Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Associatie tussen etniciteit en ontwikkeling van prostaatcarcinoom na verhoogd PSA-testresultaat (0)
2024-03-03 14:30   ( Nieuws )
Tags:  association of ethnicity and prostate cancer after raised PSA test result
Dr. Tanimola MartinsZwarte mannen hebben hogere PSA-waarden en hogere prostaatcarcinoom (PrCa)-incidentie en –mortaliteit dan blanke mannen, terwijl Aziatische mannen lagere PrCA-incidentie en –mortaliteit hebben dan blanke mannen. Een retrospectieve cohortstudie onder mannen in de eerstelijns zorg in het Verenigd Koninkrijk heeft de associatie tussen etniciteit en de ontwikkeling van PrCa na een verhoogd PSA-testresultaat geïnventariseerd. Dr. Tanimola Martins (University of Exeter) en collega’s publiceren de studie in BMC Medicine.1

In de Clinical Practice Research Datalink van Britse huisartsenpraktijken (2010 tot en met 2017) identificeerden de onderzoekers 730.515 mannen (88,9% blank) in de leeftijd van 40 jaar of ouder die tenminste één PSA-test hadden ondergaan, met bekende etniciteit, en zonder geschiedenis van een maligniteit. Zwarte mannen hadden over het algemeen hogere PSA-waarden dan blanke mannen, vooral onder mannen in de leeftijd hoger dan 60 jaar. De figuur laat zien dat in het jaar na een test met een verhoogd PSA-resultaat zwarte mannen een hogere incidentie van PrCa hadden dan blanke mannen, en dat Aziatische mannen een lagere incidentie van PrCa hadden dan blanke mannen, maar dat er geen etniciteit-gebonden verschillen waren in incidentie van gevorderd PrCa (T-stadium 3 or 4 of M-stadium 1) in het eerste jaar na een verhoogd PSA-testresultaat. De piek-incidentie van PrCa werd in alle etnische groepen gezien in de leeftijd van 70 tot 80 jaar.

De onderzoekers concluderen dat in het eerste jaar na een verhoogd PSA-testresultaat PrCa meer frequent werd gediagnostiseerd onder zwarte mannen dan onder blanke mannen

1.Down L, Barlow M, Bailey SER et al. Association between patient ethnicity and prostate cancer diagnosis following a prostate-specific antigen test: a cohort study of 730,000 men in primary care in the UK. BMC Med 2024;22:82

Summary: A retrospective study among men with a raised PSA test result in primary care in the UK found that in the first year after the test more prostate cancer was diagnosed in Black men compared with White men, while Asian men had the lowest incidence of prostate cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van gerandomiseerde studies van glutamine voor behandeling van radiodermatitis in patiënten met maligniteiten (0)
2024-03-03 13:00   ( Nieuws )
Tags:  radiodermatitis glutamine
Prof. Tsai-Wei HuangRadiodermatitis, resulterend in pijn, infectie, en slechte kwaliteit van leven, wordt gezien in een substantieel percentage van patiënten die radiotherapie krijgen. Glutamine is een populair voedingssupplement onder patiënten met maligniteiten. Een meta-analyse van gerandomiseerde studies heeft de impact van gebruik van glutamine op radiodermatitis geïnventariseerd. Prof. Tsai-Wei Huang (Taipei Medische Universiteit, Taiwan) en collega’s publiceren de meta-analyse in Supportive Care in Cancer.1

In de literatuur tot maart 2023 identificeerden de onderzoekers vijf voor het onderwerp relevante gerandomiseerde studies, met tezamen 218 deelnemers, onder wie 110 gerandomiseerd waren naar gebruik van glutamine 10 tot 30 mg per dag, en 108 naar placebo. Radiodermatitis werd gezien in 89 van 110 glutaminegebruikers versus 99 van 108 placebogebruikers (RR 0,90; p=0,05; I2=7%). De figuur laat zien dat matige of ernstige radiodermatitis significant minder frequent was in de glutaminegroep dan in de placebogroep (RR 0,49; p=0,001; I2=52%). Deze heterogeniteit was lager onder patiënten die 20 tot 30 g glutamine per dag gebruikten (RR 0,60; 95%-bti 0,41-0,87; I2=0%).


De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die radiotherapie kregen voor maligniteiten, gebruik van glutamine geassocieerd was met lagere incidentie van radiodermatitis, en dat gebruik van dosering 20-30 g per dag geassocieerd was met lagere incidentie van matige tot ernstige radiodermatitis.

1.Chang H-C, Huang W-Y, Chen P-H et al. Effectiveness of glutamine for the treatment of radiodermatitis in cancer patients: a meta-analysis of randomized controlled trials. Supp Care Cancer 2024; 32:201

Summary: Meta-analysis of five randomized clinical trials found that among patients receiving radiotherapy for cancer, use of glutamine 20-30 g/d was associated with significantly reduced incidence of radiodermatitis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Sacituzumab govitecan voor metastatisch triple-negatief mammacarcinoom: finale resultaten van fase 3-studie ASCENT (0)
2024-03-02 16:00   ( Nieuws )
Tags:  ASCENT final results SG for mTNBC
Dr. Aditya BardiaDe multinationale fase 3-studie ASCENT randomiseerde patiënten met eerder-behandeld metastatisch triple-negatief mammacarcinoom (mTNBC) 1:1 naar het anti-Trop-2 antibody-drug conjugate sacituzumab govitecan (SG; n=267) of single-agent chemotherapie naar keuze van de behandelaar (TPC; n=262). In 2021 werd de primaire analyse van de studie gepubliceerd, die liet zien dat progressievrije overleving en overall survival significant langer waren in de SG-groep dan in de TPC-groep. Dr. Aditya Bardia (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology finale resultaten van de studie.1

De figuur laat zien dat in de nu gepubliceerde analyse de mediane progressievrije overleving 4,8 maanden was in de SG-groep versus 1,7 maanden in de TPC-groep (HR 0,41; 95%-bti 0,33-0,52) en de mediane overall survival 11,8 maanden was in de SG-groep versus 6,9 maanden in de TPC-groep (0,51; 0,42-0,63). SG versus TPC was in elk expressiekwartiel van Trop-2 geassocieerd met significant betere PFS en een trend van betere OS. SG had een manageable veiligheidsprofiel, met geen behandelings-gerelateerde gevallen van overlijden. Het veiligheidsprofiel was consistent over alle subgroepen.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten het klinisch profijt van SG versus TPC bevestigen. SG is een effectieve optie voor mTNBC in de tweede of latere lijn.

1.Bardia A, Rugo HS, Tolaney SM et al. Final results from the randomized phase III ASCENT clinical trial in metastatic triple-negative breast cancer and association of outcomes by human epidermal growth factor receptor 2 and trophoblast cell surface antigen 2 expression. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Final analysis of the phase 3 ASCENT trial confirmed the clinical benefit of sacituzumab govitecan over chemotherapy as second or later line of therapy in patients with metastatic triple-negative breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

MRI-surveillance en mammacarcinoom-specifieke mortaliteit onder vrouwen met BRCA1/2 pathogene varianten (0)
2024-03-02 14:30   ( Nieuws )
Tags:  BRCA1 2 PVs MRI surveillance and breast cancer mortality
Prof. Jan LubinskiMRI-surveillance kan het risico van mammacarcinoom onder vrouwen met een pathogene variant (PV) in BRCA1 of BRCA2 verlagen. De associatie tussen MRI-surveillance en mammacarcinoom-specifieke mortaliteit (BCSM) is nog niet duidelijk. Een multinationale prospectieve studie heeft deze associatie geïnventariseerd. Prof. Jan Lubinski (Pomeriaanse Medische Universiteit, Szczecin, Polen) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde tussen begin 1995 en eind 2015 vrouwen met een BRCA1/2 PV vastgesteld in 59 centra in elf landen. De gemiddelde leeftijd bij inclusie was 41,2 jaar (range 30-69). Geschiedenis van mammacarcinoom, eerdere MRI-screening, en bilaterale mastectomie waren exclusiecriteria. De vrouwen werden gevolgd vanaf de leeftijd 30 jaar (of de datum van inclusie) tot leeftijd 75 jaar, laatste follow-up, of overlijden aan mammacarcinoom.

Onder de 2448 geïncludeerde vrouwen waren er 2004 met een BRCA1 PV en 484 met een BRCA2 PV. Tenminste één screening MRI werd gerapporteerd door 1756 deelnemers (70,6%). Na gemiddeld 9,2 jaar follow-up was mammacarcinoom gediagnostiseerd in 344 deelnemers (13,8%) en waren 35 vrouwen (1,4%) aan mammacarcinoom overleden. De figuur laat zien dat MRI-screening geassocieerd was met verlaagde BCSM. De leeftijds-gecorrigeerde HRs voor BCSM geassocieerd met MRI-surveillance waren 0,20 (p<0,001) voor vrouwen met BRCA1 PVs en 0,87 (p=0,93) voor vrouwen met BRCA2 PVs.

De onderzoekers concluderen dat onder vrouwen met een BRCA1 pathogene variant, MRI-surveillance geassocieerd was met significant verlaagd BCSM.

1.Lubinski J, Kotsopoulos J, Moller P et al. MRI surveillance and breast cancer mortality in women with BRCA1 and BRCA2 sequence variations. JAMA Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: A multinational prospective study found that among women with BRCA1 pathogenic variant, MRI surveillance was associated with reduced breast cancer mortality risk.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van studies van toevoegen van immuuntherapie aan eerstelijns chemotherapie voor gevorderd endometriumcarcinoom (0)
2024-03-02 13:00   ( Nieuws )
Tags:  advanced endometrial cancer adding immunotherapy to first-line chemotherapy
Prof. Giorgio BoganiIntroductie van immuuntherapie heeft geleid tot aanzienlijke veranderingen in de behandelingen voor endometriumcarcinoom. Een meta-analyse van gepubliceerde fase 3-studies heeft de overlevingsimpact van toevoegen van immuuntherapie aan eerstelijns chemotherapie voor lokaal-gevorderd of metastatisch endometriumcarcinoom geïnventariseerd. Prof. Giorgio Bogani (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de meta-analyse in Annals of Oncology.1



De meta-analyse includeerde 2320 patiënten die waren behandeld in het kader van vier fase 3-studies. De patiënten in de armen met immuuntherapie plus chemotherapie hadden significant betere progressievrije overleving dan de patiënten in de armen met alleen chemotherapie (HR 0,70; 95%-bti 0,62=0,79); een profijt dat werd gezien in alle onderscheiden patiëntengroepen. Het PFS-profijt was meer gepronceerd onder de 563 patiënten met MMRd/MSI-H tumoren (HR 0,33; 95%-bti 0,23-0,45) maar werd ook gezien onder de 1757 patiënten met MMRp/MSS tumoren (0,74; 0,60-0,91). De overall survival data waren niet matuur, maar wezen op een betere OS met immuuntherapie plus chemotherapie dan met alleen chemotherapie (HR 0,75; 95%-bti 0,63-0,89).

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van immuuntherapie aan eerstelijns chemotherapie voor lokaal-gevorderd of metastatisch endometriumcarcinoom geassocieerd was met betere overlevingsuitkomsten, met name in de MMRd/MSI-H subset.

1.Bogani G, Monk BJ, Powell MA et al. Adding immunotherapy to first-line treatment of advanced and metastatic endometrial cancer. Ann Oncol 2024.02.006

Summary: Meta-analysis of four phase 3 trials (2320 patients) found that among patients with locally advanced or metastatic endometrial cancer, adding of immunotherapy to first-line chemotherapy was associated with significantly improved survival outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Twintig-jaars mortaliteitsrisico onder mannen met stadium I tot en met III hormoonreceptor-positief mammacarcinoom (0)
2024-03-01 16:00   ( Nieuws )
Tags:  stage I-III HR-positive breast cancer in men 20-year mortality
Dr. José LeoneOnder vrouwen met hormoonreceptor-positief mammacarcinoom (HR+ BC) blijft het risico van afstandsrecidief en ziektespecifiek overlijden (BCSM) tenminste twintig jaar na de diagnose verhoogd. Een cohortstudie op basis van gegevens in de SEER-database heeft het risico van twintig-jaars BCSM onder mannen met HR+ BC geïnventariseerd. Dr. José Leone (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 2836 mannen met een diagnose stadium I tot en met III HR+ BC tussen begin 1990 en eind 2008. De mediane leeftijd bij diagnose was 67 jaar (IQR 57-76). De mediane follow-up was 15,41 jaar (IQR 12,08-18,67). Het cumulatieve twintig-jaars risico van BCSM was 12,4% onder mannen met stadium I ziekte; 26,2% onder mannen met stadium II ziekte; en 46,0% onder mannen met stadium III ziekte. Met toename van de nodale categorie nam het BCSM-risico toe. Onder patiënten die vijf jaar na de diagnose overleefde was het gecorrigeerde BCSM-risico hoger voor patiënten jonger dan 50 jaar versus ouder dan 64 jaar, onder patiënten met graad II of III/IV versus patiënten met graad I tumoren, en stadium II of III versus stadium I ziekte.


De onderzoekers concluderen dat onder mannen met stadium I tot en met III HR+ BC, het BCSM-risico tenminste twintig jaar aanhoudt.

1.Leone J, Hassett MJ, Freedman RA et al. Mortality risks over 20 years in men with stage I to III hormone receptor-positive breast cancer. JAMA Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: An observational cohort study using the SEER-database found that among men with stage I to III HR-positive breast cancer, the risk of breast cancer-specific mortality persisted for at least 20 years.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen preventieve bilaterale ovariëctomie en all-cause mortaliteit onder vrouwen met BRCA1/2 pathogene varianten (0)
2024-03-01 14:30   ( Nieuws )
Tags:  women with BRCA1 2 PVs bilateral oophorectomy and all-cause mortality
Prof. Steven NarodPreventieve bilaterale salpingo-ovariëctomie (BSO) verlaagt het risico van ovariumcarcinoom onder vrouwen met pathogene varianten in BRCA1 of BRCA2. De associatie van preventieve bilaterale ovariëctomie met all-cause mortaliteit is echter nog niet goed onderzocht. Een multinationale longitudinale cohortstudie heeft deze associatie geïnventariseerd. Prof. Steven Narod (Women’s College Research Institute, Toronto) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 4332 vrouwen met een BRCA1/2 PV (vrij van maligniteiten; gemiddelde leeftijd 42,6 jaar) onder wie 2932 (67,8%) kozen voor preventieve ovariëctomie op gemiddelde leeftijd van 45,4 jaar (range 23,0-77,0). Na gemiddeld 9,0 jaar follow-up waren in het cohort in 851 vrouwen tezamen 951 incidente maligniteiten gediagnostiseerd en waren 228 vrouwen overleden (57 aan ovariumcarcinoom, 58 aan mammacarcinoom, 16 aan peritoneumcarcinoom, en 97 aan andere oorzaken). Leeftijds-gecorrigeerd HR voor all-cause mortaliteit geassocieerd met ovariëctomie was 0,32 (p<0,001); onder vrouwen met BRCA1 PVs was de HR 0,28 (p<0,001) en onder vrouwen met BRCA2 PVs was de HR 0,43 (p=0,03). Onder vrouwen met BRCA1 PVs die op leeftijd 35 jaar ondergingen was de cumulatieve all-cause mortaliteit tot de leeftijd van 75 jaar 25%, vergeleken met 62% onder vrouwen die geen ovariëctomie ondergingen. Onder vrouwen met BRCA2 PVs waren de corresponderende percentages 14% en 28%.

De onderzoekers concluderen dat onder vrouwen met BRCA1 of BRCA2 PVs, preventieve ovariëctomie geassocieerd was met significante verlaging van de all-cause mortaliteit.

1.Kotsopoulos J, Gronwald J, Huzarski T et al. Bilateral oophorectomy and all-cause mortality in women with BRCA1 and BRCA2 sequence variations. JAMA Oncology 2024; epub ahead of print

Summary: A multinational longitudinal cohort study found that among women with BRCA1 or BRCA2 pathogenic variants, preventive bilateral oophorectomy was associated with a significant reduction in all-cause mortality.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale gerandomiseerde studie van simpele versus radicale hysterectomie voor laag-risico cervixcarcinoom (0)
2024-03-01 13:00   ( Nieuws )
Tags:  CX.5 SHAPE trial low-risk cervical cancer simple versus radical hysterectomy
Prof. Marie PlanteIn retrospectieve studies is gezien dat de incidentie van parametriale infiltratie laag is in patiënten met vroeg-stadium laag-risico cervixcarcinoom. Het is mogelijk dat radicale hysterectomie in deze patiënten niet vereist is. De multinationale gerandomiseerde noninferioriteits-studie CX.5 SHAPE heeft simpele versus radicale hysterectomie onder vrouwen met laag-risico cervixcarcinoom vergeleken. Prof. Marie Plante (Centre Hospitalier Universitaire de Québec, Canada) en collega’s publiceren de studie in The New England Journal of Medicine.1

De studie includeerde 700 vrouwen met laag-risico cervixcarcinoom, gedefinieerd als lesies van ten hoogste 2 cm met beperkte stroma-invasie. De meeste patiënten hadden stadium IB1 tumoren (91%), hadden tumoren met squameuscellige histologie (61,7%), en hadden graad 1 of 2 ziekte (59,3%). De patiënten werden gerandomiseerd naar simpele hysterectomie (n=350) of radicale hysterectomie (n=350). Het primaire eindpunt was recidief in het pelvisch gebied (‘pelvisch recidief’) na drie jaar, met 4 procentpunten als noninferioriteits-marge. De mediane follow-up was 4,5 jaar. De incidentie van pelvisch recidief na drie jaar was 2,17% in de groep met radicale hysterectomie versus 2,52% in de groep met simpele hysterectomie (absoluut verschil 0,35%; 90%-bti -1,62 tot 2,32). De incidentie van urine-incontinentie was 2,4% in de groep met simplele hysterectomie versus 5,5% in de groep met radicale hysterectomie binnen vier weken na chirurgie (p=0,048) en 4,7% versus 11,0% (p=0,003) na de vierde week na chirurgie; de incidentie van urine-retentie was 0,6% versus 11,0% (p<0,001) binnen vier weken na chirurgie en 0,6% versus 9,9% (p<0,001) na de vierde week na chirurgie.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met laag-risico cervixcarcinoom. Simpele hysterectomie niet-inferieur was ten opzichte van radicale hysterectomie voor het eindpunt drie-jaars pelvisch recidief, en geassocieerd was met lager risico van urine-incontinentie of –retentie (quick take video summary).

1.Plante M, Kwon JS, Ferguson S et al. Simple versus radical hysterectomy in women with low-risk cervical cancer. N Engl J Med 2024;390:819-829

Summary: The multinational randomized CX.5 SHAPE trial found that among patients with low-risk cervical cancer, simple hysterectomy was not inferior to radical hysterectomy with respect to the 3-year incidence of pelvic recurrence, and was associated with a lower risk of urinary incontinence or retention. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)