Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Patiënt-gerapporteerd persistent lymfoedeem en perifere neuropathie onder lange-termijn overlevers van mammacarcinoom (0)
2024-11-18 13:00   ( Nieuws )
Tags:  Carolina Breast Cancer Study
Rina YanoshVerbeteringen in de behandeling van mammacarcinoom hebben geleid tot verlenging van de overleving van patiënten maar hebben ook lange-termijn ongunstige bijwerkingen, zoals lymfoedeem en perifere neuropathie. Een retrospectieve analyse in het cohort van de fase 3 Carolina Breast Cancer Study heeft het voorkomen van deze aandoeningen in lange-termijn overlevers onderzocht. PhD-student Rina Yarosh (University of North Carolina at Chapel Hill) en collega’s publiceren de analyse in Cancer.1

De analyse includeerde 1688 overlevers van mammacarcinoom gediagnostiseerd tussen begin 2008 en eind 2013. De gemiddelde tijd tussen diagnose en inclusie in de analyse was 11,1 ± 0,6 jaar. De prevalentie van persistent lymfoedeem was 18,7% en van persistente perifere neuropathie 27,7% terwijl 8,8% van de overlevers beide aandoeningen rapporteerden. Lymfoedeem was meer prevalent onder overlevers die mastectomie hadden ondergaan en onder overlevers bij wie meer dan vijf lymfeklieren waren verwijderd, terwijl perifere neuropathie meer voorkwam onder overlevers die taxaan-gebaseerde chemotherapie hadden gekregen. Tezamen voorkomen van beide aandoeningen was meer frequent na verwijdering van vijf of meer lymfeklieren (versus minder: prevalentieverschil 5,4; 95%-bti 2,1-8,8) en na taxaan-gebaseerde chemotherapie (versus geen chemotherapie 6,7; 3,9-9,7). Lymfoedeem (PD 2,7; 95%-bti 0,9-6,3) en perifere neuropathie (5,8; 1,7-9,9) waren meer prevalent onder zwarte dan onder blanke overlevers, en eveneens niet-significant hoger onder jongere dan onder oudere overlevers.

De onderzoekers concluderen dat lymfoedeem en neuropathie een substantieel percentage van overlevers van mammacarcinoom aandoen.

1.Yarosh RA, Nichols HB, Wang Q et al. Patient-reported persistent lymphedema and peripheral neuropathy among long-term breast cancer survivors in the Carolina Breast Cancer Study. Cancer 2024.35650

Summary: Retrospective analysis of participants of the Carolina Breast Cancer Study quantified the burden of lymphedema and peripheral neuropathy among long-term survivors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Ramucirumab plus paclitaxel als switch-onderhoud versus voortzetting van eerstelijns oxaliplatine-gebaseerde therapie voor gevorderd HER2-negatief G/GEJ-carcinoom (0)
2024-11-17 16:00   ( Nieuws )
Tags:  ARMANI trial
Dr. Filippo PietrantonioRamucirumab plus paclitaxel is een aanbevolen tweedelijns behandeling voor patiënten met gevorderd HER2-negatief maag- of slokdarm-maagovergang (G/GEJ)-carcinoom. De fase 3-studie ARMANI, in 31 centra in Italië, heeft dit regime als switch-onderhoud vergeleken met voortzetting van eerstelijns therapie met FOLFOX of CAPOX in deze patiënten. Dr. Filippo Pietrantonio (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

ARMANI includeerde volwassen patiënten met gevorderd HER2-negatief G/GEJ-carcinoom en een ECOG performance status 0 of 1, die ziektecontrole hadden na drie maanden eerstelijns FOLFOX of CAPOX. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar ramucirumab plus paclitaxel (switch-onderhoudsgroep; n=144) of voortzetting van FOLFOX of CAPOX gedurende twaalf weken gevolgd door fluoropyrimidine onderhoud (controlegroep; n=136). Het primaire eindpunt was progressievrije overleving. De mediane PFS was 6,6 maanden in de switch-onderhoudsgroep versus 3,5 maanden in de controlegroep (HR 0,61; p=0,0002). In analyse van de 24-maands restricted mean survival time was de restricted gemiddelde PFS 8,8 maanden in de switch-onderhoudsgroep en 6,1 maanden in de controlegroep (p=0,0010). De meest-frequente graad 3 of 4 treatment-related adverse events waren neutropenie (26% in de switch-onderhoudsgroep en 10% in de controlegroep), perifere neuropathie (6% versus 7%), en arteriële hypertensie (6% versus 0). Er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat ramucirumab-paclitaxel switch-onderhoud een behandelstrategie zou kunnen zijn voor patiënten met gevorderd HER2-negatief G/GEJ-carcinoom.

1.Randon G, Lonardi S, Fassan M et al. Ramucirumab plus paclitaxel as switch maintenance versus continuation of first-line oxaliplatin-based chemotherapy in patients with advanced HER2-negative gastric or gastro-oesophageal junction cancer (ARMANI): a randomised, open-label, multicentre, phase 3 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 3 ARMANI trial in Italy found that among patients with advanced HER2-negative G/GEJ cancer, ramucirumab plus paclitaxel switch maintenance could be a treatment strategy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Klinische relevantie van meetbare residuele ziekte met CAR T-celtherapie en T-cell engagers voor RRMM (0)
2024-11-17 14:30   ( Nieuws )
Tags:  relapsed or refractory multiple myeloma CAR T cells and TCE MRD
Dr. Bruno PaivaEr is geen duidelijkheid over de impact van meetbare residuele ziekte (MRD) in patiënten die CAR T-celtherapie of T-cell engagers (TCE) krijgen voor recidiverend of refractair multipel myeloom (RRMM). Een retrospectieve studie in vier centra in Spanje heeft deze impact geïnventariseerd. Dr. Bruno Paiva Universiteit van Navarra, Pamplona) en collega’s publiceren de studie in het American Journal of Hematology.1

De studie includeerde 201 RRMM-patiënten die in het kader van klinische studies werden behandeld met de aanbevolen doseringsschema’s van cilta-cel, ide-cel, ARI0002h, teclistamab, talquetemab, of elranatamab. In 147 patiënten werd de MRD getest bij aanvang van de behandeling, en na één, drie, zes, en twaalf maanden. MRD-negativiteit (10-6) op enig moment werd gezien in 117 patiënten, onder wie 60 met aanhoudende MRD-negativiteit. De figuur laat progressievrije overleving en overall survival zien van patiënten met aanhoudende MRD-negativiteit, tijdelijke MRD-negativiteit, en MRD-positiviteit. MRD-negatieve percentages waren hoger onder de patiënten die CAR T-celtherapie kregen dan onder de patiënten die TCE kregen, maar onder de patiënten de MRD-negativiteit bereikten waren er geen verschillen in overlevingsuitkomsten tussen de CAR-T groep en de TCE-groep.

De onderzoekers concluderen dat diepe en aanhoudende MRD-negativiteit een relevante prognostische factor is onder RRMM-patiënten die CAR T-celtherapie of TCEs krijgen.

1.Zabaleta A, Puig N, Cedena M-T et al. Clinical significance of complete remission and measurable residual disease in relapsed/refractory multiple myeloma patients treated with T-cell redirecting immunotherapy. Am J Hematol 2024.27526

Summary: A retrospective study at 4 centers in Spain found that deep and sustained MRD negative complete response it the most relevant prognostic factor and should be considered as the treatment end point in RRMM patients treated with CAR T cell therapy and T-cell engagers.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van waarde van immuuntherapie voor grote hersenmetastasen van niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-11-17 13:00   ( Nieuws )
Tags:  large brain metastases from NSCLC immunotherapy
Dr. Narayanan SadagopanPatiënten met grote hersenmetastasen (BrM, meer dan 2 cm in diameter) hebben een slechte prognose. Een retrospectieve real-world studie van het MedStar Georgetown Cancer Network (Washington DC) heeft het profijt van immuuntherapie voor deze patiënten geëvalueerd. Dr. Narayanan Sadagopan en collega’s publiceren de studie in The Oncologist.1



De studie includeerde 36 patiënten met grote BrM van niet-biomarker gedreven NSCLC die neurochirurgie en/of radiotherapie hadden voltooid en vervolgens immuuntherapie kregen (33 pembrolizumab, twee atezolizumab, één durvalumab). De mediane duur van follow-up was 17,6 maanden. De figuur laat zien dat de mediane intracraniële progressievrije overleving 9,2 maanden bedroeg en de de mediane overall survival 31 maanden was. De intracraniële PFS hazard ratio voor patiënten die tenminste 90 dagen immuuntherapie kregen versus patiënten met kortere duur van immuuntherapie was 0,07 (95%-bti 0,02-0,26). Elke additionele 30 dagen immuuntherapie was geassocieerd met OS-HR 0,77 (95%-bti 0,67-0,90).

De onderzoekers concluderen dat deze real-world data het potentieel onderstrepen van immuuntherapie voor patiënten met grote BrM van NSCLC, die vaak worden geëxcludeerd uit klinische studies.

1.Sadagopan N, Komlodi-Pasztor E, Veytsman I. Immunotherapy benefits for large brain metastases in non-small cell lung cancer. The Oncologist 2024.oyae314

Summary: A real-world retrospective study found activity of immunotherapy following neurosurgery and/or radiation for large brain metastases from NSCLC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van glofitamab versus rituximab toegevoegd aan chemotherapie voor R/R DLBCL (0)
2024-11-16 16:00   ( Nieuws )
Tags:  STARGLO trial R R DLBCL glofitamab plus GemOx versus rituximab plus GemOx
Dr. Jeremy AbramsonGlofitamab is een CD20 x CD3 bispecifiek monoclonaal antilichaam. De fase 3-studie STARGLO, in 62 centra in dertien landen, evalueerde glofitamab plus gemcitabine en oxaliplatine (Glofit-GemOx) versus rituximab plus gemcitabine en oxalipatine (R-GemOx) voor recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (R/R DLBCL) in patiënten die niet voor transplantatie in aanmerking kwamen. Dr. Jeremy Abramson (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1

STARGLO includeerde volwassen patiënten met R/R DLBCL na één of meer eerdere behandelingen. De patiënten werden 2:1 gerandomiseerd naar acht cyli Glofit-GemOx gevolgd door vier cycli glofitamab monotherapie (n=183) of acht cycli R-GemOx (n=91). Het primaire eindpunt was overall survival. Bij de primaire analyse, na mediaan 11,3 maanden follow-up, was de mediane OS significant langer in de Glofit-GemOx groep dan in de R-GemOx groep (NE versus 9,0 maanden; HR 0,59; p=0,011). Bij de tweede analyse nadat alle patiënten hun studiebehandeling hadden voltooid (mediane follow-up 20,7 maanden) was de mediane OS nog steeds significant langer met Glofit-GemOx dan met R-GemOx (25,5 maanden versus 12,9 maanden; HR 0,62; 95%-bti 0,43-0,88). Alle patiënten in de Glofit-GemOx groep en 96% van de patiënten in de R-GemOx groep hadden tenminste één adverse event tijdens de studieperiode. Cytokine release syndrome werd gezien in 44% van de glofitamab-blootgestelde patiënten en was voornamelijk laaggradig. Drie procent respectievelijk één procent van de patiënten overleed gerelateerd aan glofitamab respectievelijk rituximab.

De onderzoekers concluderen dat Glofit-GemOx vergeleken met R-GemOx resulteerde in significant betere OS.

1.Abramson JS, Ku M, Hertzberg M et al. Glofitamab plus gemcitabine and oxaliplatin (GemOx) versus rituximab-GemOx for relapsed or refractory diffuse large B-cell lymphoma (STARLGO): a global phase 3, randomised, open-label trial. Lancet 2024;404:1940-1954

Summary: The multinational phase 3 STARGLO trial found significant improvement of overall survival with glofitamab-gemcitabine-oxaliplatin versus rituximab-gemcitabine-oxaliplatin in patients with R/R DLBCL.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Denemarken-brede cohortstudie van associatie tussen vruchtbaarheidsbehandeling en het risico van ovariumcarcinoom (0)
2024-11-16 14:30   ( Nieuws )
Tags:  fertility treatment ovarian cancer risk
Dr. Allan JensenHet is denkbaar dat hormoon-gemedieerde activiteit van vruchtbaarheids-bevorderende middelen (fertilty drugs, FPs) het risico van ovariumcarcinoom kan verhogen, maar eerdere studies van deze associatie hebben met elkaar strijdige resultaten opgeleverd. Een bevolkings-gebaseerde cohortstudie in Denemarken heeft de associatie tussen FP-gebruik en het risico van ovariumcarcinoom geïnventariseerd. Dr. Allan Jensen (Kræftens Bekæmpelse, Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

In het Danish Infertility Cohort (DIC) idenficeerden dat onderzoekers 146.110 onvruchtbare vrouwen in de leeftijd van 20 tot en met 45 jaar tussen begin 1995 en eind 2017. Informatie over gebruik van FPs, diagnosen van maligniteiten, covariaten, emigratie, en vitale status werden verkregen uit nationale databases. Tijdens mediaan 10,3 jaar follow-up werden in het cohort 114 vrouwen met ovariumcarcinoom gediagnostiseerd, onder wie 65 met sereus ovariumcarcinoom. Er waren voor de meeste FPs geen associaties met het risico van ovariumcarcinoom, maar ooit-gebruik van progesteron was geassocieerd met het risico van sereus ovariumcarcinoom (HR 1,92; 95%-bti 1,16-3,17). Secundaire analyse van DIC-gegevens over de periode van 1971 tot en met 1994 (332 vrouwen met ovariumcarcinoom onder wie 192 met sereus ovariumcarcinoom) resulteerde eveneens in verhoogd risico van sereus ovariumcarcinoom na ooit gebruik van progesteron (HR 2,05; 95%-bti 1,31-3,21).

De onderzoekers concluderen dat de associatie tussen ooit gebruik van progesteron en het verhoogde risico van sereus ovariumcarcinoom nader onderzoek vereist.

1.Jensen A, Guleria S, Albieri V et al. Fertility treatment and risk of ovarian cancer in a large nationwide cohort of infertile Danish women. Int J Cancer 2024.35251

Summary: A nationwide retrospective cohort study among infertile women in Denmark found an association between ever use of progesterone and elevated risk of serous ovarian cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Raciale en etnische verschillen in epidemiologie van prostaatcarcinoom in de Veterans Health Administration (0)
2024-11-16 13:00   ( Nieuws )
Tags:  PC epidemiology racial and ethnic differences
Dr. Stephen FreedlandHet is niet duidelijk of er ras- en etniciteit-gebonden verschillen zijn in de epidemiologie van niet-metastatisch hormoongevoelig prostaatcarcinoom (nmHSPC), metastatisch hormoongevoelig prostaatcarcinoom (mHSCP), niet-metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (nmCRPC), en metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC). Een retrospectieve studie onder patiënten van de Veterans Health Adminstration (VHA), een organisatie met gelijke toegang tot zorg voor alle aangesloten patiënten, heeft deze verschillen voor zwarten, blanken, en Hispanics geïnventariseerd. Dr. Stephen Freedland (Cedars-Sinai Medical Center, Los Angeles CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde alle 476.227 bij de VHA aangesloten patiënten in de leeftijd van 40 jaar of ouder met prostaatcarcinoom in de periode van begin 2012 tot eind 2020 (mediane leeftijd 69 jaar; IQR 63-75). Het primaire eindpunt van de studie was jaarlijks leeftijds-gecorrigeerd incidentiepercentage (IR). De figuur laat zien dat er voor alle jaren en ziektestaten significante ras/etniciteitsgebonden verschillen in IRs waren. Onder zwarte versus blanke patiënten was er een verhoogd relatief risico van nmHSPC in 2012 (RR 2,09; p<0,001) en nmCRPC in 2017 (4,12; p<0,001). In nmHSPC waren HRs voor progressie naar mHSPC en nmCRPC 1,36 (95%-bti 1,33-1,40) respectievelijk 1,60 (1,51-1,70) voor zwarte versus blanke patiënten en 1,38 (1,31-1,45) respectievelijk 1,55 (1,40-1,72) voor Hispanic versus blanke patiënten. In mCRPC was de HR voor overlijden echter lager onder zwarte versus blanke patiënten (0,84; 95%-bti 0,81-0,88) en voor Hispanic versus blanke patiënten (0,76;0,69-0,83).

De onderzoekers concluderen dat zwarte patiënten in alle ziektestaten van prostaatcarcinoom een meer dan tweemaal verhoogde incidentie hadden vergeleken met blanke patiënten. Het risico van progressie was hoger onder zwarte en Hispanic patiënten dan onder blanke patiënten in vroeg-stadium ziekte, maar lager in laat-stadium ziekte. Ondanks de gelijke toegang tot zorg in de VHA, hebben zwarte patiënten een disproportioneel verhoogde belasting van prostaatcarcinoom.

1.Stock SR, Burns MT, Waller J et al. Racial and ethnic differences in prostate cancer epidemiology across disease states in the VA. JAMA Network Open 2024;7:e2445505

Summary: Analysis of prostate cancer patients in the Veterans Health administration found that Black patients had more than twofold higher incidence of all disease states versus White patients. Progression risk was higher for Black and Hispanic patients in early-stage disease, but lower in later disease stages. Despite equal access in the VHA, Black patients disproportionally experience prostate cancer, although progression risks relative to White patients differed according to disease state.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van toevoegen van toripalimab aan eerstelijns chemotherapie voor ES-SCLC (0)
2024-11-15 16:00   ( Nieuws )
Tags:  EXTENTORCH trial extensive-stage small cell lung cancer toripalimab
Prof. Ying ChengEr is behoefte aan nieuwe behandelingen voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC). De fase 3-studie EXTENTORCH, in 49 centra in China, heeft toevoegen van toripalimab (anti-PD-1; hogere bindingsaffiniteit dan pembrolizumab of nivolumab) aan eerstelijns etoposide plus platina-gebaseerde (EP) chemotherapie voor ES-SCLC geëvalueerd. Prof. Ying Cheng (Jilin Cancer Hospital, Changchun) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

EXTENTORCH includeerde 442 patiënten die niet eerder systemische behandeling hadden gekregen voor ES-SCLC (mediane leeftijd 63 jaar; range 30-77; 82,8% mannen). De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar toripalimab 240 mg (n=223) of placebo (n=219) plus EP iedere drie weken voor vier tot zes cycli, gevolgd door onderhoud met toripalimab of placebo tot ziekteprogressie, niet-acceptabele toxiceit, of voor de duur van twee jaar. Primaire eindpunten waren door lokale onderzoekers beoordeelde progressievrije overleving en overall survival.

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 13,7 maanden (range 0,0-42,7). Toripalimab was vergeleken met placebo geassocieerd met betere PFS (mediaan 5,8 versus 5,6 maanden; HR 0,67; p<0,001) en betere OS (mediaan 14,6 versus 13,3 maanden; HR 0,80; p=0,03). De PFS-percentages waren 47,1% versus 36,3% na zes maanden en 18,1% versus 4,9% na twaalf maanden; de OS-percentages waren 63,1% versus 54,9% na een jaar en 25,9% versus 19,5% na twee jaar. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen. De incidentie van graad 3 of hoger treatment-emergent adverse events was 89,6% in de toripalimabgroep en 89,4% in de placebogroep.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van toripalimab aan eerstelijns EP-chemotherapie voor ES-SCLC geassocieerd was met significante verbetering van PFS en OS (visual abstract).

1.Cheng Y, Zhang W, Wu L et al. Toripalimab plus chemotherapy as a first-line therapy for extensive-stage small cell lung cancer. The phase 3 EXTENTORCH randomized clinical trial. JAMA Oncol 2024.5019

Summary: The multicenter phase 3 EXTENTORCH trial in China found that addition of toripalimab to first-line chemotherapy for extensive-stage small cell lung cancer was associated with significant improvements in progression-free survival and overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)