Tussen begin maart 2021 en eind maart 2024 kregen in het ziekenhuis van de universiteit 144 TNBC-patiënten neoadjuvante therapie: 42 kregen NAC met paclitaxel/carboplatine gevolgd door doxorubicine, en 122 kregen NACIT (NAC plus pembrolizumab). SMD werd bepaald met CT op L3-niveau. Hogere SMD was significant geassocieerd met jeugdigere leeftijd, lagere body mass index, en minder comorbiditeiten. In de groep die NACIT kreeg was hoge SMD (n=68) vergeleken met lage SMD (n=34) geassocieerd met hoger pCR-percentage (63,2% versus 44,1%; p=0,066). In multivariate analyse waren hogere SMD (per 5-eenheden toename OR 1,67; p=0,003) en hogere PD-L1 combined positive score (per 10-eenheden toename OR 1,38; p=0,019) voorspellen voor het bereiken van pCR. De mediane gebeurtenisvrije overleving (EFS) was significant langer in de groep met hoge SMD (p=0,017) en onder patiënten met pCR (p<0,001). In de NACT-groep was de SMD niet geassocieerd met pCR of EFS.
De onderzoekers concluderen dat CT-bepaalde SMD een reflectie was van fysieke reserve in TNBC-patiënten die neoadjuvante therapie kregen. SMD was een predictieve marker voor werkzaamheid van NACIT.
1.Mun HS, Kim SH, Lee J et al. Skeletal muscle density as a predictive marker for pathologic complete response in triple-negative breast cancer treated with neoadjuvant chemoimmunotherapy. Cancers 2025;17:1768
Summary: A retrospective study at The Catholic University of Korea (Seoul) found that CT-meaured skeletal muscle density reflected the physical reserve in TNBC patients receiving neadjuvant therapy and was a predictive marker for achieving pCR to neoadjuvant chemo-immunotherapy.
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)