Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Retrospectieve studie van cytoreductieve chirurgie plus hyperthermische intraperitoneale chemotherapie voor peritoneale sarcomatose (0)
2024-08-31 12:00   ( Nieuws )
Tags:  peritoneal sarcomatosis CRS + HIPEC
Dr. Can YurttasCytoreductieve chirurgie plus hyperthermische intraperitoneale chemotherapie (CRS + HIPEC) wordt beschouwd als de standaard-behandeling voor geselecteerde patiënten met peritoneale carcinomatose, maar er zijn geen op evidentie gebaseerde aanbevelingen voor behandeling van peritoneale sarcomatose. Een retrospectieve studie in het Universitätsklinikum Tübingen (Duitsland) heeft CRS + HIPEC voor peritoneale sarcomatose geëvalueerd. Dr. Can Yurttas en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

Tussen begin 2017 en eind 2024 werden in het ziekenhuis in Tübingen tien volwassen patiënten met peritoneale sarcomatose van zes verschillende tumorentiteiten behandeld (vier patiënten met metachrone ziekte en zes patiënten met synchrone ziekte). De mediane leeftijd was 46,1 jaar (range 23-77). HIPEC was cisplatine plus doxorubicine gedurende 60 minuten op 42,0 oC. De mediane duur van verblijf op de intensive care was 1,24 dagen (range 0,6-1,9) en de mediane duur van verblijf in het ziekenhuis was 11,1 dagen (range 6-17). Complete cytoreductie werd bereikt in negen patiënten (90%). Postoperatieve complicaties vonden plaats in vijf patiënten, maar er waren geen chirurgische revisies vereist en er was geen acute nierschade.

De onderzoekers concluderen dat CRS + HIPEC voor peritoneale sarcomatose veilig kon worden uitgevoerd.

1.Yurttas C, Ladurner R, Mihaljevic AL, Strohäker J. Cytoreductive surgery with hyperthermic intraperitoneal chemotherapy for the treatment of peritoneal sarcomatosis. Cancers 2024;16:3034

Summary: A retrospective study at the University Hospital Tübingen (Germany) found that CRS + HIPEC for peritoneal sarcomatosis could be safely performed, with complete cytoreduction in 90% of patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Update van DeLLphi-300 studie van tarlatamab voor eerder-behandeld kleincellig longcarcinoom (0)
2024-08-30 15:00   ( Nieuws )
Tags:  DeLLphi 300 SCLC tarlatamab
Prof. Afshin DowlatiTarlatamab is een bispecifieke T-cell engager gericht op delta-like ligand 3. In de multinationale fase 1- en 2-studies DeLLphi-300 respectievelijk DeLLphi-301 is duurzame antitumoractiviteit en manageable veiligheid gezien van tarlatamab voor eerder-behandeld kleincellig longcarcinoom (SCLC). Prof. Afshin Dowlati (Case Western Reserve University, Cleveland OH) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology een update van resultate van DeLLphi-300, na mediaan 12,1 maanden follow-up (range 0,2-34,4).1

De studie includeerde 152 SCLC-patiënten, die mediaan twee (range één tot zeven) eerdere lijnen behandeling hadden gekregen. De patiënten kregen tarlatamab 10 tot 100 mg kregen hetzij iedere twee weken, hetzij iedere drie weken, of op dagen één en acht van drie-weekse cycli. De figuur laat de respons- en overlevingsresultaten zien. Onder alle patiënten tezamen was de objective response rate 25,0% met een mediane duur van respons 11,2 maanden (95%-bti 6,6-22,3) en mediane overall survival 17,5 maanden (11,4-NE). Onder de patiënten die de aanbevolen fase 2-dosering tarlatamab 10 mg iedere twee weken kregen (n=17) was de ORR 35,3%, de mDOR 14,9 maanden (95%-bti 3,0-NE), en de mOS 20,3 maanden (5,1-NE). Onder de patiënten met baseline hersenmetatasen van 10 mm of groter werd volumeafname van deze metastasen met tenminste 30% gezien in 62,5% van de patiënten. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen.

De onderzoekers concluderen dat tarlatamab voor eerder-behandeld SCLC resulteerde in goede overlevingsresultaten met aanwijzingen voor intracraniële activiteit.

1.Dowlati A, Hummel H-D, Champiat S et al. Sustained clinical benefit and intracranial activity of tarlatamab in previously treated small cell lung cancer: DeLLphi-300 trial update. J Clin Oncol 2024.00553

Summary: Update of the multinational phase 1 DeLLphi-300 trial of tarlatamab for previously treated SCLC found promising survival results and evidence of intracranial activity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van neoadjuvante immuuncheckpointremmers plus chemotherapie voor vroeg mammacarcinoom (0)
2024-08-30 13:30   ( Nieuws )
Tags:  EBC neoadjuvant ICIs plus chemotherapy
Dr. Tomas PascualEr is geen consensus over de optimale combinatie van immuuncheckpointremmers (ICIs) met neoadjuvante of adjuvante chemotherapie voor vroeg-stadium mammacarcinoom (EBC). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCTs) heeft werkzaamheid van toevoeging van ICIs aan neoadjuvante of adjuvante chemotherapie voor verschillende typen EBC geïnventariseerd. Dr. Tomas Pascual (Hospital Clinic de Barcelona) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Oncology.1


In de literatuur tot 10 december 2023 identificeerden de onderzoekers negen voor het onderwerp relevante RCTs, met tezamen 5114 EBC-patiënten: 2097 triple-negatief (TNB), 1924 HR-positief/HER2-negatief (HR+HER2- EBC), en 1115 HER2-positief (HER2+). Onder de TNBC-patiënten was toevoeging van ICIs aan neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met verbetering van het percentage patiënten met pathologisch complete respons met meer dan 10%. Onder de patiënten met HR+/HER2- tumoren was toevoeging van ICIs aan neoadjuvante chemotherapie alleen geassocieerd met verbetering van de pCR in de populatie met PD-L1-positieve tumoren (absolute verbetering + 12,2%). Onder de patiënten met HER2+ tumoren was toevoeging van ICIs niet geassocieerd met verbetering van de pCR. Tijdens de neoadjuvante behandeling was de incidentie van graad 3 of hoger irAEs 10,3%. Onder patiënten met TNBC werd geen verbetering gezien met toevoegen van ICIs aan adjuvante chemotherapie.

De onderzoekers concluderen dat toevoeging van ICIs aan neoadjuvante chemotherapie de uitkomsten verbetert van vroeg-stadium TNBC en PD-L1-positief HR+/HER2- EBC met een acceptabel veiligheidsprofiel, maar dat geen profijt werd gezien met adjuvante ICIs.

1.Villacampa G, Navarro V, Matikas A et al. Neoadjuvant immune checkpoint inhibitors plus chemotherapy in early breast cancer. A systematic review and meta-analysis. JAMA Oncology 2024.3456

Summary: Systematic review and meta-analysis of nine RCTs involving 5114 patients found that addition of ICIs to neoadjuvant chemotherapy improves efficacy outcomes in early-stage TNBC and PD-L1+ HR+/HER2- breast cancer tumors with an acceptable safety profile; however, no benefit was observed with adjuvant ICIs.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van radiotherapie versus chirurgie voor extramedullair plasmacytoom van hoofd en hals (0)
2024-08-30 12:00   ( Nieuws )
Tags:  EMP of the head and neck RT versus surgery
Dr. Cherie-Ann NathanEr is geen duidelijkheid over de impact van verschillende behandelingen op locoregionale controle en overleving van extramedullair plasmacytoom (EMP). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft uitkomsten met radiotherapie (RT) en chirurgie voor EMP van hoofd en hals vergeleken. Dr. Cherie-Ann Nathan (Louisiana State University, Shreveport) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Otolaryngology- Head & Neck Surgery.1

In de literatuur tot november 2023 identificeerden de onderzoekers 12 voor het onderwerp relevante studies, met tezamen 742 patiënten (mediane leeftijd 59,1 jaar; IQR 53-62; 71,0% mannen) met een initiële diagnose EMP van hoofd en hals zonder multipel myeloom (MM). Er waren 505 patiënten (68,1%) die alleen radiotherapie kregen en 237 patiënten (31,9%) die alleen chirurgie ondergingen. De overall survival en ziektevrije overleving na 2, 3, en 10 jaar waren niet significant verschillend tussen beide groepen. Alleen-radiotherapie vergeleken met alleen-chirurgie was echter wel geassocieerd met significante verlaging van het risico van progressie tot MM (OR 0,4; 95%-bti 0,1-0,9). De vijf-jaars ziektevrije overleving was significant beter in de alleen-radiotherapie groep (HR 0,55; 95%-bti 0,31-0,96).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met EMP van hoofd en hals, alleen-radiotherapie vergeleken met alleen-chirurgie geassocieerd is met lager risico van progressie tot MM, maar niet met betere overall survival.

1.Vasudevan SS, Hassan Sayed SB, Kapartiwar P et al. Radiotherapy vs surgery for survival and locoregional control of head and neck extramedullary plasmacytoma. A systematic review and meta-analysis. JAMA Otolaryngol Head Neck Surg 2024.2597





  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Cohortstudie van associatie tussen body mass index en incidentie en mortaliteit van colorectaalcarcinoom in Azië (0)
2024-08-29 15:00   ( Nieuws )
Tags:  BMI CRC incidence and mortality in Asia
Dr. Hung LuuDe incidentie van obesitas neemt wereldwijd toe. Een gepoolde analyse van zeventien prospectieve cohortstudies van het Asia Cohort Consortium heeft de associatie tussen body mass index (BMI) en de incidentie en mortaliteit van colorectaalcarcinoom (CRC) in Azië geïnventariseerd. Dr. Hung Luu (UPMC Hillman Cancer Center, Pittsburgh PA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De analyse van het risico van incident CRC includeerde 619.981 deelnemers (gemiddelde leeftijd 53,8 ± 10,1 jaar; 52,0% vrouwen; 11,900 incidente CRC-gevallen gediagnostiseerd tijdens mediaan 15,2 jaar follow-up) en de analyse van de CRC-gerelateerde mortaliteit includeerde 650.195 deelnemers na een CRC-diagnose; gemiddelde leeftijd 53,5 ± 10,2 jaar; 51,9% vrouwen; 4550 geïdentificeerde gevallen van CRC-gerelateerd overlijden tijdens mediaan 15,2 jaar follow-up). Vergeleken met deelnemers met een BMI 23,0 tot 25,0 was het risico van incident CRC verhoogd onder deelnemers met BMI 25,0 tot 27,5 (aHR 1,09; 95%-bti 1,03-1,16), 27,5 tot 30,0 (1,19; 1,11-1,29), en hoger dan 30,0 (1,32; 1,19-1,46) met een p voor trend < 0,001; en een hoger BMI-gerelateerde toename van het risico voor coloncarcinoom dan voor rectumcarcinoom. Een vergelijkbare associatie tussen BMI en CRC-gerelateerde mortaliteit werd gezien onder deelnemers met een BMI hoger dan 27,5 (27,5-30,0: aHR 1,18; 95%-bti 1,04-1,34; hoger dan 30,0: 1,38; 1,18-1,62) met een p voor trend <0,001. De associatie tussen BMI hoger dan 30,0 en CRC-gerelateerde mortaliteit werd gezien onder mannen (aHR 1,87; 95%-bti 1,49-2,34) met een p voor trend <0,001;maar niet onder vrouwen (p voor trend 0,15; p voor heterogeniteit 0,02).

De onderzoekers concluderen dat in Azië een positieve associatie wordt gezien tussen BMI en CRC-incidentie en CRC-gerelateerde mortaliteit. Het risico was hoger onder mannen dan onder vrouwen en hoger onder deelnemers met coloncarcinoom dan onder deelnemers met rectumcarcinoom.

1.Paragomi P, Zhang Z, Krull Abe S et al. Body mass index and risk of colorectal cancer incidence and mortality in Asia. JAMA Network Open 2024;7:e2429494

Summary: Pooled analysis of 17 prospective cohort studies included in the Asia Cohort Consortium found a positive association between BMI and CRC incidence and related mortality. The risk was greater among men and participants with colon cancer.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Uitkomsten na duurzame partiële respons of stabiele ziekte met atezolizumab plus bevacizumab voor levercelcarcinoom (0)
2024-08-29 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HCC atezo-bev
Prof. Ann-Lii ChengIn de multinationale fase 3-studie IMbrave150 resulteerde de combinatie van atezolizumab plus bevacizumab (atezo-bev) voor levercelcarcinoom (HCC) in veel patiënten in duurzame partiële respons en duurzame stabiele ziekte (PR/SD), met als definitie voor duurzaam ‘langer dan zes maanden’. Een real-world studie in acht centra in Japan en acht centra in Taiwan heeft uitkomsten en histopathologische kenmerken van residuele tumoren van patiënten met duurzame PR of SD op atezo-bev voor HCC geïnventariseerd. Prof. Ann-Lii Cheng (Nationale Taiwan Universiteit, Taipei) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1


In IMbrave150 waren 56 van 72 PRs (77,8%) en 41 van 144 SDs (28,5%) duurzaam. De mediane overall survival werd niet bereikt onder patiënten met duurzame PR was was 23,7 maanden onder patiënten met duurzame SD, en de mediane progressievrije overleving was 23,2 maanden onder patiënten met duurzame PR en 13,2 maanden onder patiënten met duurzame SD. In de nu gepubliceerde Japans-Taiwanese studie werden 38 tumoren geresecteerd na atezo-bev voor HCC in 32 patiënten (23 PRs en 9 SDs). Pathologisch complete respons (pCR) was meer frequent onder PR-tumoren dan onder SD-tumoren (57,7% versus 16,7%; p=0,034). Het pCR-percentage was gecorreleerd met de tijd tussen de start van atezo-bev en de resectie, en was 55,6% voor PR-tumoren die werden geresecteerd na meer dan acht maanden. Ongeveer de helft van de duurzame PR-tumoren werden door de onderzoekers omschreven als ‘ghost tumors’, gedefinieerd als radiologisch persistente tumoren zonder viabele maligne cellen.

De onderzoekers concluderen dat deze real-world analyse suggereert dat de prevalentie van spooktumoren kan bijdragen aan een verklaring voor de langere overall survival van patiënten met duurzame PR en sommige patiënten met duurzame SD in IMbrave150.

1.Shen Y-C, Liu T-H, Nicholas A et al. Clinical outcomes and histologic findings of patients with hepatocellular carcinoma with durable partial response or durable stable disease after receiving atezolizumab plus bevacizumab. J Clin Oncol 2024.00645

Summary: A real-world study in Japan and Taiwan found that in patients with durable partial response or stable disease with atezolizumab-bevacizumab for hepatocellular carcinoma, around half of the residual tumors were ghost tumors, defined as radiologically persistent tumors without viable cancer cells.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van nanvuranlat voor eerder-behandeld gevorderd galwegcarcinoom (0)
2024-08-29 12:00   ( Nieuws )
Tags:  aBTC later-line nanvuranlat
Prof. Junji FuruseNanvuranlat is een selectieve remmer van L-type amino acid transporter 1. Een gerandomiseerde fase 2-studie in veertien centra in Japan heeft nanvuranlat monotherapie geëvalueerd voor gevorderd galwegcarcinoom (aBTC) na falen van systemische chemotherapie. Prof. Junji Furuse (Kanagawa Cancer Center, Yokohama) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1




De studie includeerde 105 patiënten, die 2:1 werden gerandomiseerd naar intraveneus nanvuranlat 25 mg/m2 op dagen een tot en met vijf van veertien-daagse cycli (n=70) of placebo (n=35). Het primaire eindpunt was progressievrije overleving. De PFS was significant beter met navuranlat dan met placebo (HR 0,56; p=0,02). Graad 3 of hoger adverse events werden gerapporteerd voor 30,0% van de patiënten in de nanvuranlatgroep en 22,9% van de patiënten in de placebogroep. De overall survival was niet significant verschillend tussen beide groepen.

De onderzoekers concluderen dat nanvuranlat de PFS in patiënten met eerder behandeld aBTC verbeterde, met een acceptabel veiligheidsprofiel.

1.Furuse J, Ikeda M, Ueno M et al. A phase II placebo-controlled study of the effect and safety of nanvuranlat in patients with advanced biliary tract cancers previously treated by systemic chemotherapy. Clin Cancer Res 2024-0461

Summary: A multicenter phase 2 trial in Japan found activity and acceptable safety of nanvuranlat monotherapy for advanced biliary tract cancer after failure of systemic chemotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Vergelijking van androgeenreceptorremmers voor niet-metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (0)
2024-08-28 15:00   ( Nieuws )
Tags:  DEAR study nmCRPC ARIs
Prof. Daniel GeorgeModerne androgeenreceptorremmers (ARIs: darolutamide, enzalutamide, en apalutamide) zijn standard-of-care behandelingen voor niet-metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (nmCRPC). De multicenter retrospectieve cohortstudie DEAR (‘darolutamide, enzalutamide, and apalutamid in nonmetastatic castration-resistant prostate cancer’) in de Verenigde Staten heeft werkzaamheid en tolerabiliteit van deze drie ARIs vergeleken. Prof. Daniel George (Duke University Cancer Institute, Durham NC) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

In de patiëntendossiers van het Precision Point Specialty netwerk van Amerikaanse urologiepraktijken identificeerden de onderzoekers patiënten met nmCRPC die niet eerder moderne hormoontherapie hadden gekregen en nieuwe ARI-behandeling startten tussen begin augustus 2019 en eind maart 2022. Onder de 870 geïncludeerde patiënten (gemiddelde leeftijd 78,8 ± 8,7 jaar) kregen 362 darolutamide (41,6%), 382 enzalutamide (43,9%), en 126 apalutamide (14,5%). Het primaire eindpunt van de studie was een composiet van discontinuering van de behandeling en progressie naar mCRPC; whichever occurred first.


De figuur laat zien dat de tijd tot bereiken van composiet-eindpunt gebeurtenissen significant langer was in het darolutamide-cohort dan in de beide andere cohorten. Na correctie voor baseline covariabelen was het risico van bereiken van het composiet-eindpunt lager met darolutamide dan met enzalutamide (HR 0,66; 95%-bti 0,53-0,84) of met apalutamide (0,65; 0,48-0,88), terwijl vergelijking van enzalutamide versus apalutamide niet resulteerde in significant verschil (0,97; 0,73-1,29). Ook voor de afzonderlijke eindpunten discontinuering of progressie tot mCRPC was darolutamide significant beter dan enzalutamide en apalutamide.

De onderzoekers concluderen dat in deze grote cohortstudie van nmCRPC-patiënten die nieuwe ARIs startten darolutamide beter werd verdragen dan enzalutamide en apalutamide, hetgeen geassocieerd kan zijn met betere klinische werkzaamheid van darolutamide.

1.George DJ, Morgans AK, Constantinovici N et al. Androgen receptors inhibitors in patients with nonmetastatic castration-resistant prostate cancer. JAMA Network Open 2024;7:e2429783

Summary: The multicenter retrospective DEAR cohort study among patients with nonmetastatic castration-resistant prostate cancer found better tolerability for darolutamide compared with enzalutamide and apalutamide, which may be associated with a clinical effectiveness advantage.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)