Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Mortaliteit door levercelcarcinoom in de Verenigde Staten: trends voor 2006-2023 en projecties tot en met 2040 (0)
2024-11-19 16:00   ( Nieuws )
Tags:  HCC mortality trends and projections
Prof. Mindie NguyenPrimair levercarcinoom was in 2020 wereldwijd de derde leidende oorzaak van overlijden aan maligniteiten. Levercelcarcinoom (HCC) maakt 75% tot 85% uit van primaire levermaligniteiten. Een studie in de Verenigde Staten heeft trends in HCC-mortaliteit in de periode tussen begin 2006 en eind 2022 geïnventariseerd met projecties voor de periode tot eind 2040. Prof. Mindie Nguyen (Stanford University Medical Center, Palo Alto CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

In de database van het National Vital Statistics System identificeerden de onderzoekers 188.280 HCC-gerelateerde gevallen van overlijden onder personen van 25 jaar en ouder, waarvan 77,4% onder mannen. De annual percentage change was 4,1% (95%-bti 2,2-7,7) voor de periode 2006 tot 2009 en 1,8% (0,7-2,0) voor 2009 tot en met 2022. De figuur laat de waargenomen en geprojecteerde leeftijdsgestandaardiseerde mortaliteitspercentages (ASMRs) zien. De overall ASMR was 5,03 per 100.000 personen in 2022, en zal naar verwachting toenemen tot 6,39 per 100.000 in 2040, met consistente trends onder mannen en vrouwen. De ASMRs namen af voor hepatitis B- en C- virus (HBV/HCV) gerelateerde etiologie, maar namen toe voor met alcohol samenhangende leverziekte (ALD) geassocieerd HCC en met metabool dysfunctioneren samenhangende steatotische leverziekte (MASLD) geassocieerd HCC. Er waren aanzienlijke dispariteiten in de HCC-gerelateerde ASMRs per leeftijd, geslacht, en ras/etniciteit.

De onderzoekers concluderen dat ASMRs voor ALD- en MASLD-gerelateerd HCC snel toenamen tussen 2006 en 2022, en dat ALD-gerelateerd HCC per 2026 de voornaamste oorzaak van HCC-mortaliteit zal zijn, met MASLD als tweede leidende oorzaak per 2032.

1.Qiu S, Cai J, Yang Z et al. Trends in hepatocellular carcinoma mortality rates in the US and projections through 2040. JAMA Network Open 2024;7:e2445525

Summary: A cross-sectional study in the USA investigated trends in hepatocellular carcinoma mortality rates, with projections through 2040.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Intensivering van behandeling na niet bereiken van MRD-negativiteit met eerste inductie in oudere patiënten met AML (0)
2024-11-19 14:30   ( Nieuws )
Tags:  NCRI AML18 trial
Prof. Nigel RussellAML-patiënten die geen MRD-negativiteit bereiken met inductiechemotherapie hebben een slechte prognose. De multicenter NCRI AML 18 studie in het Verenigd Koninkrijk en Denemarken evalueerde intensivering van de chemotherapie voor deze patiënten. Prof. Nigel Russell (Guy’s and St Thomas’ NHS Foundation Trust, London) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

NCRI AML 18 includeerde 523 patiënten met AML (mediane leeftijd 67 jaar, range 51-79) zonder flow-cytometrisch vastgestelde MRD-negatieve remissie na een eerste inductiekuur met daunorubicine en AraC (DA) onder wie 165 niet in remissie. De patiënten werden gerandomiseerd naar twee extra kuren DA (n=193) of intensivering van de behandeling met FLAG-Ida (n=191) of DA plus cladribine (DAC; n=139). De figuur toont de resultaten van de studie. Onder alle patiënten was de overall survival niet significant beter met intensificatie, met drie-jaars OS-percentage 34% in de DA-groep, 46% in de DAC-groep, en 42% in de FLAB-Ida groep (DAC versus DA HR 0,74; p=0,054; LFA-Ida versus DA HR 0,86; p=0,270). Vroege mortaliteit of andere adverse events waren meer frequent met FLAG-Ida (eerste 60 dagen 9%) dan met DA of DAC (beide 4%). Onder de gerandomiseerde patiënten waren er 131 met onbekende MRD-status. Na exclusie van deze patiënten zonder flow-cytometrische evidentie voor residuele leukemie, was intensivering van de behandeling wel geassocieerd met overlevingsvoordeel: DAC versus DA HR 0,66 (p=0,018) en FLAG-Ida versus DA HR 0,72 (p=0,35) met drie-jaars OS-percentages 30%, 46%, en 46% voor DA, DAC, en FLAG-Ida.

De onderzoekers concluderen dat onder oudere AML-patiënten met aanwijzingen voor residuele ziekte na eerste inductie, intensivering van de chemotherapie resulteerde in verbetering van de overleving, en dat DAC-intensivering beter werd verdragen dan FLA-Ida.

1.Russell NH, Thomas A, Hills RK et al. Treatment intensification with either fludarabine, AraC, CSF and idarubicin, or cladrabine plus daunorubicine and AraC on the basis of residual disease status in older patients with AML: results from the NCRI AML 18 trial. J Clin Oncol 2024; epub ahaed of print

Summary: The multicenter randomized NCRI AML 18 trial in the UK found that among older patients with AML with evidence of residual disease after first induction, chemotherapy intensification was associated with improved survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Database-studie van trends in incidentie en mortaliteit van pancreascarcinoom onder jonge Amerikanen (0)
2024-11-19 13:00   ( Nieuws )
Tags:  US men and women aged 15-39 years pancreatic cancer incidence and mortality
Dr. Vishal PatelEr zijn aanwijzingen voor een wereldwijde toename van de incidentie van pancreascarcinoom onder jonge mannen en vrouwen, die samen zou kunnen hangen met de toename van het percentage personen met obesitas. Een studie op basis van gegevens van U.S. Cancer Statistics en het National Vital Statistics System heeft trends in incidentie en mortaliteit van pancreascarcinoom onder ‘jonge’ mannen en vrouwen (leeftijd van vijftien tot veertig jaar) over de periode van begin 2001 tot eind 2019 geïnventariseerd. Dr. Vishal Patel (Brigham and Women’s Hospital, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in Annals of Internal Medicine.1



Tussen begin 2001 en eind 2019 nam de incidentie van pancreascarcinoom onder jonge vrouwen toe van 3,3 per miljoen toe tot 6,9 per miljoen (average annual percent change 4,8%; 95%-bti 4,1-5,6) en onder jonge mannen van 3,9 per miljoen tot 6,2 per miljoen (2,7%; 2,0-3,5). Het merendeel van deze toename betrof vroeg-stadium ziekte: onder vrouwen AAPC 11,7% (95%-bti 10,4-13,6) en onder mannen 11,1% (9,7-13,1). De mortaliteit tengevolge van pancreascarcinoom was stabiel, met onder vrouwen AAPC -0,5% (95%-bti -1,4 tot 0,5%) en onder mannen -0,1% (-0,8 tot 0,6).

De onderzoekers concluderen dat onder jonge Amerikanen in de periode van 2001 tot en met 2019 de incidentie van pancreascarcinoom toenam terwijl de mortaliteit stabiel bleef.

1.Patel VR, Adamson AS. Liu JB, Welch HG. Increasing incidence and stable mortality of pancreatic cancer in young Americans. Ann Intern Med 2024; epub ahead of print

Summary: A database study found that among US men and women aged 15-39 years from 2001 to 2019 the incidence of pancreatic cancer increased, while the mortality due to pancreatic cancer was stable.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenterstudie van frequentie en klinische associaties van mentale stoornissen in volwassenen met hooggradig glioom (0)
2024-11-18 16:00   ( Nieuws )
Tags:  high-grade glioma mental disorders
Prof. Susanne SingerIn ongeveer een op de drie volwassen patiënten met maligniteiten worden mentale stoornissen gezien. Het is niet duidelijk of deze prevalentie ook geldt onder patiënten met hersentumoren. Een retrospectieve studie in dertien centra in Duitsland heeft het voorkomen van mentale stoornissen in volwassen patiënten met hooggradig glioom geïnventariseerd. Prof. Susanne Singer (Universitair Medisch Centrum Mainz) en collega’s publiceren de studie in Cancer.1



De onderzoekers interviewden 691 patiënten (57% mannen; gemiddelde leeftijd 52 jaar; range 19-86) met het Structured Clinical Interview van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders voor het diagnostiseren van veel-voorkomende mentale stoornissen. Het percentage patiënten bij wie tenminste één dergelijke stoornis werd gediagnostiseerd bedroeg 31% (95%-bti 28-35). Psychiatrische comorbiditeit was geassocieerd met jeugdigere leeftijd (jonger dan 50 jaar versus 65 jaar of ouder OR 1,9; p=0,04), stabiele ziekte versus complete remissie (1,7; p=0,04), lager inkomen (lager versus hoger dan 1500 euro per maand 1,7; p=0,04), alleen wonen (1,6; p=0,05), vermoeidheidsklachten (1,6; p=0,05) en zelf-gerapporteerd gestoord cognitief functioneren (2,3; p<0,01). Er waren geen aanwijzingen voor onafhankelijke invloed van geslacht, histologie, aangedane lob, tijd sinds diagnose, of arbeidsparticipatie.

De onderzoekers concluderen dat bijna eenderde van volwassen patiënten met hooggradig glioom een klinisch relevante mentale stoornis heeft.

1.Singer S, Schranz M, Hippler M et al. Frequency and clinical associations of common mental disorders in adults with high-grade glioma – a multicenter study. Cancer 2024.35653

Summary: A multicenter cross-sectional study in Germany found that approximately one third of adult patients with high-grade glioma suffered from a clinically relevant common mental disorder, without notable disparity between men and women.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 1-studie van eerstelijns R-CHOP plus roflumilast voor hoog-risico diffuus grootcellig B-cel lymfoom (0)
2024-11-18 14:30   ( Nieuws )
Tags:  DLBCL first-line R-CHOP plus roflumilast
Prof. Ricardo AguiarOndanks recente vooruitgang in de kennis van de biologie van diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL) is immuunchemotherapie met R-CHOP al meer dan twintig jaar de eerstelijns behandeling. Preklinische experimenten hebben laten zien dat de cyclisch-AMP/fosfosdiësterase 4 (PDE4) as een rol speelt B-cel receptor (BCR)-signalering en PI3K-activiteit in DLBCL. Een fase 1-studie van University of Texas Health Science Center San Antonio heeft de combinatie van R-CHOP met de PDE4-remmer roflumilast als eerstelijns behandeling voor hoog-risico DLBCL geëvalueerd. Prof. Ricardo Aguiar en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde tien volwassen patiënten met hoog-risico non-GEB NOS-DLBCL die niet eerder systemische therapie voor lymfoom hadden gekregen, met een ECOG performance status 2 of beter. De patiënten kregen zes cycli standaard R-CHOP plus roflumilast 500 μg eens per dag. De combinatie was veilig, met adverse events niet verschillend van die van historische controles die alleen standaard R-CHOP hadden gekregen. Na mediaan 44 maanden follow-up waren 70% van de patiënten in leven en ziektevrij (mediane overall survival niet bereikt, 44-maands progressievrije-overlevingspercentage 44%; 95%-bti 21-92). Er waren aanwijzingen dat toevoeging van roflumilast aan R-CHOP resulteerde in suppressie van PI3K-activiteit in de perifeer-bloed mononucleaire cellen en van VEGF-A secretie in de urine.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van roflumilast en R-CHOP veilig was en activiteit had in patiënten met niet-eerder behandeld hoog-risico DLBCL.

1.Dia Duque AE, Ferrari PSSM, Ethiraj P et al. First-line combination of R-CHOP with the PDE4 inhibitor roflumilast for high-risk DLBCL. Cancers 2024;16:3857

Summary: A phase 1 study at University of Texas Health Science Center San Antonio found that the combinaton of roflumilast and R-CHOP was safe and active in patients with previously untreated high-risk DLBCL.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Patiënt-gerapporteerd persistent lymfoedeem en perifere neuropathie onder lange-termijn overlevers van mammacarcinoom (0)
2024-11-18 13:00   ( Nieuws )
Tags:  Carolina Breast Cancer Study
Rina YanoshVerbeteringen in de behandeling van mammacarcinoom hebben geleid tot verlenging van de overleving van patiënten maar hebben ook lange-termijn ongunstige bijwerkingen, zoals lymfoedeem en perifere neuropathie. Een retrospectieve analyse in het cohort van de fase 3 Carolina Breast Cancer Study heeft het voorkomen van deze aandoeningen in lange-termijn overlevers onderzocht. PhD-student Rina Yarosh (University of North Carolina at Chapel Hill) en collega’s publiceren de analyse in Cancer.1

De analyse includeerde 1688 overlevers van mammacarcinoom gediagnostiseerd tussen begin 2008 en eind 2013. De gemiddelde tijd tussen diagnose en inclusie in de analyse was 11,1 ± 0,6 jaar. De prevalentie van persistent lymfoedeem was 18,7% en van persistente perifere neuropathie 27,7% terwijl 8,8% van de overlevers beide aandoeningen rapporteerden. Lymfoedeem was meer prevalent onder overlevers die mastectomie hadden ondergaan en onder overlevers bij wie meer dan vijf lymfeklieren waren verwijderd, terwijl perifere neuropathie meer voorkwam onder overlevers die taxaan-gebaseerde chemotherapie hadden gekregen. Tezamen voorkomen van beide aandoeningen was meer frequent na verwijdering van vijf of meer lymfeklieren (versus minder: prevalentieverschil 5,4; 95%-bti 2,1-8,8) en na taxaan-gebaseerde chemotherapie (versus geen chemotherapie 6,7; 3,9-9,7). Lymfoedeem (PD 2,7; 95%-bti 0,9-6,3) en perifere neuropathie (5,8; 1,7-9,9) waren meer prevalent onder zwarte dan onder blanke overlevers, en eveneens niet-significant hoger onder jongere dan onder oudere overlevers.

De onderzoekers concluderen dat lymfoedeem en neuropathie een substantieel percentage van overlevers van mammacarcinoom aandoen.

1.Yarosh RA, Nichols HB, Wang Q et al. Patient-reported persistent lymphedema and peripheral neuropathy among long-term breast cancer survivors in the Carolina Breast Cancer Study. Cancer 2024.35650

Summary: Retrospective analysis of participants of the Carolina Breast Cancer Study quantified the burden of lymphedema and peripheral neuropathy among long-term survivors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Ramucirumab plus paclitaxel als switch-onderhoud versus voortzetting van eerstelijns oxaliplatine-gebaseerde therapie voor gevorderd HER2-negatief G/GEJ-carcinoom (0)
2024-11-17 16:00   ( Nieuws )
Tags:  ARMANI trial
Dr. Filippo PietrantonioRamucirumab plus paclitaxel is een aanbevolen tweedelijns behandeling voor patiënten met gevorderd HER2-negatief maag- of slokdarm-maagovergang (G/GEJ)-carcinoom. De fase 3-studie ARMANI, in 31 centra in Italië, heeft dit regime als switch-onderhoud vergeleken met voortzetting van eerstelijns therapie met FOLFOX of CAPOX in deze patiënten. Dr. Filippo Pietrantonio (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

ARMANI includeerde volwassen patiënten met gevorderd HER2-negatief G/GEJ-carcinoom en een ECOG performance status 0 of 1, die ziektecontrole hadden na drie maanden eerstelijns FOLFOX of CAPOX. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar ramucirumab plus paclitaxel (switch-onderhoudsgroep; n=144) of voortzetting van FOLFOX of CAPOX gedurende twaalf weken gevolgd door fluoropyrimidine onderhoud (controlegroep; n=136). Het primaire eindpunt was progressievrije overleving. De mediane PFS was 6,6 maanden in de switch-onderhoudsgroep versus 3,5 maanden in de controlegroep (HR 0,61; p=0,0002). In analyse van de 24-maands restricted mean survival time was de restricted gemiddelde PFS 8,8 maanden in de switch-onderhoudsgroep en 6,1 maanden in de controlegroep (p=0,0010). De meest-frequente graad 3 of 4 treatment-related adverse events waren neutropenie (26% in de switch-onderhoudsgroep en 10% in de controlegroep), perifere neuropathie (6% versus 7%), en arteriële hypertensie (6% versus 0). Er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat ramucirumab-paclitaxel switch-onderhoud een behandelstrategie zou kunnen zijn voor patiënten met gevorderd HER2-negatief G/GEJ-carcinoom.

1.Randon G, Lonardi S, Fassan M et al. Ramucirumab plus paclitaxel as switch maintenance versus continuation of first-line oxaliplatin-based chemotherapy in patients with advanced HER2-negative gastric or gastro-oesophageal junction cancer (ARMANI): a randomised, open-label, multicentre, phase 3 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 3 ARMANI trial in Italy found that among patients with advanced HER2-negative G/GEJ cancer, ramucirumab plus paclitaxel switch maintenance could be a treatment strategy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Klinische relevantie van meetbare residuele ziekte met CAR T-celtherapie en T-cell engagers voor RRMM (0)
2024-11-17 14:30   ( Nieuws )
Tags:  relapsed or refractory multiple myeloma CAR T cells and TCE MRD
Dr. Bruno PaivaEr is geen duidelijkheid over de impact van meetbare residuele ziekte (MRD) in patiënten die CAR T-celtherapie of T-cell engagers (TCE) krijgen voor recidiverend of refractair multipel myeloom (RRMM). Een retrospectieve studie in vier centra in Spanje heeft deze impact geïnventariseerd. Dr. Bruno Paiva Universiteit van Navarra, Pamplona) en collega’s publiceren de studie in het American Journal of Hematology.1

De studie includeerde 201 RRMM-patiënten die in het kader van klinische studies werden behandeld met de aanbevolen doseringsschema’s van cilta-cel, ide-cel, ARI0002h, teclistamab, talquetemab, of elranatamab. In 147 patiënten werd de MRD getest bij aanvang van de behandeling, en na één, drie, zes, en twaalf maanden. MRD-negativiteit (10-6) op enig moment werd gezien in 117 patiënten, onder wie 60 met aanhoudende MRD-negativiteit. De figuur laat progressievrije overleving en overall survival zien van patiënten met aanhoudende MRD-negativiteit, tijdelijke MRD-negativiteit, en MRD-positiviteit. MRD-negatieve percentages waren hoger onder de patiënten die CAR T-celtherapie kregen dan onder de patiënten die TCE kregen, maar onder de patiënten de MRD-negativiteit bereikten waren er geen verschillen in overlevingsuitkomsten tussen de CAR-T groep en de TCE-groep.

De onderzoekers concluderen dat diepe en aanhoudende MRD-negativiteit een relevante prognostische factor is onder RRMM-patiënten die CAR T-celtherapie of TCEs krijgen.

1.Zabaleta A, Puig N, Cedena M-T et al. Clinical significance of complete remission and measurable residual disease in relapsed/refractory multiple myeloma patients treated with T-cell redirecting immunotherapy. Am J Hematol 2024.27526

Summary: A retrospective study at 4 centers in Spain found that deep and sustained MRD negative complete response it the most relevant prognostic factor and should be considered as the treatment end point in RRMM patients treated with CAR T cell therapy and T-cell engagers.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)