Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multicenter fase 3-studie van multigenen-signatuur voor individualiseren van adjuvante chemotherapie voor TNBC (0)
2024-10-24 15:00   ( Nieuws )
Tags:  triple-negative breast cancer
Prof. Zhi-Ming ShaoTriple-negatief mammacarcinoom (TNBC) is geassocieerd met hoog risico van vroeg recidief. Adjuvante anthracycline/taxaan-gebaseerde chemotherapie is een standaard-behandeling voor vroeg-stadium TNBC, maar in 20% tot 40% van de patiënten wordt recidief gezien. In eerdere studies is gezien dat een signatuur van drie mRNAs en twee lncRNAs TNBC-patiënten met hoog risico van recidief kan onderscheiden van patiënten met laag risico van recidief. Een fase 3-studie in zeven centra in China heeft de uitkomsten van aanpassing van de adjuvante chemotherapie aan de hand van het signatuur geïnventariseerd. Prof. Zhi-Ming Shao (Fudan Universiteit, Shanghai) en collega’s publiceren de studie in BMJ.1

De studie includeerde vrouwen in de leeftijd van achttien tot zeventig jaar die chirurgie voor TNBC hadden ondergaan. Vrouwen die volgens het signatuur een hoog risico van recidief hadden werden 1:1 gerandomiseerd naar intensieve chemotherapie (vier cycli docetaxel-epirubicine- cyclofosfamide gevolgd door vier cycli gemcitabine-cisplatine; arm A; n=166) of standaard-chemotherapie (vier cycli epirubicine-cyclofosfamide gevolgd door vier cycli docetaxel; arm B; n=170). Vrouwen met een volgens het signatuur laag risico van recidief (arm C; n-168) kregen dezelfde adjuvante chemotherapie als in arm B. Het primaire eindpunt van de studie was ziektevrije overleving (DFS) in arm A versus arm B.

Onder de 504 gerecruteerde patiënten kregen 498 de geplande behandeling. De mediane follow-up was 45,1 maanden. De figuur toont de belangrijkste resultaten van de studie. Het drie-jaars DFS-percentage was 90,9% in arm A versus 80,6% in arm B (HR 0,51; p=0,03). Het drie-jaars recidiefvrije overlevings (RFS)-percentage was 92,6% in arm A versus 83,2% in arm B (HR 0,50; p=0,04). Het drie-jaars overall survival (OS)-percentage was 98,2% in arm A en 91,3% in arm B (HR 0,58; p=0,27). De uitkomsten in arm C waren ondanks hetzelfde chemotherapie-regime significant beter dan die in arm B (DFS: HR 0,57; p=0,04; RFS: HR 0,42; p=0,007; OS HR 0,14; p=0,002). De incidentie van graad 3 of 4 treatment-related adverse events was 64% in arm A, 51% in arm B, en 54% in arm C. Er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat het multigenen-signatuur in staat was TNBC-patiënten die intensieve adjuvante chemotherapie nodig hadden te onderscheiden van patiënten die voldoende profijt hadden van standaard adjuvante chemotherapie.

1.He M, Jiang Y-Z, Gong Y et al. Intensive chemotherapy versus standard chemotherapy among patients with high-risk, operable, triple negative breast cancer based on integrated mRNA-lncRNA signature (BCTOP-T-A01): randomised, multicentre, phase 3 trial. BMJ 2024-079603

Summary: A multicenter phase 3 trial in China found that a multigene signature (3 mRNAs and 2 lncRNAs) had the potential for tailoring adjuvant chemotherapy after surgery for TNBC. Intensive chemotherapy regimens significantly improved disease-free survival with manageable toxicity in women with high-risk disease.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van trastuzumab duocarmazine voor eerder-behandeld HER2-positief gevorderd mammacarcinoom (0)
2024-10-24 13:30   ( Nieuws )
Tags:  TULIP trial HER2-positive aBC T-Duo
Prof. Nicholas TurnerHER2-gerichte therapie is standaard-behandeling voor HER2-positief mammacarcinoom, maar de meeste patiënten ontwikkelen progressieve ziekte. Trastuzumab duocarmazine (T-Duo) is een derde-generatie HER2-gericht antibody-drug conjugate met werkzaamheid en acceptabele veiligheid in fase 1-studies van zwaar-voorbehandelde patiënten met HER2-positief of HER2-laag mammacarcinoom. De multinationale fase 3-studie TULIP vergeleek T-Duo met physician’s choice (PC) voor niet-resectabel lokaal-gevorderd of metastatisch mammacarcinoom na tenminste twee eerdere HER2-gerichte behandelingen of na trastuzumab emtansine. Prof. Nicholas Turner (Royal Marsden Hospital, London UK) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 437 patiënten die gerandomiseerd werden naar T-Duo (n=291) of PC 9n=146). De mediane leeftijd was 56,0 jaar (range 24-86); de meeste patiënten (93,6%) hadden metastatische ziekte. De mediane tijd tussen de diagnose gevorderde ziekte en inclusie in TULIP was 3,5 jaar; het mediane aantal eerdere HER2-gerichte lijnen van behandeling in de gevorderde setting was drie. De mediane PFS was 7,0 maanden met T-Duo versus 4,9 maanden met PC (HR 0,64; p=0,002); dit PFS-profijt werd gezien in de meeste vooraf-gedefinieerde subgroepen. De eerste analyse van de overall survival liet een mediane OS zien van 20,4 maanden met T-Duo en 16,3 maanden met PC (p=0,153). Graad 3 of hoger treatment-emergent adverse events werden gerapporteerd voor 52,8% van de T-Duo patiënten met 48,2% van de PC-patiënten. Oog-toxiciteit resulteerde in een hoger discontinueringspercentage in de T-Duo groep dan in de PC-groep.

De onderzoekers concluderen dat T-Duo het risico van progressie onder eerder-behandelde patiënten met gevorderd HER2-positief mammacarcinoom significant verlaagde.

1.Turner N, Saura C, Aftimos P et al. Trastuzumab duocarmazine in pretreated human epidermal growth factor receptor 2-positive advanced or metastatic breast cancer: an open-label, randomized, phase III trial (TULIP). J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 3 TULIP trial found that trastuzumab duocarmazine significantly reduced the risk of progression in patients with advanced HER2-positive breast cancer who have progressed during or after 2 or more HER2-targeted therapies or after trastuzumab emtansine. Tolerability of trastuzumab duocarmazine was affected by prevalent ocular toxicity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Modelstudie van lange-termijn uitkomsten met PSMA-PET imaging voor biochemisch recidiverend prostaatcarcinoom (0)
2024-10-24 12:00   ( Nieuws )
Tags:  BCR PSMA-PET imaging
Dr. Michael LeapmanProstate-specific membrane antigen positron emission tomography (PSMA-PET) heeft verbeterde sensitiviteit en specificiteit laten zien vergeleken met conventionele imaging voor de detectie van biochemisch recidiverend prostaatcarcinoom (BCR). Een modelstudie op basis van gegevens in de literatuur en een retrospectieve cohortstudie in twee centra heeft de lange-termijn uitkomsten met PSMA-PET voor BCR geïnventariseerd. Dr. Michael Leapman (Yale School of Medicine, New Haven CT) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie simuleerde uitkomsten van patiënten met BCR na initiële definitieve lokale therapie, die hetzij onmiddellijke PSMA-PET imaging ondergingen, of conventionele imaging (computed tomography plus botscan; CTBS) gevolgd door PSMA-PET als de CTBS-resultaten negatief of niet duidelijk waren, of alleen CTBS. De uitkomsten waren detectie van metastasen, overlijden aan prostaatcarcinoom, en gewonnen levensjaren en kwaliteit-gecorrigeerde levensjaren (QALYs).

Het model berekende dat per 1000 gesimuleerde patiënten met BCR (aangenomen mediane leeftijd 66 jaar), PSMA-PET resulteerde in 611 (95% onzekerheidsinterval 565-656) diagnosen van metastasen, vergeleken met 630 (586-675) met CTBS gevolgd door PSMA-PET en 297 (202-410) met alleen CTBS. Het aantal aan patiënten die aan prostaatcarcinoom overlijden werd geschat op 512 per 1000 gesimuleerde patiënten (95%-UI 472-552) met PSMA-PET, 520 (480-599) met CTBS gevolgd door PSMA-PET, en 587 met alleen CTBS. PSMA-PET imaging resulteerde per 1000 patiënten in 824 meer QALYs (95%-UI 698-885) dan alleen CTBS. Deze resultaten verschilden per PSA-niveau op het moment van testen, en waren gevoelig voor verwacht profijt van vroegere start van therapie voor BCR.

De onderzoekers concluderen dat de modelstudie suggereert dat upfront PSMA-PET imaging voor de evaluatie van BCR resulteert in verlaging van de mortaliteit en winst van levensjaren en QALYs, vergeleken met conventionele imaging.

1.Kunst N, Long JB, Westvold S et al. Long-term outcomes of prostate-specific membrane antigen-PET imaging of recurrent prostate cancer. JAMA Network Open 2024;7;e2440591

Summary: A modeling study found that upfront PSMA-PET imaging for the evaluation of biochemically recurrent prostate cancer is expected to be associated with reduced cancer mortality and gains in life-years and QALYs compared with the conventional imaging strategy, assuming modest benefits of earlier detection and treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Deense bevolkings-gebaseerde cohortstudie van risico van type 2 diabetes na een diagnose mammacarcinoom (0)
2024-10-23 15:00   ( Nieuws )
Tags:  BC survivors T2D risk
Kasper KjaergaardStudies van het risico van type 2 diabetes (T2D) in overlevers van mammacarcinoom (BC) hebben geen duidelijke resultaten opgeleverd. Een bevolkings-gebaseerde cohortstudie in Denemarken heeft dit risico geïnventariseerd. PhD-student Kasper Kjaergaard (Universiteit van Aarhus) en collega’s publiceren de studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

De studie includeerde 74.526 vrouwen die tussen begin 1996 en eind 2021 in Denemarken een diagnose BC kregen na de leeftijd 29 jaar, en een voor leeftijd en woonregio gematcht controlecohort van vijf BC-vrije vrouwen voor elke BC-patiënt (n=372.630). De beide cohorten werden gevolgd tot T2D-diagnose, emigratie, overlijden, of eind 2022. De vijf-jaars cumulatieve incidentie van T2D was 3,8% (95%-bti 3,7-3,9) in het BC-cohort en 3,3% (3,3-3,4) in het controlecohort. De T2D-risicoverhoging onder de BC-patiënten nam af in de loop van de tijd, van 1,20 (95%-bti1,15-1,25) tijdens de eerste vijf jaar na de BC-diagnose tot 1,09 (1,05-1,12) tijdens de eerste vijftien jaar na de diagnose. Adjuvante endocriene therapie (aHR 1,14; 95%-bti 1,10-1,19), aromataseremmers (1,25; 1,18-1,32), en in mindere mate tamoxifen (1,05; 0,99-1,11) waren geassocieerd met verhoogd vijf-jaars risico van T2D in BC-patiënten versus controlepersonen. Binnen de groep BC-patiënten waren chemotherapie (aHR 1,10; 95%-bti 1,03-1,17), rechtszijdige radiotherapie (1,18; 1,09-1,27), en linkszijdige radiotherapie (1,24; 1,15-1,33) geassocieerd met verhoogd risico van T2D.

De onderzoekers concluderen dat het T2D-risico onder vrouwen na een diagnose BC verhoogd is.De risicoverhoging neemt af in de tijd en wordt beïnvloed door het type behandeling.

1.Kjaergaard KA, Kousholt A, Thomsen RW et al. Risk of type-2-diabetes after breast cancer treatment: a population-based cohort study in Denmark. J Natl Cancer Inst 2024.djae261

Summary: A population-based cohort study in Denmark found that survivors of breast cancer have an excess risk of type 2 diabetes, though of lower magnitude than previously reported. The excess risk was temporary and related to breast cancer treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Algoritme voor levercelcarcinoom-risicostratificatie van patiënten met gevorderde chronische leverziekte (0)
2024-10-23 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ACLD HCC risk algorithm
Prof. Jonel TrebickaPatiënten met gevorderde chronische leverziekte (ACLD) hebben een hoog risico van het ontwikkelen van levercelcarcinoom (HCC). Een retrospectieve studie in zeventien centra in Europa en China heeft geresulteerd in een algoritme voor HCC-risicostratificatie van ACLD-patiënten. Prof. Jonel Trebicka (Universiteit van Münster, Duitsland) en collega’s publiceren de studie in NEJM Evidence.1

Van de 3016 ALCD-patiënten die in de zeventien centra tweejaarlijks gescreend werden includeerde de studie 2340 patiënten die leverstijfheid-bepaling (LSM) ondergingen met verschillende technieken waaronder tweedimensionale shear-wave elastography (2D-SWE), transient elastography, en point shear-wave elastography. Tijdens de follow-up ontwikkelden 127 patiënten (5,4%) HCC. LSM volgens 2D-SWE was geassocieerd met ontwikkelen van HCC (HR 2,28), samen met leeftijd, geslacht, etiologie, en trombocytengetal (C-index 0,8428). Het algoritme werd gevalideerd over verschillende elastografie-technieken in een intern cohort en twee externe cohorten. Het algoritme kent één punt toe voor elk van de volgende kenmerken: trombocytengetal lager dan 150 x 109/l, LSM tenminste 15 kPa, leeftijd 50 jaar of hoger, mannelijk geslacht, virale hepatitis, en aanwezigheid van steatotische leverziekte. Onder patiënten in de hoog-risicogroep (tenminste vier punten) ontwikkelden 15,6% (95%-bti 12,1-18,7) binnen twee jaar HCC, vergeleken met 1,7% (0,9-2,5) van de patiënten in de laag-risicogroep (drie of minder punten).

De onderzoekers concluderen dat het algoritme ALCD-patiënten onderscheidt in groepen met hoog en laag risico van ontwikkelen van HCC.

1.Gu W, de Lédinghen V, Aubé C et al. Hepatocellular cancer surveillance in patients with advanced chronic liver disease. NEJM Evid 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective study at 17 centers in Europe and China resulted in the construction of an algorithm to stratify patients with advanced chronic liver disease into groups with high and low risk of developing hepatocellular carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world kwaliteit van leven na stereotactische radiochirurgie voor hersenmetastasen (0)
2024-10-23 12:00   ( Nieuws )
Tags:  SRS for BMs QOL
Prof. Camilo FadulStereotactische radiochirurgie (SRS) wordt veel gebruikt in het management van patiënten met hersenmetastasen (BMs). Er is weinig informatie beschikbaar over de kwaliteit van leven (QOL) in deze patiënten na SRS. Een retrospectieve analyse van een prospectief bijgehouden database heeft de QOL van deze patiënten geïnventariseerd. Prof. Camilo Fadul (University of Virginia, Charlottesville) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Neuro-Oncology.1

Het NeuroPoint Alliance Quality Registry for Stereotactic Radiosurgery is een multicenter samenwerkingsverband in de Verenigde Staten dat sinds 2017 prospectief informatie verzamelt over patiënten die SRS ondergaan. De nu gepubliceerde analyse includeerde 522 patiënten met BMs van longcarcinoom, mammacarcinoom, en melanoom. De QOL werd bepaald met de EQ-5D op het moment van SRS, na 6-12 maanden, en bij laatste follow-up.


Er waren 264 patiënten (47,8%) met één lesie, 197 (35,7%) met twee tot vijf lesies, en 91 (16,5%) met vijf tot vijtien lesies voorafgaand aan de SRS. De mediane overall survival vanaf de diagnose was 27,3 maanden. De mediane tijd tot lokale progressie werd niet bereikt. Onder de 315 patiënten met beschikbare EQ-5D data bij laatste follow-up waren er 107 (34,0%) met verbetering van de scores ten opzichte van baseline, 51 patiënten (16,2%) met stabiele scores, en 113 patiënten (35,9%) met verslechtering van de scores. Voor 44 patiënten (13,9%) werden gemengde responsen over de EQ-5D domeinen gerapporteerd. Baseline EQ-5D was voorspellend voor EQ-5D bij laatste follow-up.

De onderzoekers concluderen dat deze real-world gegevens laten zien dat de meeste patiënten die SRS ondergingen voor BMs verbetering of geen verandering hadden in hun QOL.

1.Pham D, Sheehan DE, Sheehan KA et al. Quality of life after stereotactic radiosurgery for brain metastasis: an assessment from a prospective national registry. J Neuro-Oncol 2024-04854-5

Summary: Retrospective analysis of a prospectively maintained database found that most patients undergoing stereotactic radiosurgery for brain metastases had improvement or no change in long-term quality of life after SRS.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2a-studie van eerstelijns DKN-01 plus tislelizumab en chemotherapie voor gevorderd G/GEJ adenocarcinoom (0)
2024-10-22 15:00   ( Nieuws )
Tags:  DisTinGuish trial
Dr. Samuel KlempnerDe uitkomsten van de combinatie van anti-PD-1 met fluoropyrimidine/platina-chemotherapie als eerstelijns behandeling voor gevorderd gastro-esofageaal adenocarcinoom (aGEA) zijn slecht. De multicenter fase 2a-studie DisTinGuish in de Verenigde Staten evalueerde de combinatie van fluoropyrimidine-oxaliplatine en tislelizumab (anti-PD-1) met het DKK1-neutraliserende antilichaam DKN-01 als eerstelijns behandeling voor aGEA. Dr. Samuel Klempner (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde patiënten met niet-eerder behandeld HER2-negatief aGEA, RECIST meetbared ziekte, ECOG performance status 0 of 1, en adequate orgaanfunctie. De patiënten kregen intraveneus DKN-01 300 mg iedere twee weken, tislelizumab 200 mg iedere drie weken, en standaard oxaliplatine en capecitabine chemotherapie. Het primaire eindpunt was veiligheid/tolerabiliteit.


De mediane leeftijd van de 25 geïncludeerde patiënten was 61 jaar, 76% waren mannen, en 55% hadden ECOG performance status 0. Alle patiënten rapporteerden tenminste één treatment-emergent adverse event waarvan 96% werden toegeschreven aan de CAPOX-chemotherapie. Zes patiënten (24%) hadden graad 3 of hoger events die werden toegeschreven aan DKN-01. De objective response rate was 73% (95%-bti 49,8-89,3) en de disease control rate was 95%. De ORR was hoger onder patiënten met DKK1-hoog tumoren (90%; 95%-bti 44,4-99,7). Respons werd gezien in zowel PD-L1 positieve als in PD-L1 negatieve tumoren. De figuur laat zien dat de mediane progressievrije overleving 11,3 maanden was (95%-bti 5,8-12,0) met een twaalf-maands PFS-percentage van 33%, en dat de mediane overall survival 19,5 maanden bedroeg (15,2-24,4) met een achttien-maands OS-percentage van 55%.

De onderzoekers concluderen dat DKN-01 veilig kan worden gecombineerd met eerstelijns CAPOX en tislelizumab en bemoedigende activiteit had onder patiënten met aGEA

1.Klempner SJ, Sonbol MB, Wainberg ZA et al. DKN-01 in combination with tislelizumab and chemotherapy as first-line therapy in advanced gastric and gastroesophageal junction adenocarcinoma: DisTinGuish. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 2a DisTinGuish trial in the USA found encouraging activity and acceptable safety of the combination of DKN-01 with fluoropyrimidine/oxaliplatin chemotherapy and tislelizumab as first-line therapy for advanced gastroesophageal adenocarcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

National Cancer Database-analyse van behandelpatronen en overleving van stadium II of III slokdarmcarcinoom (0)
2024-10-22 13:30   ( Nieuws )
Tags:  stage II and III esophageal cancer treatment patterns and survival
Dr. Dani CastilloKlinische studies hebben laten zien dat neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door chirurgie resulteert in de beste uitkomsten van lokaal-gevorderd slokdarmcarcinoom (EC). De waarde van deze studieresultaten voor de klinische praktijk is onduidelijk. Een analyse van de National Cancer Database heeft uitkomsten met vier verschillende modaliteiten voor stadium II of III EC onderzocht. Dr. Dani Castillo (City of Hope Medical Center, Duarte CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

In de NCDB over de periode van begin 2006 tot eind 2020 identificeerden de onderzoekers 57.116 patiënten met stadium II of III EC. De mediane leeftijd was 64 jaar (IQR 57-72; 79,5% mannen). Van deze patiënten kregen 37,9% trimodaliteiten-therapie (NCRT gevolgd door oesofagectomie), 57% definitieve chemoradiotherapie (DCRT), terwijl 4,7% alleen radiotherapie kregen (RT) en 0,5% perioperatieve chemotherapie. In het gehele cohort had 66,0% EAC, en onder de patiënten die perioperatieve chemotherapie kregen hadden 90,7% EAC.

De figuur laat de overlevingsanalyses zien. Perioperatieve chemotherapie (aHR 0,33; p<0,001) en trimodaliteitentherapie (aHR 0,45; p<0,001) waren geassocieerd met betere overall survival dan DCRT, terwijl alleen-RT (aHR 1,37; p<0,001) geassocieerd was met slechtere OS dan DCRT. De mediane OS was 66,2 maanden met perioperatieve chemotherapie, significant langer (p<0,001) dan de 18,1 maanden met DCRT. Trimodaliteitentherapie resulteerde in mediane OS van 43,9 maanden, korter dan perioperatieve chemotherapie (p<0,001) maar beter (p<0,001) dan DCRT en alleen-RT (13,5 maanden). In de subgroep van patiënten ouder dan 65 jaar resulteerde perioperatieve chemotherapie in de langste mediane OS (56,7 maanden).

De onderzoekers concluderen dat in dze cohortstudie van patiënten met stadium II of III EC trimodaliteitentherapie geassocieerd was met betere OS dan DCRT of alleen-RT, terwijl perioperatieve chemotherapie geassocieerd was met betere OS voor adenocarcinoom.

1.Jeon WJ, Park D, Al-Manaseer F et al. Survival and treatment patterns in stage II to III esophageal cancer. JAMA Network Open 2024;7:e2440568

Summary: Analysis using the National Cancer Database found that among real-world locally advanced esophageal carcinoma patients, neoadjuvant chemoradiation followed by surgical resection was associated with improved survival compared with definitive chemoradiation or radiotherapy alone, whereas perioperative chemotherapy was associated with improved OS for adenocarcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)