Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Prospectieve studie van DNA-methyleringsmarker voor maagcarcinoom-risicostratificatie na H. pylori eradicatie (0)
2025-04-17 15:00   ( Nieuws )
Tags:  primary gastric cancer risk after H. pylori eradication
Prof. Toshikazu UshijimaNa eradicatie van Helicobacter pylori wordt het risico van ontwikkeling van primair maagcarcinoom geschat op 0,5% tot 1,2%. Er is behoefte aan een betrouwbare methode voor stratificatie van dit risico. Een multicenter prospectieve studie in Japan heeft methylering van het RIMS1-gen in maagbiopten als stratificatiefactor geëvalueerd. Prof. Toshikazu Ushijima (Hoshi Universiteit, Tokio) en collega’s publiceren de studie in Gut.1

De studie includeerde 1624 deelnemers met mediane follow-up van 4,05 jaar. In 27 deelnemers werd ontwikkeling van maagcarcinoom vastgesteld. De figuur laat zien dat deelnemers in het hoogste kwartiel van RIMS1-methyleringsniveau een hogere incidentie van maagcarcinoom hadden dan deelnemers in het laagste kwartiel (972,8 versus 127,1 per 100.000 persoonsjaren). In Cox-regressieanalyses was het univariate HR 7,7 (95%-bti 1,8-33,7) en het voor leeftijd en geslacht gecorrigeerde HR 5,7 (1,3-25,5). Een cut-off methyleringsniveau van 25,7% werd vastgesteld voor identificatie van een populatie met superhoog risico gebaseerd op number needed to screen 1000.

De onderzoekers concluderen dat een DNA-methyleringsmarker gezonde personen na eradicatie van H. pylori kan stratificeren naar het risico van ontwikkeling van primair maagcarcinoom.

1.Yamada H, Abe S, Charvat H et al. Precision risk stratification of primary gastric cancer after eradication of H. pylori by a DNA methylation marker: a multicentre prospective study. Gut 2025-335039

Summary: A multicenter prospective study in Japan found that among healthy people after eradication of H. pylori, a DNA methylation marker can stratify for the risk of development of primary gastric cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde studie van eerstelijns afatinib versus chemotherapie voor NSCLC met ongebruikelijke EGFR-mutaties (0)
2025-04-17 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ACHILLES TORG 1834 trial
Dr. Satoru MiuraEr is geen duidelijkheid over de optimale behandeling voor patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met sensitizerende EGFR-veranderingen anders dan exon 20 inserties en T790M-mutatie (‘ongebruikelijke mutaties’). De gerandomiseerde ACHILLES/TORG 1834 studie, in 51 centra in Japan, heeft afatinib vergeleken met chemotherapie als eerstelijns therapie voor NSCLC-patiënten met ongebruikelijke mutaties. Dr. Satoru Miura (Niigata Cancer Center Hospital) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1


De studie inclueerde 109 patiënten die 2:1 werden gerandomiseerd naar afatinib (30 mg of 40 mg; naar de voorkeur van de behandelaar) of platina-pemetrexed gevolgd door pemetrexed onderhoud. Het primaire eindpunt was progressievrije overleving. Bij de eerste interimanalyse was de mediane PFS 10,6 maanden met afatinib en 5,7 maanden met chemotherapie HR 0,421; p=0,001), waarop de Data and Safety Monitoring Committee aanbeval de studie eerder dan gepland te beëindigen. De ORRs op afatinib verschilden niet significant tussen de gehele studiepopulatie en patiënten met specifieke mutaties. De meest-gerapporteerde graad 3 of hoger adverse events met afatinib waren diarree, paronychie en rash.

De onderzoekers concluderen dat afatinib dient te worden beschouwd als standaard eerstelijns therapie voor patiënten met NSCLC met ongebruikelijke EGFR-mutaties.

1.Miura S, Tanaka H, Misumi T et al. Pragmatic randomized study of afatinib versus chemotherapy for patients with non-small cell lung cancer with uncommon epidermal growth factor receptor mutations: ACHILLES/TORG 1834. J Clin Oncol2025; epub ahead of print

Summary: The multicenter randomized ACHILLES/TORG 1834 trial in Japan found that afatinib compared with chemotherapy resulted in superior progression-free survival among patients with NSCLC with sensitizing uncommon EGFR mutations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van neoadjuvante chemotherapie voor stadium N2-3 nasofarynxcarcinoom (0)
2025-04-17 12:00   ( Nieuws )
Tags:  NPC concurrent chemoradiotherapy with or without neoadjuvant chemotherapy
Prof. Yuan-Hong GaoPatiënten met stadium N2-3 nasofarynxcarcinoom (NPC) hebben een hoog risico van het ontwikkelen van afstandsmetastasen. Een multicenter fase 3-studie in China heeft de impact van neoadjuvante chemotherapie voorafgaand aan concurrente chemoradiotherapie (CCRT) voor stadium N2-3 NPC op het risico van afstandsmetastase en overall survival geïnventariseerd. Prof. Yuan-Hong Gao (Sun Yat-sen University Cancer Center, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in BMJ.1

De studie includeerde 186 deelnemers (leeftijd 70 jaar of jonger) met niet-eerder behandeld stadium T1-4N2-3M0 NPC. De patiënten werden gerandomiseerd naar vier drie-weekse cycli neoadjuvante chemotherapie (docetaxel plus cisplatine) gevolgd door CCRT (IMRT plus cisplatine) of alleen CCRT. Beide groepen telden 93 patiënten. De mediane follow-up was 76,9 maanden (IQR 65,4-85,9). De figuur laat zien dat de groep met neoadjuvante chemotherapie toegevoegd aan CCRT superieure uitkomsten had. De vijf-jaars percentages voor afstandsmetastasevrije overleving waren 91,3% versus 78,2% (HR 0,41; p=0,02) en voor overall survival 90,3% versus 82,8% (HR 0,38; p=0,01). Graad 3 of 4 acute toxiciteit werd gezien in 65% versus 51% van de patiënten in de twee groepen; dit verschil was vooral toe te schrijven aan de hogere incidentie van graad 3-4 neutropenie (47% versus 11%). Er waren geen verschillen tussen beide groepen in late toxiciteit.

De onderzoekers concluderen dat vier cycli neoadjuvante docetaxel plus cisplatine chemotherapie gevolgd door CCRT het risico van afstandsmetastase kan verlagen en de overleving verbeteren onder patiënten met stadium N2-3 NPC, met manageable toxiciteit.

1.Xie W-H, Xiao W-W, Chang H et al. Four cycles of docetaxel plus cisplatin as neoadjuvant chemotherapy followed by concurrent chemoradiotherapy in stage N2-3 nasopharyngeal carcinoma: phase 3 multicentre randomised controlled trial. BMJ 2025;389:e081557

Summary: A multicenter phase 3 trial in China found that four cycles of docetaxel plus cisplatin neoadjuvant chemotherapy with concurrent chemoradiotherapy can effectively reduce distant metastasis and improve survival for patients with stage N2-3 nasopharyngeal carcinoma with manageable toxicities.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen screeningsgeschiedenis en stadium bij diagnose en mortaliteit in screenings-gedetecteerd mammacarcinoom (0)
2025-04-16 15:00   ( Nieuws )
Tags:  screen-detected breast cancer screening history
Dr. Michaela DinanMammografie-screening bevordert vroege detectie van mammacarcinoom (BC), en is geassocieerd met lagere BC-gerelateerde mortaliteit. Screeningsgeschiedenis voorafgaand aan de diagnose zou geassocieerd kunnen zijn met het stadium bij de BC-diagnose en BC-gerelateerde mortaliteit. Een analyse van gegevens in de SEER-Medicare database heeft deze hypothese getoetst. Dr. Michaela Dinan (Yale School of Public Health, New Haven CT) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

De analyse includeerde vrouwen in de leeftijd van 70 jaar of ouder met een screenings-gebaseerde diagnose ER-positief of HER2-negatief BC tussen begin 2010 en eind 2017. Onder de 13.028 geïncludeerde vrouwen hadden de meesten tenminste één eerdere screening ondergaan (77,5%). Er waren 3812 vrouwen (29,3%) met diagnose later-stadium BC (T2+ of N1+) of het moment van diagnose. In multivariate analyse was eerdere screening geassocieerd met 54% lagere waarschijnlijkheid van een diagnose later-stadium BC (aOR 0,46; 95%-0,42-0,50) en 37% lager risico van BC-gerelateerd overlijden (aHR 0,63; 95%-bti 0,52-0,76) vergeleken met geen eerdere screening. Drie of vier eerdere screenings vergeleken met één eerdere screening was geassocieerd met 37% lager risico van BC-gerelateerd overlijden (aHR 0,63; 95%-bti 0,44-0.89).

De onderzoekers concluderen dat onder oudere vrouwen met screenings-gedetecteerd ER-positief of HER2-negatief BC, eerdere mammografiescreening geassocieerd was met vroeger stadium ziekte bij de BC-diagnose en lagere BC-gerelateerde mortaliteit. Gelet op het observationele karakter van de analyse valt mogelijke selectiebias echter niet uit te sluiten.

1.Huang S, Westvold SJ, Soulos PR et al. Screening history, stage at diagnosis, and mortality in screen-detected breast cancer. JAMA Network Open 2025;8:e255322

Summary: Analysis of the SEER Medicare database found that among older women with screen-detected ER-positive or HER2-negative breast cancer, prior screening mammography was associated with earlier stage at breast cancer diagnosis and lower breast cancer mortality.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gezondheidszorg-contactdagen en uitkomsten in studies versus klinische praktijk onder patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2025-04-16 13:30   ( Nieuws )
Tags:  aNSCLC health care contact days and outcomes in trials vs routine care
Dr. Timothy HannaPatiënten die deelnemen aan klinische studies hebben over het algemeen betere overlevingsuitkomsten dan vergelijkbare patiënten in de klinische praktijk. Het is niet duidelijk of er verschillen tussen beide groepen patiënten voor het eindpunt contactdagen, een maat voor tijdstoxiciteit. Een retrospectieve studie in Ontario (Canada) heeft contactdagen van patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (aNSCLC) vergeleken tussen patiënten die deelnamen aan klinische studies en patiënten in de klinische praktijk. Dr. Timothy Hanna (Sinclair Cancer Research Institute, Kingston) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde patiënten met een diagnose aNSCLC tussen begin 2010 en eind 2017, die overleden tussen begin 2010 en eind 2019. Patiënten die specifieke systemisch behandeling met palliatieve intentie kregen als onderdeel van een klinische studie werden 1:1 gematcht met patiënten die na goedkeuring dezelfde behandeling kregen in dezelfde lijn van behandeling in de klinische praktijk. Onder de 250 geïncludeerde patiënten (gemiddelde leeftijd 63,6 ± 9,2 jaar; 56% mannen) waren 125 deelnemers aan een klinische studie en kregen 125 de behandeling in de klinische praktijk. Deelnemers aan een klinische studie waren jonger (mediane leeftijd 63 versus 64 jaar) en hadden minder comorbiditeiten. Het mediane aantal contactdagen tussen diagnose en overlijden was hoger onder deelnemers aan een studie dan onder patiënten in de klinische praktijk (79 versus 68 dagen). De studiedeelnemers hadden echter langere overleving (12,8 versus 10,5 maanden) en na correctie voor overleving was het mediane percentage contactdagen licht lager onder de studiedeelnemers dan onder de praktijk-patiënten (20,3% versus 21,2%). Inpatient care maakte 18,5% van de contactdagen onder de studiedeelnemers uit vergeleken met 40% van de contactdagen onder de patiënten in de klinische praktijk.

De onderzoekers concluderen dat in deze studie patiënten die systemische behandeling kregen als onderdeel van een klinische studie een lager percentage contactdagen hadden dan patiënten die dezelfde behandeling kregen in de klinische praktijk, voornamelijk vanwegen hogere hospitalisatiepercentages in de klinische praktijk.

1.Gupta A, Nguyen P, Wilson BE et al. Health care contact days and outcomes in clinical trials vs routine care among patients with non-small cell lung cancer. JAMA Network Open 2025;8:e255033

Summary: A population-based, retrospective, matched cohort study in Ontario found that among patients with advanced non-small cell lung cancer, patients receiving systemic therapy as part of clinical trials experienced a lower percentage of contact days compared with patients receiving the same therapy in routine clinical practice, accounted for by greater hospitalization rates in routine practice.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 1-studie van trispecifiek CB307 voor PSMA-positieve solide tumoren (0)
2025-04-16 12:00   ( Nieuws )
Tags:  PSMA-positive solid tumors CB307
Prof. Johann de BonoCB307 is een trispecfiek antilichaamfragment tegen PSMA, CD137, en human serum albumin (HSA), dat ontwikkeld is om hepatoxiciteit te verminderen door alleen in PSMA-positieve tumoren T-cellen te activiteren, met verlenging van de halfwaardetijd door binding aan albumine. Een multinationale fase 1-studie heeft veiligheid en tolerabiliteit van CB307 geëvalueerd voor zwaar-voorbehandelde patiënten met PSMA-positieve tumoren. Prof. Johann de Bono (Royal Marsden NHS Foundation Trust, Sutton UK) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 75 patiënten die CB307 iedere zeven dagen kregen als monotherapie (n=50) of in combinatie met pembrolizumab (n=25). Er waren twee doseringslimiterende toxiciteiten (graad 3 transaminitis. Er waren drie gevallen van graad 3 transaminitis (één in het monotherapiecohort en twee in het combinatiecohort). Duurzame respons werd gezien in twee patiënten met metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) die 800 mg CB307 monotherapie kregen (ORR 11,1%) en in één mCRPC-patiënt die 800 mg CB307 plus pembrolizumab kreeg (ORR 7,1%). De disease control rate was 50% met 800 mg CB307 monotherapie en 42,9% met 800 mg CB307 plus pembrolizumab. In een post hoc analyse was de respons numeriek beter onder patiënten die in de zes maanden voor de start van CB307 geen chemotherapie hadden gekregen (ORR 20% en DCR 60% versus ORR 0% en DCR 37,5%).

De onderzoekers concluderen dat CB307 goed werd verdragen als monotherapie en in combinatie met pembrolizumab, en dat tumorrespons werd gezien in patiënten met mCRPC.

1.De Bono JS, Williams A, Melero I et al. A phase I dose escalation and cohort expansion study of CB307, a trispecific humabody against PSMA, CD137, and albumin in patients with PSMA-positive solid tumors. Clin Cancer Res 2025; epub ahead of print

Summary: A multinational phase 1 trial found that the trispecific humabody CB307 was well tolerated as monotherapy and in combination with pembrolizumab, and tumor responses were observed in patients with metastatic castration-resistant prostate cancer. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Modelstudie van geschat met computed tomography imaging samenhangend levenslang risico van maligniteiten (0)
2025-04-15 15:00   ( Nieuws )
Tags:  CT imaging projected lifetime cancer risk
Prof. Rebecca Smith-BindmanJaarlijks ondergaan in de Verenigde Staten ongeveer 62 miljoen patiënten tezamen 93 miljoen computed tomography (CT)-onderzoeken. Ioniserende straling van computed tomography (CT) is een bekend carcinogeen. Een modelstudie heeft het verwachte aantal patiënten met met CT-imaging samenhangende maligniteiten geschat. Prof. Rebecca Smith-Bindman (University of California San Francisco) en collega’s publiceren de studie in JAMA Neurology.1

Onder de geschatte 61.510.000 patiënten die in 2023 in de Verenigde Staten CT-onderzoekers onderingen waren 2.570.000 (4,2%) kinderen en 58.940.000 (95,8%) volwassenen; 32.600.000 (53%) vrouwen en 28.910.000 (47,0%) mannen. Op basis van de National Research Council’s Biological Effects of Ionizing Radiation VII modellen schatten de onderzoekers dat deze onderzoeken zullen resulteren in ongeveer 103.000 (90% uncertainty limts 96.400-99.600) stralings-geïnduceerde maligniteiten. De meest-voorkomende maligniteiten zijn longcarcinoom (n=22.400; 90% UL 20.200-25.000), coloncarcinoom (8700; 7800-9700), leukemie (7900; 6700-9500), en blaascarcinoom (7100; 600-8500), en onder vrouwen mammacarcinoom (5700; 5000-6500).

De onderzoekers concluderen dat op basis van het huidig gebruik en stralingsdoseringsniveaus, CT-onderzoeken zullen resulteren in ongeveer 103.000 toekomstige maligniteiten in de loop van het leven van blootgestelde patiënten; overeenkomend met 5% van alle jaarlijkse nieuw-gediagnostiseerde maligniteiten.

1.Smith-Bindman R, Chu PW, Azman Firdaus H et al. Projected lifetime cancer risks from current computed tomography imaging. JAMA Intern Med 2025.0505

Summary: A modeling study found that at current utilization and radiation dose levels in the United States, CT examinations in 2023 were projected to result in approximately 103,000 future cancer over the course of the lifetime of exposed patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Temporele trends in incidentie van pancreas- en colorectaaladenocarcinoom in de Verenigde Staten, 2000 tot en met 2021 (0)
2025-04-15 13:30   ( Nieuws )
Tags:  incidence trends of pancreatic adenocarcinoma and colorectal adenocarcinoma
Dr. Arvind TrindadeEr zijn aanwijzingen voor toenemende incidentie van pancreasadenocarcinoom en colorectaaladenocarcinoom. Een retrospectieve cohortstudie op basis van gegevens in de SEER-database heeft temporele trends in deze incidenties geïnventariseerd. Dr. Arvind Trindade (Rutgers University School of Medicine, New Brunswick NJ) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1



De onderzoekers identificeerden 275.273 patiënten met een diagnose pancreasadenocarcinoom tussen begin 2000 en eind 2021 (51,8% mannen; 87,1% in de leeftijd 55 jaar of ouder). De annual percentage change (APC) van pancreasadenocarcinoom in de groep in de leeftijd van 15 tot 35 jaar was 4,35 (95%-bti 2,03-6,73); statistisch significant hoger dan de APC van 1,74 (1,59-1,89; p=0,007) in de groep in de leeftijd van 55 jaar of ouder en de APC van 1,54 (1,18-1,90; p=0,004) in de groep in de leeftijd van 35 tot 55 jaar. Er waren 1.215.200 patiënten met een diagnose colorectaaladenocarcinoom (52,8% mannen; 80,4% in de leeftijd 55 jaar of ouder). De APC was -3,31 (95%-bti -3,54 tot -3,08), statistisch significant lager dan de APC van 1,75 (1,08-2,42; p=0,001) in de groep in de leeftijd van 15 tot 35 jaar en de APC van 0,78 (0,51-1,06; p=0,002) in de groep in de leeftijd van 35 tot 55 jaar.

De onderzoekers concluderen dat in de afgelopen twee decennia de incidentie van pancreasadenocarcinoom in alle leeftijdsgroepen toegenomen is, en de incidentie van colorectaaladenocarcinoom in de jongere leeftijdsgroepen toegenomen is.

1.Bussetty A, Shen J, Benias PC et al. Incidence of pancreas and colorectal adenocarcinoma in the US. JAMA Network Open 2025;8:e254682

Summary: A cohort study using the SEER database found that between 2000 en 2021 the incidence of pancreatic adenocarcinoma increased in all age groups, whereas the incidence of colorectal adenocarcinoma increased in the youngest age groups.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)