Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multinationale fase 2-studie van trastuzumab deruxtecan voor solide tumoren met activerende HER2-mutaties (0)
2024-05-05 15:00   ( Nieuws )
Tags:  DESTINY-PanTumor01 solid tumors with activating HER2 mutations T-DXd
Dr. Bob LiTrastuzumab deruxtecan (T-DXd) is een op HER2-gericht antibody-drug conjugate dat door de EMA en de FDA is goedgekeurd voor de behandeling van HER2-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom. Patiënten met andere HER2-gemuteerde solide maligniteiten. De multinationale fase 2-studie DESTINY-PanTumor01 evalueerde T-DXd voor metastatische solide tumoren met activerende HER2-mutaties. Dr. Bob Li (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1



DESTINY-PanTumor01 werd uitgevoerd in 29 centra in Azië, Europa, en Noord-Amerika. De studie includeerde 102 volwassen patiënten (61% vrouwen, mediane leeftijd 66,5 jaar; IQR 58-72) met niet-resectabele of metastatische solide tumoren met activerende HER2-mutaties, een ECOG performance status 0 of 1, en ziekteprogressie na een eerdere behandeling (eerdere HER2-gerichte behandeling was toegestaan). Het mediane aantal eerdere lijnen behandeling was 3 (IQR 2-4). De patiënten kregen intraveneus T-DXd 5,4 mg/kg iedere drie weken. Het primaire eindpunt was bevestigde objective response rate (centraal beoordeeld).

De mediane duur van follow-up was 8,61 maanden (IQR 3,71-12,68). Objectieve respons werd gezien in 30 van 102 patiënten (ORR 29,4%; 95%-bti 20,8-39,3). De figuur laat zien dat de centraal-beoordeelde mediane progressievrije overleving 5,4 maanden bedroeg, de lokaal-beoordeelde mediane progressievrije overleving 4,4 maanden bedroeg, en de mediane overall survival 10,9 maanden bedroeg. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 51% van de patiënten. Twee patiënten overleden aan als behandelingsgerelateerd beoordeelde interstitiële longziekte of pneumonitis.

De onderzoekers concluderen dat T-DXd antitumor-activiteit en duurzame responsen heeft laten zien in eerder-behandelde patiënten met solide tumoren met activerende HER2-mutaties, zonder nieuwe veiligheidssignalen.

1.Li BT, Meric-Bernstam F, Bardia A et al. Trastuzumab deruxtecan in patients with solid tumours harbouring specific activating HER2 mutations (DESTINY-PanTumor01): an international, phase 2 study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 2 DESTINY-PanTumor01 trial found anti-tumor activity of trastuzumab deruxtecan in pretreated patients across multiple tumor types with activating HER2 mutations, with no new safety signals.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Laag- en hoog-vet zuivelconsumpatie en recidiefrisico in stadium I tot en met III CRC: impact van geslacht en tumorlocatie (0)
2024-05-05 13:30   ( Nieuws )
Tags:  stage I-III CRC low- and high-fat dairy intake recurrence risk
Anne-Sophie van LanenIn een eerdere studie van Wageningen Universiteit is gezien dat consumptie van laag-vet, maar niet hoog-vet, zuivelproducten geassocieerd was met verlaagd risico van recidief van colorectaalcarcinoom (CRC). Dezelfde groep onderzoekers heeft nu de impact van geslacht, locatie van de primaire tumor, en ziektestadium op deze associaties geïnventariseerd. Promovendus Anne-Sophie van Lanen en collega’s publiceren de analyses in het International Journal of Cancer.1


De analyse includeerde 2283 patiënten met stadium I tot en met III CRC, die deelnamen aan twee vergelijkbare prospectieve studies. De gemiddelde leeftijd was 66 jaar (IQR 60-72). Op het moment van diagnose beantwoordden de deelnemers een voedselfrequentievragenlijst. Tijdens mediaan 5,0 jaar follow-up werd recidief gezien in 331 deelnemers. Hogere prediagnostische consumptie van laag-vet zuivelproducten was geassocieerd met verlaagd risico van recidief (HRQ4 versus Q1: 0,60; 95%-bti 0,43-0,83), een associatie die werd gedreven door mannen (0,51; 0,34-0,77) en niet statistisch significant was onder vrouwen (0,84; 0,47-1,49); hogere consumptie van hoog-vet zuivelproducten was geassocieerd met hoger risico van recidief onder patiënten met coloncarcinoom (1,60; 1,03-2,50) maar niet onder patiënten met rectumcarcinoom (0,88; 0,54-1,43). De associaties werden niet beïnvloed door stadium van de ziekte (I/II versus III).

De onderzoekers concluderen dat voedingsadvies met betrekking tot consumptie van laag-vet zuivel vooral van belang kan zijn voor mannen met CRC, een voedingsadvies met betrekking tot hoog-vet zuivel specifiek belangrijk kan zijn voor patiënten met coloncarcinoom.

1.Van Lanen AS, Kok DE, Wesseling E et al. Associations between low- and high-fat dairy intake and recurrence risk in people with stage I-III colorectal cancer differ by sex and primary tumour location. Int J Cancer 2024.34959

Summary: Combined analysis of two prospective studies at Wageningen University (The Netherlands) found that the associations between low- or high-fat dairy intake and recurrence risk in patients with stage I-III colorectal cancer differ by sex and primary tumor location.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world ervaringen met everolimus plus endocriene therapie na CDK4/6-remmer voor HR+/HER2- gevorderd mammacarcinoom (0)
2024-05-05 12:00   ( Nieuws )
Tags:  HR+ HER2- aBC progressing beyond CDK4 6 inhibitor everolimus plus ET
Prof. Miguel MartinDe combinatie van everolimus plus endocriene therapie (ET) is goedgekeurd als tweedelijns behandeling voor HR-positief/HER2-negatief gevorderd mammacarcinoom (HR+HER2-aBC) met progressie op of na een niet-steroïdale aromataseremmers. Sinds deze goedkeuring is het behandelingslandschap voor HR+HER2-aBC aanzienlijk veranderd, vooral door de introductie van CDK4/6-remmers. Endocriene monotherapie na progressie op CDK4/6-remmers heeft slechts beperkte werkzaamheid laten zien, met een mediane progressievrije overleving korter dan 3 maanden. Een retrospectieve real-world observationele studie van patiënten van vier Spaanse ziekenhuizen heeft de combinatie van everolimus en ET voor HR+HER2-aBC met progressie op of na CDK4/6-remmer geëvalueerd. Prof. Miguel Martin (Academisch Ziekenhuis Gregorio Marañón, Madrid) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1


De studie includeerde 161 HR+HER2-aBC patiënten die everolimus plus ET kregen (96 exemestaan, 54 fulvestrant, 10 tamoxifen; 1 onbekend) na progressie op CDK4/6-remmer. De mediane leeftijd bij diagnose was 49 jaar (range 35-90). De mediane duur van follow-up was 15 maanden (IQR 1-56). De mediane PFS was 6,0 maanden (95%-bti 5,3-7,8). De mediane PFS was langer in patiënten met voorafgaande CDK4/6-remmer behandeling langer dan 18 maanden (8,7 maanden; 95%-bti 6,6-11,3), patiënten zonder viscerale metastasen (8,0; 5,8-10,5), en patiënten die in de metastatische setting chemotherapie-naïef waren (7,2; 5,9-8,4).

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van everolimus en ET resulteerde in langere PFS onder patiënten met HR+HER2-aBC na progressie op CDK4/6-remmer dan in eerdere studies met endocriene monotherapie is gezien.

1.Sánchez-Bayona R, Lopez de Sa A, Jerez Gilarranz Y et al. Everolimus plus endocrine therapy beyond CDK4/6 inhibitors progression for HR+/HER2- advanced breast cancer: a real-world evidence cohort. Breast Cancer Res Treat 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective real-world observational cohort study at 4 hospitals in Spain found that among patients with HR-positive, HER2-negative advanced breast cancer progressing on or after CDK4/6 inhibitor, the combination of everolimus and endocrine therapy resulted in longer progression-free survival than endocrine monotherapy in historical controls.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 3-studie van eerstelijns immuunchemotherapie met of zonder ibrutinib met of zonder autoSCT voor mantelcellymfoom in jongere patiënten (0)
2024-05-04 15:00   ( Nieuws )
Tags:  TRIANGLE trial mantle cell lymphoma in younger patients
Prof. Martin DreylingToevoegen van ibrutinib aan standaard immuunchemotherapie zou kunnen resulteren in verbetering van uitkomsten en de mogelijkheid om autologe stamceltransplantatie (autoSCT) achterwege te laten in jongere patiënten (jonger dan 66 jaar) met niet-eerder behandeld mantelcellymfoom (MCL). De fase 3-studie TRIANGLE, in 135 centra in dertien Europese landen en Israël, heeft deze hypothese getoetst. Prof. Martin Dreyling (Ludwig-Maximilians Universität München) en collega’s publiceren resultaten van de studie in The Lancet.1

De studie includeerde patiënten met niet-eerder behandeld stadium II tot en met IV MCL, in de leeftijd van 18 tot en met 65 jaar, en geschikt voor autoSCT. De patiënten werden 1:1:1 gerandomiseerd naar drie armen. Patiënten in controlegroep A (n=288) kregen zes alternerende cycli R-CHOP en R-DHAP, gevolgd door autoSCT. Patiënten in groep A+I (n=292) kregen dezelfde behandeling waaraan ibrutinib 560 mg eens per dag was toegevoegd op dagen één tot en met negentien van de R-CHOP cycli en als onderhoudsbehandeling na autoSCT (560 mg eens per dag gedurende twee jaar). Patiënten in groep I (n=290) kregen dezelfde behandeling als patiënten in groep A+I, maar ondergingen geen autoSCT. Het primaire eindpunt was faalvrije overleving (FFS).

De mediane duur van follow-up was 31 maanden. De figuur laat resultaten van de analyses zien. Het drie-jaars FFS-percentage was 88% in groep A+I vergeleken met 72% in groep A (HR 0,52; p=0,0008) waarmee A+I statistisch significant superieur was ten opzichte van A. Superioriteit van A versus I werd niet aangetoond, met drie-jaars FFS-percentages 72% versus 86% (HR 1,77; p=0,9979). De vergelijking van A+I versus I is ungoing. De drie-jaars overall survival percentages waren 86% in groep A, 91% in groep A+I, en 92% in groep I. Er waren geen relevante verschillen tussen groepen A en A+I in graad 3 tot en met 5 adverse events tijdens inductie of autoSCT, maar tijdens de onderhoudsfase was ibrutinib in A+I geassocieerd met substantieel meer hematologische toxiciteit dan tijdens follow-up in A.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van ibrutinib aan standaard eerstelijns behandeling voor MCL in jongere patiënten geassocieerd was met superieure werkzaamheid met toename van de toxiciteit na autoSCT.

1.Dreyling M, Doorduijn J, Giné E et al. Ibrutinib combined with immunochemotherapy with or without autologous stem-cell transplantation versus immunochemotherapy and autologous stem-cell transplantation in previously untreated patients with mantle cell lymphoma (TRIANGLE): a three-arm, randomised, open-label, phase 3 superiority trial of the European Mantle Cell Lymphoma Network. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 3 TRIANGLE trial, in 13 European countries and Israel, found that adding ibrutinib to first-line immunochemotherapy resulted in superior efficacy in younger mantle cell lymphoma patients with increased toxicity when given after autologous stem-cell transplantation.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associaties tussen gehalten van circulerende eosinofielen en risico van maligniteiten in de UK Biobank (0)
2024-05-04 13:30   ( Nieuws )
Tags:  associations between circulating eosinophils and cancer risk
Dr. Minkyo SongEosinofielen kunnen resulteren in antitumor cytotoxische responsen in de microömgeving van de tumor, en kunnen wellicht bijdragen aan tumor-immunosurveillance. Een analyse onder deelnemers van de UK Biobank heeft de associaties tussen gehalten van circulerende eosinofielen en het latere risico van maligniteiten geïnventariseerd. Dr. Minkyo Song (National Cancer Institute, Bethesda MD) en collega’s publiceren de analyse in het International Journal of Cancer.1



De analyse includeerde gegevens van 443.542 personen in de leeftijd van 38-73 jaar bij inclusie, die op het moment van inclusie vrij waren van maligniteiten, tenminste één jaar follow-up hadden, en voor wie baseline absolute eosinophil count (AEC)-gegevens beschikbaar waren. Tijdens mediaan 5,8 jaar follow-up werden in het cohort 22.747 incidente maligniteiten gediagnostiseerd. Er was een inverse associatie tussen AEC en risico van alle maligniteiten tezamen (aHR 0,97; 95%-bti 0,95-0,98). Er waren significante (p<0.05) associaties tussen AEC en het risico van zestien afzonderlijke typen maligniteiten, met een inverse relatie voor twaalf typen maligniteiten. Deze twaalf typen waren vier hematologische maligniteiten (aHR range 0,58-9,87) en acht niet-hematologische maligniteiten (aHR range 0,65-0,95).

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten suggereren dat eosinofielen een beschermende rol spelen in de tumor-immuunsurveillance.

1.Wang JH, Rabkin CS, Engels EA, Song M. Associations between eosinophils and cancer risk in the UK Biobank. Int J Cancer 2024.34986

Summary: Analysis of data in the UK Biobank found an inverse association between absolute eosinophil count and cancer risk.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

ctDNA-assay voor MRD-status: associatie met recidief na behandeling met curatieve intentie voor metastatisch colorectaalcarcinoom (0)
2024-05-04 12:00   ( Nieuws )
Tags:  mCRC circulating tumor DNA minimal residual disease
Dr. Aparna ParikhDetectie van minimaal residuele ziekte (MRD) na definitieve behandeling voor metastatisch colorectaalcarcinoom (mCRC) identificeert patiënten met hoog risico van recidief. Een multicenterstudie in de Verenigde Staten heeft een plasma only MRD-assay op basis van circulerend tumor DNA (ctDNA) voor het voorspellen van recidief van mCRC na behandeling met curatieve intentie geëvalueerd. Dr. Aparna Parikh (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 53 patiënten die chirurgie en/of radiotherapie met of zonder neoadjuvante of adjuvante chemotherapie ondergingen voor mCRC. Voorafgaand aan en na afsluiting van de behandeling stonden de patiënten bloedmonsters af waarin de onderzoekers aanwezigheid van ctDNA analyseerden. Succesvolle ctDNA-analyse werd uitgevoerd in 230 monsters van 52 patiënten. In monsters van 19 van 42 patiënten (45,2%) werd binnen drie weken na de behandeling ctDNA gedetecteerd. Op het moment van data cutoff was recidief gezien in 36 patiënten (69,2%) na mediaan 31 maanden follow-up. Detectie van ctDNA binnen drie weken na de behandeling was geassocieerd met kortere mediane recidiefvrije overleving (HR 5,27; p<0.0001) en overall survival (HR 12,83; p<0,0001). Onder patiënten met niet-detecteerbaar ctDNA voorafgaand aan de behandeling was drie jaar na de behandeling meer dan 90% nog in leven.

De onderzoekers concluderen dat ctDNA-analyse de huidige risicostratificatie-methoden kan verbeteren.

1.Parikh AR, Chee BH, Tsai J et al. Minimal residual disease using a plasma-only circulating tumor DNA assay to predict recurrence of metastatic colorectal cancer following curative intent treatment. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: A multicenter study in the USA found that among patients undergoing curative intent treatment for metastatic colorectal cancer, pre- and post treatment ctDNA assayed minimal residual disease status was associated with prognosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Veilige verlenging van interval tussen eerste coloscopie met negatief resultaat voor CRC en herhaal-coloscopie (0)
2024-05-03 15:00   ( Nieuws )
Tags:  longer interval between first colonoscopy with negative findings for CRC and repeat colonoscopy
Dr. Mahdi FallahOnder personen zonder familiegeschiedenis van colorectaalcarcinoom (CRC) wordt coloscopiescreening iedere tien jaar aanbevolen om de CRC-incidentie en –mortaliteit te verlagen. Een retrospectieve cohortstudie in Zweden heeft de mogelijkheid geïnventariseerd om het interval van tien jaar tussen een eerste coloscopie met negatief resultaat en herhaal-coloscopie veilig te verlengen. Dr. Mahdi Fallah (Deutsches Krebsforschungszentrum, Heidelberg) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde een blootgestelde groep van 110.074 personen in de leeftijd van 45 tot 70 jaar, zonder familiegeschiedenis van CRC en met een negatief resultaat van hun eerste screeningscoloscopie (geen colorectale poliepen, adenomen, carcinomen in situ, en CRC binnen zes maanden na de screening) tussen 1990 en 2017, en een controlegroep van gematchte personen (voor geslacht, geboortejaar en leeftijd op het moment van coloscopie in de blootgestelde groep) die geen coloscopie ondergingen. Per blootgesteld individu werden tot achttien controlepersonen geïncludeerd (n= 1.981.332). Primaire eindpunten van de studie waren CRC-incidentie en CRC-specifiek overlijden.

De figuur laat zien dat tijdens 15 jaar follow-up de CRC-incidentie en –mortaliteit signficant lager waren in de blootgestelde groep dan in de controlegroep. De tien-jaars standardized incidence ratio was 0,72 (95%-bti 0,54-0,94) en de tien-jaars standardized mortality ratio was 0,55 (0,29-0,94). Verlenging van het interval tot herhaal-coloscopie van tien tot vijftien jaar in de blootgestelde groep zou resulteren het missen van vroege detectie van 2 gevallen van CRC en het missen van preventie van 1 geval van CRC-specifiek overlijden per 1000 personen, met potentieel vermijden van 1000 coloscopieën.

De onderzoekers concluderen dat onder personen zonder familiegeschiedenis van CRC en een negatief resultaat van een eerste screeningscoloscopie, het interval tot herhaal-coloscopie veilig kan worden verlengd tot vijftien jaar.

1.Liang Q, Mukama T, Sundquist K et al. Longer interval between first colonoscopy with negative findings for colorectal cancer and repeat colonoscopy. JAMA Oncol 2024.0827

Summary: A retrospective cohort study in Sweden found that the 10 year interval between colonoscopy screenings for CRC could be safely extended to 15 years in patients with no family history of CRC and negative findings on their first colonoscopy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen nationale uitgaven voor gezondheidszorg en lange-termijn overleving van lymfoïde neoplasmen in Europa (0)
2024-05-03 13:30   ( Nieuws )
Tags:  EUROCARE-6 national health expenditure survival of lymphoid neoplasms
Dr. Claudia VenerHet management van lymfoïde maligniteiten is duur. De retrospectieve EUROCARE-6 studie heeft de associatie geïnventariseerd tussen de nationale uitgaven aan gezondheidszorg en overleving van lymfoïden maligniteiten in 27 Europese landen. Dr. Claudia Vener (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

In de EUROCARE-6 dataset identificeerden de onderzoekers patiënten in de leeftijd van 15 jaar of ouder, met tussen begin 2001 en eind 2013 een diagnose van één van twaalf lymfoïde maligniteiten, en met follow-up tot eind 2014. Landen werden geklasseerd in kwartielen van gemiddelde uitgaven voor de gezondheidszorg tussen begin 2001 en eind 2013. Voor elke lymfoïde maligniteit werden tien-jaars leeftijds-gestandaardiseerde relatieve overleving (ASRS) en relatief excess risico (RER) van overlijden berekend.

In 21 nationale en 61 regionale registraties vonden de onderzoekers 10-jaars overlevingsgegevens van 890.730 patiënten met een lymfoïde maligniteit (2001 tot en met 2013). De mediane duur van follow-up was 13 jaar (IQR 13-14). Onder de twaalf lymfoïde maligniteiten was in heel Europa de tien-jaars ASRS het hoogst voor haarcelleukemie (82,6%; 95%-bti78,9-86,5) en Hodgkin lymfoom (79,3%; 78,6-79,9) en het laagst voor plasmacel-neoplasmen (29,5%; 28,9-30,0). De RER nam toe met toenemende leeftijd bij diagnose. Vrouwen hadden voor de meeste lymfoïde maligniteiten hogere ASRS dan mannen. De tien-jaars ASRS was voor elke lymfoïde maligniteit hoger (en de RER lager) in landen in het hoogste kwartiel van uitgaven voor de nationale gezondheidszorg dan in landen in het laagste kwartiel, met voor veel lymfoïde maligniteiten een dalend patroon door de kwartielen. Zo was de tien-jaars ASRS voor non-Hodgkin lymfoom 59,3% (95%-bti 58,7-60,0) in het eerste kwartiel, 57,6% (55,2-58,7) in het tweede kwartiel, 55,4% (54,3-56,5) in het derde kwartiel, en 44,7% (43,6-45,8) in het vierde kwartiel; terwijl de RER ten opzichte van het Europees gemiddelde in deze kwartielen 0,80 (0,79-0,82) respectievelijk 0,91 (0,90-0,93), 0,94 (0,92-0,96) en 1,45 (1,42-1,48 was.

De onderzoekers concluderen dat de nationale uitgaven voor de gezondheidszorg geassocieerd zijn met geografische dispariteiten in prognose van patiënten met lymfoïde maligniteiten.

1.Sant M, Vener C, Lillini R et al. Long-term survival for lymphoid neoplasms and national health expenditure (EUROCARE-6): a retrospective, population-based study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The retrospective, population-based EUROCARE-6 trial found that among 27 European countries total national health expenditure is associated with geographical inequalities in lymphoid malignancy prognosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)