Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Gerandomiseerde fase 2-studie van sunitinib voor progressief metastatisch feochromocytoom en paraganglioom (0)
2024-02-23 13:02   ( Nieuws )
Tags:  FIRSTMAPPP trial pheochromocytoma and paraganglioma sunitinib
Prof. Eric BaudinEr zijn preklinische en eerste klinische aanwijzingen voor werkzaamheid van sunitinib voor feochromocytoom en paraganglioom. De multinationale gerandomiseerde fase 2-studie FIRSTMAPPP heeft veiligheid en werkzaamheid van sunitinib in patiënten met progressief metastatisch feochromocytoom of paraganglioom geëvalueerd. Prof. Eric Baudin (Université Paris Saclay, Frankrijk) en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1

FIRSTMAPPP wordt uitgevoerd in veertien centra in vier Europese landen. De studie includeerde 78 volwassen patiënten onder wie 25 met kiemlijn SDHx varianten en 54 die eerder behandeld waren. De patiënten werden gestratificeerd naar SDHB-status (mutatie versus wildtype) en eerdere behandelingen (0 versus 1 of meer) 1:1 gerandomiseerd naar oraal sunitinib (37,5 mg eenmaal daags; n=39) of placebo (n=39). Het primair eindpunt van de studie was percentage progressievrije patiënten na twaalf maanden, met als criterium voor werkzaamheid verbetering van het twaalf-maands PFS-percentage van 20% naar 40%. Het 12-maands PFS-percentage was 36% (90%-bti 23-50) in de sunitinibgroep versus 19% (11-31) in de placebogroep. De meest-frequente graad 3 of 4 adverse events waren asthenie (18% van de patiënten met sunitinib versus 3% van de patiënten met placebo), hypertensie (13% versus 10%) en rugpijn of botpijn (3% versus 8%). Er was één als behandelings-gerelateerd beoordeeld overlijden in de sunitinibgroep (rectale bloeding).

De onderzoekers concluderen dat de resultaten van FIRSTMAPPP, de eerste gerandomiseerde studie van progressief metastatisch feochromocytoom en paraganglioom, gebruik van sunitinib steunen.

1.Baudin E, Goichot B, Berruti A et al. Sunitinib for metastatic progressive phaeochromocytomas and paragangliomas: results from FIRSTMAPPP, an academic, multicentre, international, randomised, placebo-controlled, double-blind, phase 2 trial. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational randomized phase 1 FIRSTMAPPP trial found activity of sunitinib for progressive metastatic pheochromocytoma and paraganglioma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Eerstelijns nivolumab plus chemotherapie voor gevorderd gastro-oesofageaal adenocarcinoom: drie-jaars follow-up van CheckMate 649 (0)
2024-02-22 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CheckMate 649 3-year follow-up
Dr. Yelena JanjigianDe multinationale fase 3-studie CheckMate 649 randomiseerde patiënten met niet-eerder behandeld gevorderd adenocarcinoom van maag, slokdarm-maagovergang, of slokdarm naar nivolumab plus chemotherapie (n=789) of alleen chemotherapie (n=792). In 2021 werd de primaire analyse van de studie gepubliceerd, die liet zien dat met mediaan 13,1 maanden follow-up de progressievrije overleving en overall survival significant beter waren met nivolumab plus chemotherapie dan met alleen chemotherapie. Dr. Yelena Janjigian (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology resultaten van de studie met tenminste 36,2 maanden follow-up.1

De figuur toont de resultaten van de update. Panels A, C, en E laten overall survival respectievelijk progressievrije overleving, en duur van respons zien onder patiënten met PD-L1 combined positive score 5 of hoger, en panels B, D, en E tonen deze uitkomsten onder alle gerandomiseerde patiënten. Zowel in de groep patiënten met hoge expressie van PD-L1 als onder alle patiënten was toevoegen van nivolumab aan chemotherapie geassocieerd met betere respons en langere duur van respons, en met betere overlevingsuitkomsten. Dit profijt van toevoegen van nivolumab aan chemotherapie werd consistent gezien in veel vooraf-gespecificeerde patiëntengroepen. Er waren geen onverwachte toxiciteiten met langere follow-up.

De onderzoekers concluderen dat ook met langere follow-up, toevoegen van nivolumab aan chemotherapie geassocieerd was met betere uitkomsten onder patiënten met niet-eerder behandeld gevorderd gastro-oesofageaal adenocarcinoom, met een acceptabel veiligheidsprofiel.

1.Janjigian YY, Ajani JA, Moehler M et al. First-line nivolumab plus chemotherapy for advanced gastric, gastroesophageal junction, and esophageal adenocarcinoma: 3-year follow-up of the phase III CheckMate 649 trial. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Three-year follow-up of the phase 3 CheckMate 649 trial found that among patients with advanced gastroesophageal adenocarcinoma, adding nivolumab to chemotherapy was associated with meaningful long-term survival benefit, with an acceptable safety profile.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2 basket-studie van olaparib voor gevorderd pancreascarcinoom in patiënten met BRCA1/2-mutaties (0)
2024-02-22 14:30   ( Nieuws )
Tags:  TAPUR trial advanced pancreatic cancer BRCA1 2 mutations
Dr. Richaard SkilskyDe Targeted Agent and Profiling Utilization Registry (TAPUR) is een fase 2 basket-studie die de antitumorwerkzaamheid van commercieel verkrijgbare gerichte middelen evalueert onder patiënten met gevorderde maligniteiten en targetabele genoomveranderingen. Een van de TAPUR-cohorten bestaat uit patiënten met gevorderd pancreascarcinoom en BRCA1/2-mutaties (kiemlijn of somatisch). Dr. Richard Skilsky (American Society of Clinical Oncology, Alexandria VA) en collega’s publiceren in JCO Precision Oncology resultaten met olaparib in dit cohort.1

De studie includeerde 30 patiënten met BRCA1/2-mutaties en ECOG performance status 2 of beter die mediaan 3 (range 1-10) eerdere lijnen hadden gekregen voor gevorderd pancreascarcinoom. De patiënten kregen kregen olaparib tweemaal daags voor een totale dosis van 600 mg (tabletten; n=23) of 800 mg (capsules; n=7). De behandeling werd voortgezet tot progressie of niet-acceptabele toxiciteit. Het primaire eindpunt was ziektecontrole (DC), gedefinieerd als objectieve respons (OR) of stabiele ziekte gedurende tenminste zestien weken (SD16+). Twee patiënten waren niet evalueerbaar voor dit eindpunt. De figuur laat zien dat er twee patiënten waren met complete respons, drie met partiële respons, en drie met SD16+, voor een DC-percentage van 31% (90%-bti 18-40) en een OR-percentage van 18% (95%-bti 6-37). De mediane progressievrije overleving was 8 weken (95%-bti 8-15) en de mediane overall survival was 38 weken (21-65). Drie patiënten (10%) hadden tenminste één graad 3 treatment-related adverse event.

De onderzoekers concluderen dat olaparib antitumoractiviteit had onder patiënten met gevorderd pancreascarcinoom met BRCA1/2-mutaties.

1.Ahn ER, Rothe M, Mangat PK et al. Olaparib in patients with pancreatic cancer with BRCA1/2 mutations: results from the Targeted Agent and Profiling Utilization Registry study. JCO Precision Oncol 2024.00240

Summary: In one of the cohorts of the TAPUR study, olaparib showed antitumor activity in patients with advanced pancreatic cancer with BRCA1/2 mutations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van osimertinib voor eerder behandelde patiënten met maligniteiten met EGFR-mutaties (0)
2024-02-22 13:00   ( Nieuws )
Tags:  NCI-MATCH ECOG-ACRIN trial subprotocol E
Dr. Helena YuNational Cancer Institute Molecular Analysis for Therapy Choice (NCI-MATCH) is een genoom-analyse gedreven studie die patiënten met gevorderde refractaire tumoren behandelt met gerichte therapie op basis van resultaten van next-generation sequencing. Subprotocol E van de studie evalueerde de EGFR-TKI osimertinib voor patiënten met EGFR-mutaties, waarbij patiënten met EGFR-T790M gemuteerd NSCLC werden geëxcludeerd. Dr. Helena Yu (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren resultaten van subprotocol E in JCO Precision Oncology.1

De patiënten kregen oraal osimertinib 80 mg eenmaal daags tot progressie of niet-acceptabele toxiciteit, in vier-weekse cycli. De objective response rate (primair eindpunt) werd iedere twee cycli geëvalueerd. Een ORR 16% of hoger werd vooraf gespecificeerd als criterium voor werkzaamheid. Onder de 19 geïncludeerde patiënten waren 17 evalueerbaar voor toxiciteit en 13 voor werkzaamheid. De mediane leeftijd van de voor werkzaamheid evalueerbare patiënten was 63 jaar, 62% hadden ECOG performance status 1, en 31% hadden meer dan drie eerdere lijnen systemische therapie gekregen. De meest-frequente tumor in het cohort was glioblastoom (n=5; 38%). De ORR was 15,4% (90%-bti 2,8-41,0; n=2)) en het zes-maands progressievrije-overlevingspercentage was 16,7% (0-34,4). De twee responsen werden gezien in een patiënt met neuro-endocrien carcinoom niet-anderszins gespecificeerd met EGFR exon 20 S768T en EGFR exon 18 G719C mutatie, en in een patiënten met laaggradig epitheliaal carcinoom van de paranasale sinus (EGFR D770­­_N771insSVD). Het veiligheidsprofiel was consistent met wat in eerdere studies van osimertinib is gezien.

De onderzoekers concluderen dat in dit zwaar-voorbehandelde cohort osimertinib niet voldeed aan het vooraf-gespecificeerde criterium voor werkzaamheid, maar dat wel klinische activiteit is gezien in een patiënt met neuro-endocrien carcinoom en een patiënt met laaggradig epitheliaal carcinoom van de paranasale sinus.

1.Chen MF, Song Z, Yu HA et al. Phase II study of osimertinib in patients with epidermal growth factor receptor mutations: results from the NCI-MATCH ECOC-ACRIN (EAY 131) trial subprotocol E. JCO Precision Oncol 2024-00454

Summary: NCI-MATCH subprotocol E found no activity of osimertinib in a heavily pretreated cohort of patients with EGFR-mutated malignancies, but response was seen in neuroendocrine carcinoma and low grade epithelial carcinoma of the paranasal sinus.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Hypomethylerende middelen plus venetoclax voor hoger-risico MDS: determinanten van uitkomsten (0)
2024-02-21 16:00   ( Nieuws )
Tags:  HMAs plus venetoclax for HR-MDS determinants of outcomes
Prof. Guillermo Garcia-ManeroHypomethylerende middelen (HMAs) in combinatie met venetoclax worden in toenemende mate gebruikt voor hoger-risico myelodysplastische syndromen (HR-MDS). De cytogenetische en moleculaire factoren die met de uitkomsten van deze combinatie geassocieerd zijn worden nog niet goed begrepen. Een gepoolde analyse van drie prospectieve studies van MD Anderson Cancer Center (Houston TX) heeft deze factoren geïnventariseerd. Prof. Guillermo Garcia-Manero en collega’s publiceren de analyse in Clinical Cancer Research.1

De analyse includeerde 80 patiënten die HMA-venetoclax kregen voor HR-MDS, onder wie 52 HMA-naïef waren en 28 na falen van HMA. In deze twee groepen was de overall response rate 90% respectievelijk 57%, de mediane overall survival 28,2 respectievelijk 8,3 maanden, en de mediane gebeurtenisvrije overleving 17,9 respectievelijk 5,5 maanden. Zesenveertig procent van de HMA-naïeve patiënten en 11% van de patiënten na falen van HMA kregen na HMA-venetoclax allogene stamceltransplantatie. Factoren die geassocieerd waren met slechtere uitkomsten waren eerder HMA-falen, complexe cytogenetica, trisomie 8, TP53-mutaties, en RAS-route mutaties. Mutaties in RNA-splicing, DNA-methylering, en ASXL1 waren geassocieerd met gunstigere uitkomsten. Blastenpercentage was niet voorspellend voor uitkomsten.

De onderzoekers concluderen dat ze factoren hebben gevonden die patiënten kunnen identificeren die het meest kunnen profiteren van HMA-venetoclax.

1.Bazinet A, Desikan SP, Li Z et al. Cytogenetic and molecular associations with outcomes in higher-risk myelodysplastic syndromes treated with hypomethylating agents plus venetoclax. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: Pooled analysis of patient data from 3 prospective trials evaluating HMA-venetoclax for higher-risk MDS identified cytogenetic and molecular associations with outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gebruik van therapie voor maligniteiten in de laatste levensfase van adolescenten en jongvolwassenen (0)
2024-02-21 14:30   ( Nieuws )
Tags:  AYAs at end of life use of cancer-directed therapy
Dr. Jennifer MackAdolescenten en jongvolwassenen (AYAs, leeftijd vijftien tot veertig jaar) met maligniteiten krijgen frequent chemotherapie in de laatste negentig dagen van hun leven. Er is minder informatie beschikbaar over het gebruik van andere typen therapie voor deze patiënten. Een retrospectieve cohortstudie in drie centra in de Verenigde Staten heeft het gebruik van therapie voor maligniteiten in de laatste levensfase van AYAs geïnventariseerd. Dr. Jennifer Mack (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

De studie includeerde 1836 AYAs die overleden tussen 2009 en 2019 na behandeld te zijn in Dana-Farber, Kaiser Permanente Northern California, of Kaiser Permanente Southern California. In de laatste negentig dagen van hun leven kregen 35% van de patiënten chemotherapie, 24% gerichte therapie, 7% immuuntherapie, en 5% investigationele middelen. Zesenvijftig procent van de patiënten kregen tenminste één type systemische therapie. Na correctie voor geslacht, rase, etniciteit, leeftijd, centrum van behandeling, diagnose, en tijd tussen diagnose en overlijden was er in de loop van de studieperiode een toename in percentage AYAs die in de laatste negentig levensdagen gerichte therapie (per kalenderjaar OR 1,05; p=0,006), immuuntherapie (1,27; p<0,001), of any cancer-directed therapy (1,04; p=0,01) kregen.

De onderzoekers concluderen dat meer dan de helft van AYAs met maligniteiten in de laatste negentig levensdagen systemische therapie kregen, en dat gebruik van gerichte therapie en immuuntherapie in deze setting toeneemt.

1.Mack JW, Cernik C, Xu L et al. Use of cancer-directed therapy at the end of life among adolescents and young adults. J Natl Cancer Inst 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective cohort study at three US centers found that more than half of AYAs with cancer receive cancer therapy in the last 90 days of life, and use of novel agents such as targeted therapy and immunotherapy is increasing over time.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

De novo HER2-positief mBC: tijdstrends in real-world behandelpatronen en overleving in Nederland (0)
2024-02-21 13:00   ( Nieuws )
Tags:  SONABRE registry de novo HER2-positive metastatic breast cancer
Dr. Sandra GeurtsSONABRE is het Southeast Netherlands Advanced Breast Cancer Registry. Een analyse in tien SONABRE-centra heeft tijdstrends in real-world behandelpatronen en overleving onder patiënten met een diagnose de novo HER2-positief metastatisch mammacarcinoom (mBC) tussen begin 2008 en eind 2017 geïnventariseerd. Dr. Sandra Geurts (Maastricht UMC) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.1




De analyse includeerde 81 patiënten met een diagnose tussen begin 2008 en eind 2012, en 85 patiënten met een diagnose tussen begin 2013 en eind 2017. De figuur laat zien dat zowel de progressievrije overleving als de overall survival in de latere periode significant beter waren dan in de eerdere periode. In de latere versus eerdere periode kreeg 84% versus 60% eerstelijns HER2-gerichte therapie en 59% versus 0% eerstelijns pertuzumab-gebaseerde therapie (pertuzumab werd in 2013 geïntroduceerd). Locoregionale borstchirurgie werd in de twee perioden uitgevoerd in 27% en 23%, en chirurgie voor metastase in 6% en 7% in het eerste jaar na diagnose.

De onderzoekers concluderen dat de prognose van patiënten met de novo HER2-positief mBC sinds 2013 aanzienlijk verbeterd is.

1.Geurts SME, Ibragimova KIE, Ding N et al. Time trends in real-world treatment patterns and survival in patients diagnosed with de novo HER2+ metastatic breast cancer: an analysis f the SONABRE registry. Breast Cancer Res Treat 2024-07235-0

Summary: Analysis of the SONABRE registry in The Netherlands found that since the introduction of pertuzumab in 2013, the prognosis of patients with HER2-positive metastatic breast cancer has improved considerably.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Nederland-brede cohortstudie van maag- en duodenumcarcinoom in personen met Lynch syndroom (0)
2024-02-20 16:00   ( Nieuws )
Tags:  LS gastric and duodenal cancer
Prof. Monique van LeerdamLynch syndroom (LS) is geassocieerd met verhoogd risico van maagcarcinoom (GC) en duodenumcarcinoom (DC), vooral onder personen met pathogene varianten (PVs) van MLH1 en MSH2. Een Nederland-brede retrospectieve cohortstudie heeft de cumulatieve incidentie van GC en DC onder personen met LS geïnventariseerd. Prof. Monique van Leerdam (LUMC) en haar collega’s van de Netherlands Foundation for Detection of Hereditary Tumours Collaborative Investigators publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde personen in het Dutch Hereditary Cancer Registry tussen begin 1989 en eind 2021 met bewezen of vermoede PVs in een van de mismatch repair genes. Onder 1002 personen met hoog-risico PVs (MLH1, MSH2, en EpCAM) en 765 personen met laag-risico PVs (MSH6 en PMS2) werden 29 GCs (1,6%) en 39 DCs (2,2%) gediagnostiseerd. De figuur laat zien dat de cumulatieve incidentie van GC en DC in deelnemers jonger dan 50 jaar zeer laag was (≤1%). De cumulatieve incidentie van GC onder personen met hoog-risico PVs was 3% (95%-bti 1-5) op de leeftijd van 70 jaar en 5% (3-8) op de leeftijd van 75 jaar; en onder personen met laag-risico PVs 1% (0-2) respectievelijk 1% (0-2). De cumulatieve incidentie van DC onder personen met hoog-risico PVs was 5% (95%-bti 3-7) op de leeftijd van 70 jaar en 6% (3-8) op de leeftijd van 75 jaar; en onder personen met laag-risico PVs 1% (0-1) respectievelijk 2% (0-4). Resectie van de primaire tumor werd uitgevoerd in 62% van de GC-patiënten met 77% van de DC-patiënten. Vroeg-stadium ziekte werd gezien in 32% van de GCs (TNM-stadium I) en 39% (TNM-stadium I-IIa) van de DCs.

De onderzoekers concluderen dat personen met PVs van MLH1, MSH2, en EpCAM een verhoogd risico hebben van het ontwikkelen van GC en DC, maar dat dit risico nog zeer laag is op de leeftijd 50 jaar. De optimale leeftijd voor start van oesofagogastroduodenoscopie-surveillance dient nader te worden onderzocht.

1.Caspers IA, Eikenboom EL, Lopez-Yurda M et al. Gastric and duodenal cancer in individuals with Lynch syndrome: a nationwide cohort study. eClinMed 2024.102494

Summary: A retrospective cohort study in The Netherlands found that individuals with pathogenic variants of MLH1, MSH2, en EpCAM have an increased risk of developing gastric and duodenal cancer at the age of 70 years, but this risk is very low before the age of 50 years.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)