Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Retrospectieve analyse van risico van afstandsmetastase na orgaanbehoud onder patiënten met rectumcarcinoom (0)
2024-10-29 16:00   ( Nieuws )
Tags:  rectal cancer organ preservation
Dr. Rodrigo PerezOrgaanbehoud is een aantrekkelijk alternatief voor totale mesorectale excisie (TME) voor rectumcarcinoom-patiënten met klinisch complete respons (cCR) na neoadjuvante therapie. Bijna 30% van deze patiënten zal lokale hergroei (LR) ontwikkelen. Hoewel salvage resectie vaak mogelijk is zou er een verhoogd risico van afstandsmetastasen (DM) kunnen zijn. Een retrospectieve analyse van twee prospectief bijgehouden databases (de International Watch and Wait Database en de Spaanse VIKINGO-database) heeft het risico van DM vergeleken tussen patiënten met LR na watch and wait (WW) en patiënten met bijna complete pathologische respons (nPCR; minder dan 10% viabele cellen) die TME ondergingen op het moment van herbeoordeling van de respons. Dr. Rodrigo Perez (Hospital Alemão Oswaldo Cruz, São Paulo, Brazilië) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Clinical Oncology.1

De IWWD leverde gegevens van 508 patiënten die na cCR WW kregen en vervolgens LR ontwikkelden, en uit VIKINGO betrokken de onderzoekers data van 893 nPCR-patiënten die TME ondergingen. Het primaire eindpunt van de analyse was DM-vrije overleving drie jaar na de keus voor WW of TME. Het DM-risico was significant hoger in de LR-groep dan in de TME-groep (22,8% versus 10,2%; p<0,001). Andere onafhankelijke risicofactoren voor DM waren ypT3-4 status en ypN+ status op het moment van chirurgie. Drie-jaars DM-vrije overlevingspercentages waren 75% in de LR-groep en 87% in de TME-groep (p=0,001). In voor pathologisch stadium gestratificeerde analyse hadden patiënten in de LR-groep slechtere uitkomsten dan patiënten in de TME-groep in alle pathologische stadia.

De onderzoekers concluderen dat het wachten tot een primaire niet-detecteerbare tumor zich tot LR heeft ontwikkeld kan resulteren in slechtere oncologische uitkomsten dan TME voor nPCR op het moment van herbeoordeling.

1.Fernandez LM, São Julião GP, Santacruz CC et al. Risks of organ preservation in rectal cancer: data from two international registries on rectal cancer. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Retrospective analysis of two prospectively maintained databases found that among patients with rectal cancer, patients with local regrowth after watch and wait had a higher risk of subsequent distant metastasis than patients with near pathologic complete response managed by total mesorectal excision.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen timing van start van palliatieve zorg en end-of-life kwaliteitsindicatoren onder patiënten met ovariumcarcinoom (0)
2024-10-29 14:30   ( Nieuws )
Tags:  ovarian cancer timing of palliative care end-of-life quality indicators
Prof. Hsien SeowDe American Society of Clinical Oncology beveelt aan dat alle patiënten met gevorderde maligniteiten, inclusief metastatische en levensverwachting beperkende ziekte, binnen acht weken na de diagnose palliatieve zorg (PC) krijgen. Een bevolkings-gebaseerde retrospectieve cohortstudie in Ontario (Canada) heeft de associatie tussen de start van PC en end-of-life (EOL)-kwaliteitsindicatoren onder patiënten met ovariumcarcinoom geïnventariseerd. Prof. Hsien Seow (McMaster University, Hamilton ON) publiceren de studie in JAMA Network Open.1


De studie is gebaseerd op gegevens van patiënten die tussen begin 2006 en eind 2018 in Ontario overleden aan ovariumcarcinoom. De onderzochte EOL-kwaliteitsindicatoren zijn hospitalisatie in de laatste dertig dagen van het leven, bezoek aan de afdeling spoedeisende hulp of intensieve zorg in de laatste dertig dagen van het leven, chemotherapie in de laatste veertien dagen van het leven, overlijden in het ziekenhuis, en een composiet van deze indicatoren (’aggressive end-of-life care’). De gemiddelde leeftijd op het moment van overlijden was 69,6 ± 13,1 jaar; de gemiddelde oncologische overleving was 2,8 ± 3,9 jaar. Onder de patiënten met bekend stadium van de ziekte hadden 88,3% stadium III of IV ziekte.

Bijna eenderde van de patiënten (32,1%) kreeg PC pas in de laatste drie maanden van het leven. De figuur laat zien dat eerdere start van PC geassocieerd was met lagere percentages aggressive end-of-life care (OR 0,47; 95%-bti 0,37-0,60), overlijden in het ziekenhuis (0,54; 0,45-0,65), en gebruik van de afdeling intensieve zorg (0,46; 0,27-0,76). Consultatie van een PC-specialist tussen drie en zes maanden voor het overlijden was geassocieerd met lagere waarschijnlijk van late chemotherapie (OR 0,46; 95%-bti 0,24-0,88).

De onderzoekers concluderen dat deze studieresultaten suggereren dat vroege PC geassocieerd is met minder-agressieve EOL-zorg.

1.Mah SJ, Carter Ramirez DM, Schnarr K et al. Timing of palliative care, end-of-life quality indicators, and health resource utilization. JAMA Network Open 2024;7:e2440977

Summary: A retrospective cohort study using data from patients who died from ovarian cancer in Ontario, Canada, found that starting palliative care earlier than three months before end of life was associated with less-aggressive end-of-life care.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Secundaire hematologische dysplasie na CAR T-celhterapie voor acute lymfoblastische leukemie in kinderen (0)
2024-10-29 13:00   ( Nieuws )
Tags:  CAR-T for pediatric ALL secondary hematological dysplasia
Dr. Albert CatalàCAR T-celtherapie (CAR-T) wordt in toenemende mate gebruikt voor de behandeling van hematologische maligniteiten. Secundaire myelodysplastische syndromen (MDS) zijn gerapporteerd in volwassen patiënten die CAR-T hebben gekregen. Er zijn nog geen gegevens bekend over het risico van MDS in kinderen die CAR-T krijgen voor acute lymfoblastische leukemie (ALL). Een studie in Hospital Sant Joan de Déu (Barcelona) heeft dit risico geïnventariseerd. Dr. Albert Català en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Haematology.1

In het ziekenhuis in Barcelona kregen 106 pediatrische patiënten CAR-T voor ALL. Onder 40 patiënten zonder vroege relapse of volgende therapie na CAR-T waren er vier die voldeden aan de WHO-criteria voor myelodysplasie. Deze patiënten hadden voorafgaand aan CAR-T hematopoïetische stamceltransplantatie (HSCT) ondergaan. Eén patiënt had klonaal MDS met hoog-risico cytogenetica afkomstig van gastheercellen, en drie hadden niet-progressieve dysplasie afkomstig van de donorcellen.

De onderzoekers concluderen dat dit de eerste beschijving is van MDS na CAR-T voor ALL in kinderen.

1.Theron A, Alonso-Saladrigues A, Dapena J-L et al. Secondary haematological dysplasia after CAR-T-cell therapy for acute lymphoblastic leukaemia in children. Br J Haematol 2024.19862

Summary: A retrospective study at Hospital Sant Joan de Déu in Barcelona (Spain) found that among 40 pediatric patients after CAR-T for ALL, four patients fulfilled the WHO criteria for myelodysplasia.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Checkpointremmer-geassocieerde pneumonitis na neoadjuvante immuuntherapie voor niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-10-28 16:00   ( Nieuws )
Tags:  NSCLC neoadjuvant immunotherapy CIP
Prof. Qingquan LuoNeoadjuvante immuuntherapie met checkpointremmers kan de oncologische uitkomsten van patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) verbeteren, maar is ook geassocieerd met een risico van immuungerelateerde bijwerkingen, waaronder checkpointremmer-geassocieerde pneumonitis (CIP). Een retrospectieve studie van Jiao Tong Universiteit (Shanghai, China) heeft incidentie en management van CIP na start van neoadjuvante immuuntherapie voor NSCLC geïnventariseerd. Prof. Qingquan Luo en collega’s publiceren de studie in Clinical Lung Cancer.1

De studie includeerde 197 NSCLC-patiënten die neoadjuvante immuuntherapie kregen. Vierentwintig van deze patiënten (12,2%) ontwikkelden CIP. Patiënten met CIP hadden langere duur van de immuuntherapie en een hoger baseline CRP-niveau dan patiënten zonder CIP. De meeste gevallen van CIP waren mild tot matig in ernst en werden gemanaged met corticosteroïden: elf patiënten graad 1, zes patiënten graad 2, en vijf patiënten graad 3. De twee overige patiënten hadden graad 4 respiratoir falen waarvoor mechanische beademing vereist was. Geen van de patiënten overleed aan CIP.

De onderzoekers concluderen dat CIP een potentiële complicatie is van neoadjuvante immuuntherapie voor NSCLC, waarvoor close monitoring en prompt management vereist zijn.

1.Jiang L, Jiang S, Miao W et al. Clinical characteristics and management of checkpoint inhibitor pneumonitis in non-small cell lung cancer patients after neoadjuvant immunotherapy. Clin Lung Cancer 2024.10.012

Summary: A retrospective study at Jiao Tong University (Shanghai, China) found checkpoint inhibitor pneumonitis in 12.2% of patients receiving neoadjuvant immunotherapy for NSCLC. Most cases were mild to moderate in severity and managed with corticosteroids.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht van gepubliceerde studies van sacituzumab govitecan voor triple-negatief mammacarcinoom (0)
2024-10-28 14:30   ( Nieuws )
Tags:  SG for TNBC
Prof. Maria Teresa Murillo-LlorenteSacituzumab govitecan (SG) is een op Trop-2 gericht antibody-drug conjugate. Een systematisch overzicht van gepubliceerde studies heeft werkzaamheid van SG monotherapie (10 mg/kg op dagen één en acht van drieweekse cycli) voor triple-negatief mammacarcinoom (TNBC) vergeleken met werkzaamheid van chemotherapie (CT). Prof. Maria Teresa Murillo-Llorente (Katholieke Universiteit van Valencia, Spanje) en collega’s publiceren het overzicht in Cancers.1

In de literatuur tussen september 2022 en januari 2024 identificeerden de onderzoekers 38 voor het onderwerp relevante publicaties. Vergeleken met CT resulteerde SG in significante verbeteringen van objective response rate, clinical benefit rate, progressievrije overleving en overall survival. Vergeleken met CT resulteerde SG ook in verbetering van de gezondheids-gerlateerde kwaliteit van leven. De werkzaamheid van SG werd niet significant beïnvloed door leeftijd van de patiënt (jonger dan 65 jaar versus 65 jaar of ouder), ras/etniciteit, metastasestatus, aanwezigheid van hersenmetastasen, aantal eerdere lijnen behandeling, en recidief binnen twaalf maanden na de laatste standaard-therapie. SG resulteerde vergeleken met CT in hogere incidentie van adverse events, met name neutropenie en diarree, die soms discontinuering van SG noodzakelijk maakten.

De onderzoekers concluderen dat het systematisch overzicht gebruik van SG voor TNBC steunt.

1.Pérez-Bermejo M, Caballero-Pascual M, Legidos-Garcia ME et al. Sacituzumab govitecan in triple-negative breast cancer: a systematic review of clinical trials. Cancers 2024;16:3622

Summary: Systematic review of 38 published clinical trials found that sacituzumab govitecan,compared with conventional chemotherapy, significantly improves clinical outcomes among patients with TNBC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 1b-studie van eerstelijns ivonescimab plus chemotherapie voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (0)
2024-10-28 13:00   ( Nieuws )
Tags:  ES-SCLC ivonescimab plus etoposide and carboplatin
Prof. Shun LuIvonescimab is een gehumaniseerd IgG1 bispecifiek anti-PD-1/VEGF antilichaam. Een multicenter fase 1b-studie in China heeft ivonescimab in combinatie met etoposide en carboplatine als eerstelijns behandeling voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) geëvalueerd. Prof. Shun Lu (Jiao Tong Universiteit, Shanghai) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Thoracic Oncology.1


De studie includeerde 35 patiënten die ivonescimab 3 mg/kg, 10 mg/kg, of 20 mg/kg iedere drie weken kregen in combinatie met vier drie-weekse cycli etoposide en carboplatine, gevolgd door ivonescimab onderhoudsbehandeling. De primaire eindpunten waren veiligheid en objective response rate. De mediane follow-up was 13,3 maanden (range 0,3-28,5). Onder alle patiënten tezamen was de ORR 80% en de disease control rate 91,4%. De ORR was 66,7% in de groep die ivonescimab 3 mg/kg kreeg; 90,9% in de groep die10 mg/kg kreeg; en 76,2% in de groep die 20 mg/kg kreeg. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 21 patiënten (60%), met name afname van neutrofielen en leukocyten, en anemie. Graad 3 of hoger TRAEs werden gezien in 66,7%; 54,4%; en 61,9% van de patiënten met 3 mg/kg respectievelijk 10 mg/kg en 20 mg/kg. Twee patiënten overleden aan oorzaken die werden beschouwd als samenhangend met de behandeling.

De onderzoekers concluderen dat ivonescimab in combinatie met etoposide en carboplatine goed verdragen werd en veelbelovende antitumor-activiteit had onder patiënten met ES-SCLC.

1.Chen Z, Wu L, Wang Q et al. Brief report: ivonescimab combined with etoposide plus carboplatin as first-line treatment for extensive-stage small-cell lung cancer: results of a phase Ib clinical trial. J Thorac Oncol 2024.10.013

Summary: A multicenter phase 1b study in China found that the combination of ivonescimab with etoposide and carboplatin was well tolerated and had promising antitumor activity in patients with extensive-stage small cell lung cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 3-studie van eerstelijns zuberitamab plus CHOP versus rituximab plus CHOP voor CD20-positief DLBCL (0)
2024-10-27 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CD20-positive diffuse large B-cell lymphoma first-line zuberitamab plus CHOP
Prof. Jun ZhuZuberitamab is een in China ontwikkeld biosimilar van het anti-CD20 monoklonaal antilichaam rituximab. Een multicenter fase 3-studie in China heeft eerstelijns zuberitamab plus CHOP vergeleken met rituximab plus CHOP voor CD20-positief diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL). Prof. Jun Zhu (Peking University Cancer Hospital & Institute, Beijing) en collega’s publiceren de studie in het Journal for ImmunoTherapy of Cancer.1

De studie includeerde 487 patiënten met niet-eerder behandeld DLBCL, die 2:1 werden gerandomiseerd naar zes drie-weekse cycli zuberitamab plus CHOP (Hi-CHOP) of rituximab plus CHOP (R-CHOP). Het primaire eindpunt was objective response rate na de zesde cyclus. Voor dit eindpunt waren 287 patiënten in de Hi-CHOP groep en 136 in de R-CHOP groep evalueerbaar. In de full analysis set (FAS) en de per-protocol set (PPS) was de centraal-beoordeelde ORR 83,5% respectievelijk 95,3% in de Hi-CHOP groep versus 81,4% respectievelijk 93,7% in de R-CHOP groep, waarmee noninferioriteit van Hi-CHOP versus R-CHOP vastgesteld werd. De centraal-beoordeelde complete response rate was in de PPS significant hoger met Hi-CHOP dan met R-CHOP (85,7% versus 77,3%; p=0,037). De figuur laat zien dat in de Hi-CHOP groep vergeleken met de R-CHOP groep de duur van respons, progressievrije overleving, gebeurtenisvrije overleving, en overall survival niet-significant beter waren. In de subgroep van patiënten met germinal-center B cell-like subtype waren ORR, CRR, EFS, en OS wel significant beter met Hi-CHOP dan met R-CHOP. Treatment-emergente adverse events waren vergelijkbaar tussen de groepen, met uitzondering van graad 1 tot en met 3 infusiereacties (32,1% in de Hi-CHOP groep versus 19,9% in de R-CHOP groep).

De onderzoekers concluderen dat Hi-CHOP niet-inferieur was aan R-CHOP in termen van ORR en superieur was in termen van CRR, en goed verdragen werd onder patiënten met niet-eerder behandeld CD20-positief DLBCL.

1.Li Z, Jiang W, Zhou H et al. Comparison of zuberitamab plus CHOP versus rituximab plus CHOP for the treatment of drug-naïve patients diagnosed with CD20-positive diffuse large B-cell lymphoma: a phase 3 trial. J ImmunoTher Cancer 2024-008895

Summary: A multicenter phase 3 trial in China found that first-line zuberitamab plus CHOP for CD20-positive DLBCL was non-inferior to rituximab plus CHOP regarding ORR but exhibited a higher complete response rate and was well tolerated.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Single-center fase 2-studie van anlotinib plus TQB2450 voor gevorderd alveolair wekedelensarcoom (0)
2024-10-27 14:30   ( Nieuws )
Tags:  ASPS anlotinib plus TQB2450
Prof. Jiaqong LiuAlveolair wekedelensarcoom (ASPS) is een agressief sarcoom zonder vastgestelde behandeling. Een fase 2-studie in Peking University Cancer Hospital & Institute heeft de combinatie van de tyrosinekinaseremmer anlotinib en het op PD-L1 gerichte monoklonaal antilichaam TQB2450 (aka benmelstobart) voor gevorderd ASPS geëvalueerd. Prof. Jiayong Liu en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1


De studie includeerde 29 volwassen patiënten met gevorderd ASPS, van wie 28 drieweekse cycli kregen van oraal anlotinib (12 mg eenmaal daags op dagen één tot en met vijftien) plus intraveneus TQB2450 (1200 mg op dag één); de 29e patiënt werd uit de studie teruggetrokken wegens acute pancreatitis. Het primaire eindpunt was overall response rate. De ORR was 82,1%, met vier complete responsen en negentien partiële responsen. De mediane tijd tot respons was 2,8 maanden en de mediane duur van respons werd niet bereikt. De mediane progressievrije overleving was 35,2 maanden. Graad 3 of 4 treatment-related adverse events werden gezien in 44,8% van de patiënten; er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van anlotinib en TQB2450 werkzaam en tolerabel is onder patiënten met gevorderd ASPS.

1.Tan Z, Wu Y, Fan Z et al. Anlotinib plus TQB2450, a PD-L1 antibody, in patients with advanced alveolar soft part sarcoma: a single-arm, phase 2 trial. Clin Cancer Res 2024-2444

Summary: A phase 2 study at Peking University Cancer Hospital & Institute (Beijing, China) found that the combination of anlotinib and the PD-L1 targeting monoclonal antibody TQB2450 was effective and tolerable in patients with advanced alveolar soft part sarcoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)