Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Cross-sectionele studie van gebruik van antidepressiva en anxiolytica door volwassen overlevers van een maligniteit (0)
2025-08-20 15:00   ( Nieuws )
Tags:  adult cancer survivors antidepressant and anxiolytic use
Dr. Daniela Miro-RiveraOverlevers van maligniteiten rapporteren meer frequent depressie en angst dan personen in de algemene bevolking. Een cross-sectionele analyse van resultaten van de National Health Interview Survey (2016-2018) heeft gebruik van antidepressiva en anxiolytica door volwassen overlevers van maligniteiten vergeleken met het gebruik in de algemene bevolking. Dr. Daniela Miro-Rivera (Yale University, Hew Haven CT) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie gebruikte gegevens van 53.117 volwassen respondenten, onder wie 48.026 die geen geschiedenis van een maligniteit rapporteerden en 5091 overlevers van een maligniteit. Na correctie voor sociaal-demografische variabelen hadden overlevers van een maligniteit een hogere waarschijnlijkheid van het rapporteren van gebruik van antidepressiva (aOR 1,32; 95%-bti 1,18-1,49) en anxiolytica (1,38; 1,23-1,54) dan personen zonder geschiedenis van een maligniteit. Onder de overlevers hadden non-Hispanic Black personen lagere waarschijnlijkheid van gebruik van antidepressiva (aOR 0,60; 95%-bti 0,39-0,91) en anxiolytica ( 0,63; 0,42-0,94) dan non-Hispanic White personen. Medicare- of Medicaid-verzekerde overlevers hadden hogere waarschijnlijkheid van gebruik van anxiolytica dan particulier-verzekerde overlevers. Overlevers van hersenmaligniteiten gebruikten meer frequent antidepressiva en overlevers van pancreascarcinoom gebruikten meer frequent antidepressivan en anxiolytica dan overlevers van mammacarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat overlevers van maligniteiten significant hogere waarschijnlijkheid hadden van het rapporteren van gebruik van antidepressiva en anxiolytica dan personen zonder geschiedenis van een maligniteit.

1.Miro-Rivera D, Norris RA, Osazuwa-Peters OL et al. Differential use of depression and anxiety medications in adults with a history of cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2527585

Summary: A cross-sectional study using data from the National Health Interview Survey (2016-2018) found that cancer survivors were significantly more likely to take medications for depression and anxiety compared with noncancer survivors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie van kiemlijn pathogene mutaties met volgende neoplasmen in overlevers van maligniteit tijdens de jeugd (0)
2025-08-20 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ALTE03N1 study CCSs P LP mutations in CPGs
Prof. Smita BhatiaEr zijn aanwijzingen dat kiemlijn pathogene of waarschijnlijk pathogene (P/LP)-mutaties in cancer predisposition genes (CPGs) geassocieerd zijn met verhoogd risico van volgende neoplasmen (SNs) in overlevers van maligniteiten tijdens de jeugd (CCSs). Klinische toepassing van deze aanwijzingen wordt gehinderd door gebrek aan informatie over subpopulaties met verhoogd risico van SNs die zouden kunnen profiteren van genetische screening. De ALTE03N1-studie door de Children’s Oncology Group heeft deze associaties geïnventariseerd. Prof. Smita Bhatia (University of Alabama at Birmingham) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 499 overlevers die SNs hadden ontwikkeld en 625 gematchte overlevers zonder SNs. De onderzoekers voerden whole-exome sequencing uit van kiemlijn DNA. Het risico van SNs was een factor 4,26 (95%-bti 2,36-7,69) hoger onder dragers van P/LP-mutaties dan onder niet-dragers. De performance van de klinische risk classifier (op basis van geslacht, type primaire maligniteit, jaar van diagnose, blootstelling aan bestraling en platina-verbindingen, en duur van follow-up) werd significant beter door toevoeging van de P/LP-mutatiestatus. Op basis van deze verbeterde classifier werden overlevers onderverdeeld in groepen met laag risico (22% van de overlevers) en matig-tot-hoog risico (78%) van het ontwikkelen van SNs. Alle dragers van TP53- en RB1-mutaties en 86,4% van dragers van any P/LP-mutatie vielen in de matig-tot-hoog risicogroep.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten een risico-gebaseerde benadering leveren voor het identificeren van CCSs met verhoogd risico van ontwikkelen van SNs.

1.Zhou L, Singh P, Crossman D et al. Germline pathogenic/likely pathogenic mutations and subsequent neoplasms among childhood cancer survivors: a report from the Children’s Oncology Group ALTE03N1 study. J Clin Oncol 2025-00542

Summary: The ALTE03N1 study by the Children’s Oncology Group provided a risk-based approach for identifying childhood cancer survivors who could be referred for genetic testing, informing surveillance strategies on the basis of refined risk classification.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van ATRA plus ARO combinatietherapie voor hoog-risico acute promyelocytische leukemie (0)
2025-08-20 12:00   ( Nieuws )
Tags:  APOLLO trial APL ATRA-ATO
Prof. Uwe PlatzbeckerAcute promyelocytische leukemie (APL) is een agressieve vorm van AML die gekarakteriseerd wordt door arrest van de differentatie van leukocyten in de promyelocytische fase. De multinationale fase 3-studie APOLLO evalueerde de werkzaamheid van de combinatie van all-trans retinoïnezuur en arseentrioxide (ATRA-ATO) plus lage-dosering idarubicine voor hoog-risico APL. Prof. Uwe Platzbecker (Academisch Ziekenhuis Carl Gustav Carus, Dresden, Duitsland) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

APOLLO includeerde volwassen patiënten met nieuw-gediagnostiseerd hoog-risico APL. De patiënten werden gerandomiseerd naar ATRA-ATO plus idarubicine of naar standaard ATRA plus anthracycline-gebaseerde chemotherapie (ATRA-CHT). Het primaire eindpunt was twee-jaars percentage van gebeurtenisvrije overleving. Op het moment van data cutoff voor de nu gepubliceerde analyse waren 133 patiënten gerecruteerd (68 in de ATRA-ATO groep en 65 in de ATRA-CHT groep) en werd de studie voortijdig gediscontinueerd wegens slow accrual tijdens de COVID-19 pandemie. De mediane follow-up was 37 maanden (range 1,7-88,6). Het twee-jaars EFS-percentage was 88% in de ATRA-ATO groep en 71,4% in de ATRA-CHT groep (HR 0,4; p=0,02). Mediaan 7,8 respectievelijk 12,1 maanden na het bereiken van complete remissie werd moleculaire relapse gezien in één ATRA-ATO patiënt (1,5%) respectievelijk acht ATRA-CHT patiënten (12,3%; p=0,014). Ernstige treatment-emergent adverse event werden gerapporteerd voor 32% van de patiënten in de ATRA-ATO groep en 68% van de patiënten in de ATRA-CHT groep.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten gebruik van ATRA-ATO voor nieuw-gediagnoseerde hoog-risico APL steunen.

1.Platzbecker U, Adès L, Montesinos P et al. Arsenic trioxide and all-trans retinoic acid combination therapy for the treatment of high-risk acute promyelocytic leukemia: results from the APOLLO trial. J Clin Oncol 2025-00535

Summary: The multinational phase 3 APOLLO trial found longer EFS and lower toxicity with ATRA-ATO versus ATRA-chemotherapy for newly diagnosed high-risk acute promyelocytic leukemia.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Twee prospectieve studies van mifamurtide voor niet-metastatisch hooggradig osteosarcoom (0)
2025-08-19 15:00   ( Nieuws )
Tags:  ISG OS-2 and GEIS-33 osteosarcoma mifamurtide
Dr. Emanuela PalmeriniMifamurtide in een niet-specifieke immuunmodulator die monocyten en macrofagen kan activeren. Twee prospectieve studies, in Italië (ISG/OS-2) en Spanje (GEIS-33), hebben mifamurtide geëvalueerd voor niet-metastatisch hooggradig ACCB1/P-glycoprotein (Pgp)-positief osteosarcoom. Dr. Emanuela Palmerini (Istituto Ortopedico Rizzoli, Bologna) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studies includeerden patiënten in de leeftijd van 40 jaar of jonger, met gelokaliseerd hooggradig osteosarcoom van de extremiteiten. De patiënten kregen twee preoperatieve cycli van metrothrexaat, doxorubicine, en cisplatine (MAP), gevolgd door chirurgie. Pgp-negatieve patiënten kregen postoperatief MAP; Pgp-positieve patiënten kregen postoperatief mifamurtide toegevoegd aan MAP of in geval van slechte respons aan hoge-dosering ifosfamide (HDIFO). Het primaire eindpunt was vijf-jaars percentage van gebeurtenisvrije overleving.

Tussen maart 2013 en mei 2018 includeerden de studies tezamen 398 patiënten (mediane leeftijd 14 jaar; range 4-40; 60% jongens/mannen). Van de 398 tumoren waren 211 (53%) Pgp-positief, en 204 patiënten kregen mifamurtide. De mediane follow-up was 70 maanden (IQR 49-90). De figuur laat zien dat toevoeging van mifamurtide aan chemotherapie geassocieerd was met significante verbetering van gebeurtenisvrije overleving en overall survival.

De onderzoekers concluderen dat in de groep met ongunstige prognose bepaald aan de hand van Pgp-expressie, toevoeging van postoperatief mifarmutide aan chemotherapie resulteerde in goede uitkomsten.

1.Palmerini E, Meazza C, Tamburini A et al. Is there a role for mifamurtide in nonmetastatic high-grade osteosarcoma? Results from the Italian Sarcoma Group (ISG/OS-2) and the Spanish Sarcoma Group (GEIS-33) trials. J Clin Oncol 2025-00210

Summary: Two European prospective studies found that among patients with nonmetastatic high-grade osteosarcoma, addition of postoperative mifarmurtide to chemotherapy improved event-free survival and overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Cross-sectionele studie van symptoombelasting in adolescenten en jonge volwassenen met maligniteiten (0)
2025-08-19 13:30   ( Nieuws )
Tags:  E2C2 trial AYAs with cancer symptom burden
Dr. Zhaohui JinDe incidentie van maligniteiten in adolescenten en jonge volwassenen (AYAs; leeftijd 15 tot 40 jaar) neemt toe. Een cross-sectionele studie in het cohort van de Amerikaanse Enhanced, EHR-facilitated Cancer Symptom Control (E2C2)-studie van de Mayo Clinic (Rochester MN) heeft de symptoombelasting van AYAs met maligniteiten geïnventariseerd. Dr. Zhaohui Jin en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

Tussen maart 2019 en februari 2023 includeerde de studie 40.659 patiënten met maligniteiten, onder wie 2598 AYAs en 38.061 patiënten in de leeftijd van 40 jaar of ouder. Bij inclusie rapporteerden de deelnemers de ernst van zes SPPADE-symptomen (sleep disturbance, pain, physical function impairment, anxiety, depression, and energy deficit/fatigue). AYAs vergeleken met oudere patiënten rapporteerden vaker matige (26,1% versus 18,9%) en ernstige (10,7% versus 7,7% angst (p<0,001) en matige (20,8% versus 17,1%) en ernstige (7,4% versus 6,5%) depressie (p<0,001), maar minder vaak matige (27,9% versus 28,4%) en ernstige (13,3% versus 15,6%) vermoeidheid (p=0,002), en matige (21,7% versus 26,7%) en ernstige (6,8% versus 11,1%) fysieke-functiestoornis (p<0,001). Er waren tussen AYAs en oudere patiënten geen verschillen voor pijn of slaapstoornis.

De onderzoekers concluderen dat AYAs met maligniteiten vergeleken met oudere patiënten met maligniteiten vaker matige en ernstige angst en depressie ervaren.

1.Storandt MH, Jin Z, Ruddy KJ et al. Symptom burden in adolescents and young adults with cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2527421

Summary: Analysis among participants of the E2C2 study at the Mayo Clinic (Rochester, MN) found that AYAs with cancer experienced higher rates of moderate/severe anxiety and depression compared with older adults with cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 1b-studie van anti-PD-1 plus anti-EGFR antilichamen voor gevorderd slokdarm squameus celcarcinoom (0)
2025-08-19 12:00   ( Nieuws )
Tags:  aESCC SCT-I10A SCT200
Prof. Ji BaSCT-I10A is een nieuw anti-PD-1 antilichaam en SCT200 is een nieuw anti-EGFR antilichaa. Een multicenter fase 1b-studie in China heeft de combinatie van SCT-I10A en SCT200 geëvalueerd onder patiënten met eerder behandeld gevorderd squameus celcarcinoom van de slokdarm (aESCC). Prof. Ji Ba (Tianjin Medische Universiteit) en collega’s publiceren de studie in Cancer.1


De studie includeerde 70 patiënten in twee groepen: cohort 1A telde 30 patiënten die eerder behandeld waren maar geen anti-PD-(L)1 anitlichamen of anti-EGFR-antilichamen hadden gekregen, en cohort B bestond uit 40 patiënten na falen van ICIs of anti-EGFR antilichamen. Onder alle patiënten was de objective response rate 25,7% met mediane duur van respons 4,50 maanden en mediane progressievrije overleving 3,98 maanden en mediane overall survival 6,90 maanden. In cohort 1A was de ORR 30% met mDOR 2,83 maanden en mPFS 2,76 maanden en mOS 7,54 maanden. Onder de 29 patiënten in cohort 1B die eerder anti-PD-(L)1 behandeling hadden gekregen was de ORR 17,24% met mPFS 3,98 maanden en mOS 6,08 maanden. Graad 3 of hoger adverse events werden gerapporteerd voor 43,3% van de patiënten in cohort 1A en 52,5% van de patiënten in cohort 1B.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van SCT-I10a en SCT200 antitumoractiviteit en manageable veiligheid had onder patiënten met eerder-behandeld aESCC, zelfs onder patiënten die eerder anti-PD-(L)1 behandeling hadden gekregen.

1.Bai M, Lu Y, Shen L et al. Anti-PD-1 antibody (SCT-I10A) plus anti-EGFR antibody (SCT200) in patients with advanced esophageal squamous cell carcinoma: a multicenter, open-label, phase 1b clinical trial. Cancer 2025.70046

Summary: A multicenter phase 1b trial in China found antitumor activity with manageable safety with the combination of a novel anti-PD-1 antibody and a novel anti-EGFR antibody among patients with previously treated aESCC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van verschillende neoadjuvante behandelingen voor lokaal-gevorderd ESCC (0)
2025-08-18 15:00   ( Nieuws )
Tags:  locally advanced esophageal squamous cell carcinoma
Chirurgie is de aangewezen behandeling voor patiënten met resectabel lokaal-gevorderd squameus celcarcinoom van de slokdarm (LA-ESCC). Een retrospectieve studie van het Vierde Ziekenhuis van Hebei Medical University (Shijizhuang, China) heeft de impact van verschillende neoadjuvante regimes op de overleving na chirurgie voor resectabel LA-ESCC geïnventariseerd. Dr. Shuchai Zhu en collega’s publiceren de studie in BMC Cancer.1

De studie includeerde 625 patiënten die tussen begin 2016 en eind 2022 in het ziekenhuis neoadjuvante behandeling en chirurgie ondergingen. De neoadjuvante behandelingen waren chemoradiotherapie (NCRT), chemotherapie (NCT), of chemo-immuuntherapie (NCIT). Het primaire eindpunt van de studie was overall survival. De figuur laat zien dat zowel voor (A) als na (B) inverse probability of treatment weighting (IPTW)-correctie de OS significant beter was in de NCIT-groep (vier-jaars OS-percentage 91,4%) vergeleken met de NCRT-groep (60,4%) en de NCT-groep (62,5%). Toevoegen van adjuvante behandeling resulteerde in verbetering van de OS in alle drie de groepen.

De onderzoekers concluderen dat NCIT vergeleken met NCRT en NCT resulteerde in betere OS onder patiënten met LA-ESCC.

1.Liu L, Liu J, Rong Y et al. Comparative study of neoadjuvant chemoradiotherapy, chemotherapy, and chemoimmunotherapy for locally advanced esophageal squamous cell carcinoma. BMC Cancer 2025-14747-z

Summary: A retrospective study at Hebei Medical University (Shijizhuang, China) found superior survival with neoadjuvant chemoimmunotherapy compared with neoadjuvant chemotherapy or chemoradiotherapy among patients with resectable locally advanced esophageal squamous cell carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world studie van gebruik van palliatieve zorg en kwaliteit van end-of-lfe care voor HR-positief HER2-negatief mBC (0)
2025-08-18 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HR+ HER2-metastatic breast cancer palliative care use and end-of-life-care
Dr. Thomas LeBlancMetastatisch mammacarcinoom is een incurabele ziekte. Specialistische palliatieve zorg (SPC) wordt aanbevolen om distress te verlichten en te agressieve end-of-life (EOL)-zorg te verminderen. Een real-world retrospectieve studie van Duke Cancer Institute (Durham NC) heeft SPC, gebruik van hospice en agressieve EOL-zorg onder patiënten met HR-positief HER2- negatief metastatisch mammacarcinoom (HR+ HER2- mBC) geïnventariseerd. Dr. Thomas LeBlanc en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie includeerde 102 patiënten die tussen begin 2012 en eind 2017 eerstelijns endocriene therapie en/of CDK4/6-remmers kregen voor HR+ HER2- mBC. Tijdens de studieperiode, met follow-up tot en met maart 2024, overleden 85 van deze patiënten. De helft van de patiënten kregen enige vorm van SPC, en er was geen significant verschil in gebruik van agressieve EOL-zorg tussen de groep met en de groep zonder SPC. De meest-gebruikelijke indicator van agressieve EOL-zorg waren bezoeken aan de afdeling spoedeisende hulp (24% van de patiënten) en hospitalisatie (23%) in de laatste dertig dagen van het leven, en overlijden in het ziekenhuis (24%). Tweeënzeventig procent van de patiënten werden opgenomen in een hospice (9% voor drie dagen of korter).

De onderzoekers concluderen dat in de real-world veel patiënten met HR+ HER2- mBC agressieve EOL-zorg krijgen.

1.Cohn JG, Locke SC, Herring KW et al. Palliative care use and end-of-life care quality in HR+/HER2- metastatic breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2025-07805-4

Summary: A real-world retrospective study at Duke Cancer Institute (Durham, NC) found that many patients with HR+/HER2- metastatic breast cancer received aggressive end-of-life care.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)