief melanoom in Noorwegen tussen begin 2008 en eind 2020. De gemiddelde leeftijd bij diagnose was 62 ± 16 jaar (range 18-104) en 51% van de patiënten waren vrouwen. Het primair eindpunt van de studie was de incidentie van een tweede melanoom gediagnostiseerd tenminste 30 dagen na het eerste. De incidentie van een tweede melanoom was 16,8 (95%-bti 14,9-18,7) per 1000 persoonsjaren in het eerste jaar na diagnose van een eerste melanoom, afnemend tot 7,3 (6,0-8,6) per 1000 persoonsjaren in het tweede jaar, en vervolgens stabiliserend. De mediane tijd tussen het eerste en tweede melanoom nam af met toenemende leeftijd: 37 maanden (95%-bti 8-49) in patiënten jonger dan veertig jaar bij eerste diagnose, 18 maanden (13-24) in patiënten in de leeftijd van vijftig tot zestig jaar bij eerste diagnose, en 11 maanden (7-18) in patiënten in de leeftijd van tachtig jaar of ouder bij eerste diagnose. Het tweede melanoom was op dezelfde lokatie als het eerste in 47% van de patiënten. Mannelijk geslacht was geassocieerd met verhoogd risico van tweede melanoom (RR 1,37; 95%-bti 1,18-1,59).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met een eerste invasief melanoom, hogere leeftijd en mannelijk geslacht risicofactoren waren voor een tweede melanoom.

1.Ghiasvand R, Green A, Veierød MB, Robsahm TE. Incidence and factors associated with second primary invasive melanoma in Norway. JAMA Dermatol 2024;2023.6251

Summary: A cohort study in Norway found that among patients with primary invasive melanoma, older age and male sex were associated with increased risk of a second primary invasive melanoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve cohortstudie van associatie tussen serum tumormarkers en uitkomsten van appendix-adenocarcinoom (0)
2024-02-29 13:00   ( Nieuws )
Tags:  appendiceal adenocarcinoma CEA CA19-9 CA125
Dr. John Paul ShenDe serum-tumormarkers CEA, CA19-9, en CA125 zijn nuttig voor het management van gastroïntestinale en gynecologische maligniteiten. Er is weinig informatie beschikbaar over bruikbaarheid van deze markers voor het management van adenocarcinoom van de appendix (AA). Een retrospectieve cohortstudie van MD Anderson Cancer Center (Houston TX) heeft de associatie van de markers met uitkomsten van AA-patiënten geïnventariseerd. Dr. John Paul Shen en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 1338 patiënten met een AA-diagnose tussen maart 2016 en juni 2023 en informatie over het niveau van tenminste één serum-tumormarker. De mediane leeftijd bij diagnose was 56,5 jaar (range 22,3-89,6) en de mediane follow-up was 52 maanden (IQR 21-101). De meerderheid van de patiënten (80,7%) had metastatische ziekte. CEA was verhoogd in 56% van de geteste patiënten, terwijl CA19-9 en CA125 verhoogd waren in 34% respectievelijk 27%. De vijf-jaars overlevingspercentages waren 81% versus 95% in geval van verhoogd versus normaal CEA (HR 4,0; 95%-bti 2,9-5,6), 84% versus 92% voor verhoogd versus normaal CA19-9 (2,2; 1,4-3,4), en 69% versus 93% voor verhoogd versus normaal CA125 (4,6; 2,7-7,8). Kwantitatieve evaluatie van de tumor markers was eveneens geassocieerd met uitkomsten. Vergelijkbare associaties werden gezien bij beperking van de analyses tot patiënten met metastatische ziekte.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met een AA-diagnose, verhoogde serumwaarden van CEA, CA19-9, en CA125 geassocieerd waren met kortere overleving.

1.Yousef A, Yousef M, Zeineddine MA et al. Serum tumor markers and outcomes in patients with appendiceal adenocarcinoma. JAMA Network Open 2024;7:e240260

Summary: A retrospective cohort study at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that among patients with appendiceal adenocarcinoma, serum tumor markers CEA, CA19-9, and CA125 were associated with overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van stereotactische ablatieve radiotherapie voor primair niercelcarcinoom (0)
2024-02-28 16:00   ( Nieuws )
Tags:  FASTRACK II trial RCC SABR
Prof. Shankar SivaStereotactische ablatieve radiotherapie (SABR) is een optie voor patiënten met primair niercelcarcinoom (RCC) die geen chirurgische resectie ondergaan. De fase 2-studie FASTRACK II, in zeven centra in Australië en één centrum in Nederland, evalueerde SABR voor primair RCC. Prof. Shankar Siva (Peter MacCallum Cancer Centre, Melbourne) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde volwassen patiënten met behandeling-vereisend biopsie-bevestigd RCC (één lesie, maximaal 10 cm in grootste diameter) die geen kandidaten waren voor chirurgische resectie, en een ECOG performance status 2 of beter. De patiënten hadden geen eerdere systemische behandeling voor RCC gekregen. De patiënten kregen een enkele fractie SABR 26 Gy voor tumoren 4 cm of kleiner, of 42 Gy in drie fracties voor tumoren van 4 tot 10 cm. Het primaire eindpunt was lokale controle na een jaar.

De studie includeerde 70 patiënten (mediane leeftijd 77 jaar; IQR 70-82; 49 mannen en 21 vrouwen). De mediane grootte van de tumoren was 4,6 cm (IQR 3,7-5,5). Alle patiënten hadden T1-T2a en N0-N1 ziekte. Drieëntwintig patiënten kregen enkele-fractie SABR en 47 kregen drie-fractie SABR. De mediane follow-up was 43 maanden (IQR 38-60). Lokale controle na een jaar was 100%. Zeven patiënten (10%) hadden graad 3 treatment-related adverse events; er waren geen graad 4 of 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat SABR een effectieve behandelstrategie was voor RCC in patiënten die geen chirurgie konden of wilden ondergaan, met een acceptabel bijwerkingenprofiel en nierfunctie na SABR.

1.Siva S, Bressel M, Sidhom M et al. Stereotactic ablative body radiotherapy for primary kidney cancer (TROG 15.03 FASTRACK II): a non-randomised phase 2 trial. Lancet Oncol 2024;25:308-316

Summary: The multicenter phase 2 FASTRACK II trial found that among patients with primary renal cell carcinoma who did not undergo surgical resection, SABR was an effective treatment strategy, with an acceptable side-effect profile and renal function after SABR.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)