Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multinationale fase 2a-studie van zanidatamab plus palbociclib en fulvestrant voor eerder-behandeld HR+ HER2+ mBC (0)
2025-05-06 15:00   ( Nieuws )
Tags:  previously treated HR+ HER2+ metastatic breast cancer zanidatamab-palbociclib-fulvestrant
Dr. Santiago Escrivá-de-RomaniZanidatamab is een bispecifiek antilichaam met affiniteit voor twee epitopen van HER2. Een multinationale fase 2-studie heeft de combinatie van zanidatamab met palbociclib en fulvestrant geëvalueerd voor HR-positief HER2-negatief metastatisch mammacarcinoom (HR+ HER2+ mBC) in patiënten die eerder mediaan vier HER2-gerichte behandelingen gekregen hadden. Dr. Santiago Escrivá-de-Romani (Vall d’Hebron Universiteitsziekenhuis, Barcelona) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie werd uitgevoerd in dertien centra in Canada, Spanje, en de Verenigde Staten. De studie includeerde volwassen patiënten met een ECOG performance status 0 of 1. In het eerste deel van de studie kregen acht patiënten toenemende doseringen zanidatamab plus palbociclib en fulvestrant; in deel twee kregen 43 patiënten de in deel één vastgestelde dosering. Het primaire eindpunt was percentage patiënten zonder progressie na zes maanden. Alle 51 patiënten hadden tenminste één treatment-related adverse event (any grade), en 67% hadden graad 3 of 4 TRAEs; er waren geen graad 5 TRAEs. Het percentage patiënten zonder progressie na zes maanden was 66.7% (95%-bti 52,1-79,2).

De onderzoekers concluderen dat het (chemotherapievrije) regime van zanidatamab plus palbociclib en fulvestrant over het algemeen veilig was en veelbelovende antitumoractiviteit had voor eerder-behandeld HR+ HER2+ mBC.

1.Escrivá-de-Romani S, Cejalvo JM, Alba E et al. Zanidatamab plus palbociclib and fulvestrant in previously treated patients with hormone receptor-positive, HER2-positive metastatic breast cancer: primary results from a two-part, multicentre, single-arm, phase 2a study. Lancet Oncol 2025; epub ahead of print

Summary: A multinational phase 2a study found that the chemotherapy-free regimen of zanidatamab plus palbociclib and fulvestrant was generally safe and showed promising antitumor activity among previously treated patients with HR-positive, HER2-negative metastatic breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van impact van radiotherapietechniek op chronische huidtoxiciteit in overlevers van mammacarcinoom (0)
2025-05-06 13:30   ( Nieuws )
Tags:  breast cancer survivors radiotherapy techniques chronic skin toxicities
Dr. Shing Fung LeeEr is weinig duidelijkheid over de impact van intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (IMRT) vergeleken met conventionele radiotherapie (RT) op chronische huidtoxiciteit in overlevers van mammacarcinoom. Een systematisch overzicht van de literatuur tot en met 26 april 2024 en meta-analyse van geïdentificeerde studies heeft deze impact gekwantificeerd. Dr. Shing Fung Lee (National University Hospital, Singapore) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.1

De onderzoekers identificeerden zeven voor het onderwerp relevante studies, met tezamen 2418 patiënten. De meeste studies gebruikten conventionele fractionering (45 tot 50 Gy in 25 fracties. IMRT vergeleken met conventionele RT was geassocieerd met lagere incidentie van chronische graad 2 en hoger hyperpigmentatie (RR 0,39; 95%-bti 0,17-0,89; I2=0%). Er waren geen significante verschillen voor graad 2 en hoger borstfibrose, telangiëctasie, oedeem, en atrofie/retractie. Korte-termijn cosmetische uitkomsten waren beter met IMRT dan met conventionele RT, maar erwaren voor dit eindpunt geen significante verschillen. Er waren geen significante verschillen in gezondheids-gerelateerde kwaliteit van leven (drie studies).

De onderzoekers concluderen dat IMRT vergeleken met conventionele RT bepaalde chronische huidtoxiciteiten kan verminderen, maar dat er geen consistente lange-termijn verschillen waren in cosmetische uitkomsten of HRQoL.

1.Lee SF, Wong HC, Robijns J et al. Chronic skin toxicities in breast cancer survivors: a systematic review and meta-analysis of radiotherapy techniques. Breast Cancer Res Treat 2025-07700-y

Summary: Meta-analysis of seven studies (2418 patients) found that among breast cancer survivors, having received IMRT may reduce certain chronic skin toxicities compared to conventional RT; however, consistent long-term differences in cosmetic outcomes or HRQoL were not observed.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van standaard versus lagere dosering chemoradiotherapie voor anuscarcinoom (0)
2025-05-06 12:00   ( Nieuws )
Tags:  PLATO-ACT4 trial anal cancer
Dr. Alexandra GilbertGelokaliseerd squameus celcarcinoom van de anus (ASCC) wordt behandeld met radicale chemoradiotherapie. Deze behandeling leidt in een hoog percentage van de patiënten tot genezing, maar kan resulteren in substantiële acute en lange-termijn morbiditeit. De gerandomiseerde fase 2-studie PLATACT4, in 28 centra in het Verenigd Koninkrijk heeft een verlaagde radiotherapiedosering voor vroeg-stadium ASCC geëvalueerd. Dr. Alexandra Gilbert (University of Leeds) en collega’s publiceren korte-termijn resultaten van de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde 160 patiënten met vroeg-stadium T1-2N0-NxM0 ASCC, die 1:2 gerandomiseerd werden naar standaard-dosering IMRT (sd-IMRT; 50,4 Gy in 28 fracties; n=55) of verlaagde-dosering IMRT (rd-IMRT; 41,4 Gy in 23 fracties; n=105), in beide groepen met concurrente chemotherapie (mitomycine en capecitabine). Het primaire eindpunt is percentage patiënten met klinisch complete respons na drie jaar. De nu gepubliceerde analyse werd uitgevoerd na zes maanden follow-up.

De 6-maands percentages complete klinische respons waren 87% met sd-IMRT en 92% met rd-IMRT. Radiotherapie-onderbrekingen gedurende drie dagen of langer kwamen voor in 26% van de patiënten in de sd-IMRT groep en 15% van de patiënten in de rd-IMRT groep. Graad 3 of hoger acute toxiciteit werd gerapporteerd voor 46% versus 35%, en ernstige adverse events in 15% versus 10%. De figuur laat patiënt-gerapporteerde uitkomsten zien, met betere resultaten voor seksueel functioneren in de rd-IMRT groep.

De onderzoekers concluderen dat in beide groepen goede zes-maands klinisch complete respons percentages werden gezien, en dat vroege resultaten van de studie suggereren dat rd-IMRT met chemotherapie goed verdragen werd terwijl de oncologische uitkomsten behouden werden.

1.Gilbert A, Adams R, Webster J et al. Standard versis reduced-dose chemoradiotherapy in anal cancer (PLATO-ACT4): short-term results of a phase 2 randomised controlled trial. Lancet Oncol 2025; epub ahead of print

Summary: The multicenter randomized phase 2 PLATO-ACT4 triall in the UK found compared reduced dose IMRT versus standard dose IMRT, both with concurrent chemoradiotherapy, for patients with localized squamous cell carcinoma of the anus. Good 6-month complete clinical response rates were seen in both groups, with less grade 3 or worse toxicity and better patient-reported outcomes in the low-dose IMRT group.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter retrospectieve studie van real-world uitkomsten na durvalumab-consolidatie voor stadium III niet-resectabel NSCLC (0)
2025-05-05 15:00   ( Nieuws )
Tags:  stage III unresectable NSCLC real-world outcomes
Prof. Silvia NovelloOp basis van resultaten van de PACIFIC-studiewordt chemoradiotherapie gevolgd door een jaar durvalumab-consolidatie gezien als standaard-behandeling voor niet-resectabel lokaal-gevorder niet-kleincellig longcarcinoom (LA-NSCLC). Een retrospectieve studie in 23 centra in Italië heeft therapeutische strategieën en klinische uitkomsten na falen van deze behandeling in de klinische praktijk geïnventariseerd. Prof. Silvia Novello (Universtieit van Turijn) en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 122 patiënten met progressie van de ziekte na durvalumab-consolidatie. De figuur laat zien dat de mediane progressievrije overleving en overall survival na durvalumab 9,3 maanden (95%-bti 7,1-11,4) respectievelijk 24,2 maanden (18,7-29,7) was. Onder de 93 patiënten die een volgende behandeling ondergingen kregen 22% chemo-immuuntherapie, 43% platina-gebaseerde chemotherapie, 28% niet-platina chemotherapie, en 8% gerichte therapie; de mediane PFS op deze volgende behandelingen was 12,0 respectievelijk 4,1 en 2,7 en 6,0 maanden. Onder de 65 patiënten die een jaar durvalumab voltooid hadden waren de percentages van de vier groepen 65%, 28%, 19%, en 43%. De mediane tijd tot volgende behandeling was 6,7 maanden na chemo-immuuntherapie en 2,1 maanden met chemotherapie (p=0,009).

De onderzoekers concluderen dat platina-gebaseerde chemotherapie de meest-gebruikte behandeling was na falen van durvalumab, terwijl onder geselecteerde patiënten rechallenge met chemo-immuuntherapie geassocieerd was met de beste uitkomsten.

1. Crespi V, Delcuratolo MM, Minuti G et al. Real-world outcomes of subsequent treatment strategies after durvalumab consolidation in stage III unresectable non-small cell lung cancer. Lung Cancer 2025-00468-4

Summary: A retrospective study at 23 centers in Italy found that after chemoradiation and failure of durvalumab consolidation, platinum-based chemotherapy was the predominant real-world treatment, whereas immunotherapy rechallenge was associated with the best survival outcome in selected cases


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie van stralingsdosering naar de schildklier met schildklierdisfunctie in patiënten met lokaal-gevorderd NSCLC (0)
2025-05-05 13:30   ( Nieuws )
Tags:  LA NSCLC thyroid radiation dose and thyroid dysfunction
Prof. Byoung Chul ChoConcurrente chemoradiotherapie (CCRT) gevolgd door onderhouds immuuntherapie (IO) is een standaardbehandeling voor patiënten met lokaal-gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (LA NSCLC). Een retrospectieve studie van Yonsei University College of Medicine (Seoel, Zuid-Korea) heeft de associatie van stralingsdosering naar de schildklier met schildklierdisfunctie in deze patiënten onderzocht. Prof. Byoung Chul Cho en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 250 patiënten die tussen begin 2014 en eind 2022 definitieve CCRT gevolgd door IO kregen voor LA NSCLC. Onder deze patiënten waren er 64 die bestraling naar de supraclaviculaire fossa kregen (SCFi-groep). Na mediaan 16,6 maanden follow-up was schildklierdisfunctie vastgesteld in 23 van 64 patiënten (35,9%) in de SCFi-groep en 27 van 186 patiënten (14,5%) in de niet-SCFi groep (p<0,001). De drie-jaars cumulatieve incidentie van schildklierdisfunctie was 54,9% respectievelijk 17,0% (p<0,001). Een hoger schildkliervolume blootgesteld aan 10 Gy bestraling voorspelde onafhankelijk een verhoogd risico van schildklierdisfunctie (HR 2,82), met drie-jaars cumulatieve incidentie van schildklierdisfunctie 67,9% in patiënten met V10Gy ≥19,8% en 25,6% in patiënten met V10Gy<19,8% (p<0,001).

De onderzoekers concluderen dat bestraling van de schildklier tijdens CCRT geassocieerd was met verhoogd risico van schildklierdisfunctie tijdens onderhoud IO.

1.Yang G, Yoon HI, Lim SM et al. Association of thyroid radiation dose with thyroid dysfunction in patietns with locally advanced non-small cell lung cancer treated with concurrent chemoradiotherapy followed by maintenance immunotherapy. Lung Cancer 2025.108574

Summary: A retrospective study at Yonsei University College of Medicine (Seoul, South Korea) found that among locally advanced non-small cell lung cancer patients receiving CCRT followed by maintenance immunotherapy, incidental irradiation of the thyroid during CCRT was associated with an increased risk of thyroid dysfunction during follow-up.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Patiënt-controlestudie van pariteit, borstvoeding, en risico van vroeg-ontstaan mammacarcinoom in vrouwen met een BRCA1 pathogene variant (0)
2025-05-05 12:00   ( Nieuws )
Tags:  BRCA1 pathogenic variant parity breastfeeding breast cancer prior to age 45 years
Prof. Steven NarodHet is niet duidelijk of borstvoeding en/of pariteit geassocieerd zijn met het risico van mammacarcinoom onder vrouwen met een kiemlijn pathogene variant (PV) in BRCA1. Een multinationale patiënt-controlestudie van de Breast Cancer Clinical Study Group heeft de associatie van deze twee factoren met early-onset mammacarcinoom (gediagnostiseerd voor de leeftijd van 45 jaar) geïnventariseerd. Prof. Steven Narod (Women’s College Research Institute, Toronto) en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Cancer.1

De patiënt-controlestudie includeerde vrouwen met een BRCA1 PV die deelnamen aan een longitudinale studie van reproductieve en ziektegeschiedenissen die bij inclusie werden geïnventariseerd. De patiënten in de nu gepubliceerde analyse hadden invasief mammacarcinoom voor de leeftijd 45 jaar, en de controles hadden geen invasief mammacarcinoom voor de leeftijd van 45 jaar. Pariteit als zodanig was niet geassocieerd met early-onset mammacarcinoom (OR 1,09; 95%-bti 0,95-1,25), maar onder vrouwen die nooit borstvoeding hadden gegevens was de OR voor pareuze versus nullipareuze vrouwen 1,45 (1,20-1,75). Na matching voor pariteit was ooit borstvoeding gegeven hebben geassocieerd met een 25% lager risico van early-onset mammacarcinoom (OR 0,75; 95%-bti 0,61-0,91), terwijl borstvoeding gegeven hebben gedurende tenminste 20 maanden geassocieerd was met nog lager risico van early-onset mammacarcinoom (OR 0,53; 0,40-0,72).

De onderzoekers concluderen dat deze gegevens suggereren dat onder vrouwen met een BRCA1 PV geven van borstvoeding mogelijk een rol speelt bij de preventie van early-onset mammacarcinoom.

1.Kotsopoulos J, Maxwell CA, Lubinski J et al. Parity, breastfeeding, and the risk of early-onset breast cancer in women with a BRCA1 pathogenic variant. Br J Cancer 2025-03029-x

Summary: A multinational case-control study found that among women with a BRCA1 germline pathogenic variant, breastfeeding might contribute to prevention of young-onset breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van neoadjuvante immuun-chemoradiotherapie versus chemoradiotherapie voor slokdarmcarcinoom (0)
2025-05-04 16:00   ( Nieuws )
Tags:  resectable esophageal cancer nICRT versus nCRT
Dr. Chen HuEr zijn aanwijzingen voor veelbelovende activiteit van neoadjuvant immuun-chemoradiotherapie (nICRT) voor resectabel slokdarmcarcinoom, maar er zijn slechts beperkte vergelijkende analyses uitgevoerd van nICRT versus standaard neoadjuvan chemoradiotherapie (nCRT). Een individual patient data meta-analyse van gepubliceerde studies heeft uitkomsten van nICRT vergeleken met die van nCRT. Dr. Chen Hu (Johns Hopkins University School of Medicine, Baltimore MD) en collega’s publiceren de analyse in het International Journal of Radiation Oncology.Biology.Physics.1

In de literatuur tot en met 30 oktober 2024 identificeerden de onderzoekers 37 voor het onderwerp relevante studies, met tezamen 811 patiënten die nICRT kregen en 1796 patiënten die nCRT kregen. De mediane overall survival was significant langer met nICRT dan met nCRT (HR 0,714; p=0,011). Eén-, twee-, en driejaars OS percentages waren 89,9% respectievelijk 76,0% en 66,4% met nICRT, vergeleken met 85,0% respectievelijk 66,5% en 57,3% met nCRT. Onder patiënten met squameus celcarcinoom was het percentage patiënten met pathologisch complete respons significant hoger met nICRT dan met nCRT (50% versus 38%; p=0,040). De veiligheidsprofielen van nICRT en nCRT waren vergelijkbaar, zonder significante verschillen in graad 3 of 4 treatment-related adverse events of postoperatieve complicaties.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met resectabel slokdarmacarcinoom nICRT resulteerde in betere uitkomsten dan nCRT, met een acceptabel veiligheidsprofiel.

1.Liu Y, Men Y, Boo Y et al. Neoadjuvant immunochemoradiotherapy versus chemoradiotherapy in esophageal cancer: a systematic review and meta-analysis of reconstructed individual patient data. Int J Radiot Oncol Biol Phys 2025-00387-6

Summary: Individual patient data meta-analysis of 37 studies found that nICRT showed potential for superior survival compared to standard nCRT in resectable esophageal cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van associatie van voedings- en leefstijlfactoren met overleving na diagnose colorectaalcarcinoom (0)
2025-05-04 12:00   ( Nieuws )
Tags:  CRC post-diagnosis dietary and lifestyle factors
Dr. Nana KeumVoedings- en leeftstijlfactoren die geassocieerd zijn met preventie van colorectaalcarcinoom (CRC) zijn uitgebreid bestudeerd, maar er is minder bekend over factoren die van invloed zijn op overleving na een CRC-diagnose. Een meta-analyse van de literatuur tot en met september 2024 heeft deze factoren geïnventariseerd. Dr. Nana Keum (Dongguk Universiteit, Seoel) en collega’s publiceren de meta-analyse in het Journal of the National Cancer Institute.1

Lagere all-cause mortaliteit werd gezien met consumptie van niet-bewerkt rood vlees (summary relative risk 0.74; 95%-bti 0,57-0,94), vollegraanproducten (0,77; 0,66-0,60), koffie (0,65; 0,55-0,77), melk (0,82; 0,71-0,93), laag-vet zuivel (0,77; 0,64-0,94), totaal calcium (0,76; 0,61-0,94), alcoholinname lager dan 45 g/d (J-vormige associatie), en fysieke activiteit (0,55; 0,44-0,69) terwijl hogere all-cause mortaliteit gezien werd met inname van geraffineerd-graanproducten (1,55; 1,03-2,33), hoog-vet zuivel (1,34; 1,05-1,71), current smoking (1,49; 1,24-1,78), former smoking (1,18; 1,04-1,34), en televisiekijken (1,28; 1,06-1,55). Er waren consistente associaties voor CRC-specifieke mortaliteit, met inverse associatie voor gebruik van calciumsupplementen.

De onderzoekers concluderen dat factoren die geassocieerd zijn met overleving van CRC verschillen en overeenkomsten hebben met factoren die geassocieerd zijn met CRC-preventie.

1.Chen Q-Y, Keum N, Giovannucci EL. Postdiagnosis dietary and lifestyle factors and mortality outcomes among colorectal cancer patients: a meta-analysis. J Natl Cancer Inst 2025;djaf098

Summary: Meta-analysis of published studies found that factors related to CRC survival share differences as well as similarities with established factors related to CRC prevention.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)