Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Prospectieve studie van associatie van adipositas met risico’s van gastroïntestinale maligniteiten in China (0)
2025-01-02 14:30   ( Nieuws )
Tags:  China Kadoorie Biobank study
Dr. Iona MillwoodEr is geen duidelijkheid over de associatie tussen associatie tussen adipositas en het risico van squameus celcarcinoom van de slokdarm en maagcarcinoom. In de prospectieve China Kadoorie Biobank studie is de associatie tussen adipositas en het risico van gastroïntestinale maligniteiten onderzocht. Dr. Iona Millwood (University of Oxford, UK) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1



De studie includeerde een half miljoen volwassenen (leeftijd dertig tot tachtig jaar) in tien Chinese regio’s. Bij inclusie werden lichaamsmaten en gewicht van de deelnemers bepaald. Na tenminste tien jaar follow-up waren in het cohort 2350 incidente gevallen van slokdarmcarcinoom, 3345 incidente gevallen van maagcarcinoom, en 3059 incidente gevallen van colorectaalcarcinoom gerapporteerd. De figuur laat zien dat baseline adipositas invers geassocieerd was met risico’s van slokdarmcarcinoom en maagcarcinoom, en positief met het risico van colorectaalcarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat de associatie van adipositas met het risico van gastroïntestinale maligniteiten invers is voor slokdarm- en maagcarcinoom en positief is voor colorectaalcarcinoom.

1.Chan WC. Millwood I, Kartsonaki C et al. Adiposity and risks of gastrointestinal cancers: a 10-year prospective study of 0.5 million Chinese adults. Int J Cancer 2024-35303

Summary: The prospective China Kadoorie Biobank study found that among 0.5 million Chinese adults with at least 10 years follow-up, adiposity was inversely associated with risks of esophageal and stomach cancers and positively associated with risk of colorectal cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van avatar modellen voor gepersonaliseerde behandeling voor pancreas ductaal adenocarcinoom (0)
2025-01-02 13:00   ( Nieuws )
Tags:  AVATAR trial aPDAC
Prof. Manuel HidalgoEr zijn slechts beperkte behandelingsopties voor gevorderd pancreas ductaal adenocarcinoom (aPDAC). De multicenter fase 3-studie AVATAR vergeleek precisiegeneeskunde versus conventionele behandeling voor aPDAC. Prof. Manuel Hidalgo (Weill Cornell Medical College, New York) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

AVATAR includeerde aPDAC-patiënten die 1:2 werden gerandomiseerd naar conventionele behandeling volgens de voorkeur van de behandelaar (arm A) of behandeling volgens precisiegeneeskunde (arm B). Patiënten in arm B ondergingen tumorbiopsie voor whole-exome sequencing (WES) en voor het genereren van avatar-muismodellen en organoïden voor fenotypische drug screening, met uiteindelijke behandeling aanbevolen door de molecular tumor board. Het primaire eindpunt was overall survival.


Arm A telde 44 patiënten en arm B 81. WES werd uitgevoerd in 65 patiënten in arm B (80,3%), resulterend in de detectie van potentieel actionabele mutaties in 14 patiënten (21,5%). Experimentele modellen werden gegenereerd in 16 van 81 patiënten (19,8%). Negendertig patiënten in arm B werden behandeld, onder wie slechts vier (10,2%) gepersonaliseerde behandeling kregen, terwijl 35 geen gematchte therapie kregen vanwege snelle klinische verslechtering, vertraging in het verkrijgen van studieresultaten, of afwezigheid van actionabele targets. De mediane progressievrije overleving was 3,8 maanden in arm A en 4,3 maanden in arm B (p=0,563) en de mediane overall survival was 8,7 maanden in arm A en 8,6 maanden in arm B (p=0,849). Onder de vier patiënten die gepersonaliseerde behandeling kregen was de mediane overall survival 19,3 maanden.

De onderzoekers concluderen dat gepersonaliseerde behandeling lastig te implementeren is onder aPDAC-patiënten, en dat de overleving beter was onder patiënten die gematchte behandeling kregen.

1.Sarno F, Tenorio J, Perea S et al. A phase III randomized trial of integrated genomics and avatar models for personalized treatment of pancreatic cancer: the AVATAR trial. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 3 AVATAR trial found that personalized therapy was challenging to implement in most patients with PDAC, and that survival was improved in the subset of patients who did receive matched therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van avelumab voor hooggradige neuro-endocriene neoplasie met progressie na chemotherapie (0)
2025-01-01 16:00   ( Nieuws )
Tags:  AveNEC trial
Dr. Christian FottnerPatiënten met graad 3 neuro-endocriene neoplasie (NEN) hebben een slechte prognose en geen vastgestelde tweedelijns therapie na chemotherapie. De rol van immuuncheckpointremming voor deze agressieve tumoren is nog niet duidelijk. De multicenter fase 2-studie AveNEC in Duitsland heeft avelumab voor patiënten met graad 3 NEN na chemotherapie geëvalueerd. Dr. Christian Fottner (Universität Mainz) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 22 patiënten met goed-gedifferentieerde hooggradige neuro-endocriene tumoren (NET) en 38 patiënten met slecht-gedifferentieerde neuro-endocriene carcinomen (NEC) met progressie na één of meer lijnen chemotherapie. De patiënten kregen intraveneus avelumab 10 mg/kg eens per twee weken. De beste overall respons (iRECIST) was partiële respons in drie patiënten en stabiele ziekte in negen patiënten, voor een disease control rate na zestien weken van 15% en mediane duur van respons van 4,3 maanden. Zes patiënten (10%) hadden respons of stabiele ziekte langer dan zes maanden, en twee patiënten (3,3%) langer dan een jaar. De mediane progressievrije overleving was 1,9 maanden en de mediane overall survival was 6,6 maanden. De één- en tweejaars overall survival percentages waren 33% respectievelijk 17%. Patiënten met respons hadden significant langere overall survival dan patiënten zonder respons (mediaan 30,2 versus 4,8 maanden). Avelumab werd goed verdragen, en de kwaliteit van leven bleef stabiel tijdens de behandeling.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met progressieve hooggradige neuro-endociene neoplasie, avelumab goed verdragen werd en leidde tot ziektecontrole in 15% van de patiënten.

1.Fottner C, Apostolidis L, Krug S et al. Activity and safety of avelumab in high-grade neuroendocrine tumors and poorly differentiated neuroendocrine carcinomas progressive after chemotherapy (AveNEC trial). Clin Cancer Res 2024-2461

Summary: The multicenter phase 2 AveNEC trial in Germany found that among patients with high-grade neuroendocrine neoplasias progressive after chemotherapy, avelumab was well tolerated and provided disease control with significant clinical benefit in 15% of heavily pretreated patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Tweede primaire niet-myeloïde maligniteiten na intensieve behandeling voor AML in volwassen patiënten (0)
2025-01-01 13:00   ( Nieuws )
Tags:  SPMs following intensive treatment for adult AML
Dr. Marianne Tang SeverinsenTweede primaire maligniteiten (SPMs) vormen een bekende lange-termijn complicatie van anti-neoplastische behandeling. Een Denemarken-brede cohortstudie inventariseerde het risico van niet-myeloïde SPMs na intensieve chemotherapie en in sommige gevallen allogene stamceltransplantatie (alloSCT) voor acute myeloïde leukemie (AML) in volwassen patiënten. Dr. Marianne Tang Severinsen (Aalborg Universiteitsziekenhuis) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Regional Health Europe.1


De studie includeerde 750 tenminste twee-jaar overlevers van AML die tussen begin 2000 en eind 2018 intensieve behandeling hadden ondergaan, 1:10 voor geslacht, leeftijd, en Nordic Multimorbidity Index gematcht met leukemievrije controlepersonen in de algemene bevolking (n=7500). De mediane duur van follow-up was 10,6 jaar. De HR van niet-myeloïde SPMs was 1,55 (95%-bti 1,27-1,89) voor AML-overlevers versus controle, gedreven door non-melanoma skin cancer (NMSC; 2,52; 1,90-3,35) maar niet door solide maligniteiten (1,14; 0,87-1,49). De tien-jaars cumulatieve incidentie van niet-myeloide SPM was 13,5% (95%-bti 10,6-16,5) onder de AML-overlevers en 11,9% (11,1-12,8) onder de controlepersonen. AML-overlevers die alloSCT hadden ondergaan hadden een verhoogd risico van niet-myeloïde SPMs dan AML-overlevers die geen alloSCT hadden ondergaan (HR 1,50; 95%-bti 1,00-2,26).

De onderzoekers concluderen dat het verhoogde risico van niet-myeloïde SPMs na intensieve behandeling voor AML vrijwel volledig werd gedreven door NMSC, en geen reden dient te zijn om af te zien van intensieve chemotherapie.

1.Nielsen NN, Jensen JF, Baech J et al. Second primary non-myeloid malignancies following intensive treatment for adult myeloid leukaemia: a Danish population-based study. Lancet Regional Health Europe 2024.101204

Summary: A Danish population-based cohort study found an increased rate of non-myeloid second primary malignancies after intensive treatment for adult AML, which was almost entirely driven by non-melanoma skin cancer. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale studie van odronextamab monotherapie na CAR T-celtherapie voor R/R DLBCL (0)
2024-12-31 16:00   ( Nieuws )
Tags:  ELM-1 study R R DLBCL odronextamab
Prof. Max ToppPatiënten met recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (R/R DLBCL) en progressie na CAR T-celtherapie (CAR T) hebben een slechte prognose. In het vooraf-gespecificeerde post-CAR T expansiecohort van de multinationale ELM-1 studie is het CD20xCD3 bispecifieke antilichaam odronextamab voor deze patiënten geëvalueerd. Prof. Max Topp (Universität Würzburg, Duitsland) en collega’s publiceren in Blood resultaten van het cohort.1

Het cohort includeerde 60 patiënten die mediaan 3 eerdere lijnen behandeling hadden gekregen (range 2-9); 71,7% waren refractair tegen CAR T, en 48,3% recidiveerde binnen 90 dagen na CAR T. De patiënten kregen vier cycli intraveneus odronextamab eens per week gevolgd door onderhoudstherapie tot progressie. De mediane follow-up was 16,2 maanden. Het primaire eindpunt was centraal onafhankelijk beoordeelde objective response rate. De ORR bedroeg 48,3%, met complete respons in 31,7%. De ORR verschilde niet significant met eerdere verschillende CAR T producten of tijd tot relapse op CAR T. De mediane duur van respons was 14,8 maanden, en de mediane duur van complete respons werd niet bereikt. De mediane progressievrije overleving was 4,8 maanden en de mediane overall survival was 10,2 maanden. CRS (alleen graad 1 en 2) werd gezien in 48,3% van de patiënten; in geen van de patiënten werd ICANS gezien. Graad 3 of hoger infecties werden gezien in twaalf patiënten (20,0%).

De onderzoekers concluderen dat odronextamab monotherapie bemoedigende werkzaamheid en veiligheid heeft laten zien onder R/R DLBCL-patiënten na progressie op CAR T.

1.Topp MS, Matasar MJ, Allan JN et al. Odronextamab monotherapy in R/R DLBCL after progression with CAR T-cell therapy: primary analysis of the ELM-1 study. Blood 2024-027044

Summary: In the post-CAR T expansion cohort of the multinational ELM-1 study, odronextamab monotherapy showed activity and tolerability for R/R DLBCL after progression on CAR T-cell therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van brentuximab vedotin plus pembrolizumab na PD-1 voor mNSCLC en metastatisch melanoom (0)
2024-12-31 14:30   ( Nieuws )
Tags:  PD-1 pretreated mNSCLC and metastatic melanoma BV+pembrolizumab
Dr. Sylvia LeeBrentuximab vedotin (BV) wordt verondersteld selectief Treg-cellen met CD30 expressie te kunnen depleteren en tumoren opnieuw gevoelig te kunnen maken voor anti-PD-1 therapie. Een multicenter fase 2-studie in de Verenigde Staten heeft de combinatie van BV en pembolizumab geëvalueerd onder patiënten met anti-PD-1 voorbehandeld metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom (mNSCLC) of metastatisch cutaan melanoom (mCM). Dr. Sylvia Lee (University of Washington, Seattle) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 55 patiënten met mNSCLC en 58 patiënten met mCM. De patiënten hadden mediaan twee eerdere lijnen systemische therapie gekregen (range1-7) waaronder anti-PD-1. Het primaire eindpunt was de objective response rate op BV plus pembrolizumab. De ORR bedroeg 14% in het mNSCLC-cohort en 24% in het mCM-cohort. De mediane progressievrije overleving was 5,85 maanden in het mNSCLC-cohort en 4,44 maanden in het mCM-cohort,en de mediane overall survival was 14,4 maanden in het mNSCLC-cohort en 21,9 maanden in het mCM-cohort. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen en er was geen graad 5 toxiciteit.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van BV plus pembrolizumab veelbelovende activiteit heeft laten zijn onder patiënten met anti-PD-1 voorbehandeld mNSCLC of mCM.

1.Lee S, Hamid O, Jotte R et al. Phase 2 open-label trial of brentuximab vedotin with pembrolizumab in PD-1 pretreated metastatic non-small cell lung cancer and metastatic cutaneous melanoma. Clin Cancer Res 2024-1478

Summary: A multicenter phase 2 trial in the United States found clinically meaningful, durable responses with encouraging OS and PFS of the combination of brentuximab vedotin and pembrolizumab among patients with anti-PD-1 pretreated metastatic non-small cell lung cancer of metastatic cutaneous melanoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Kiemlijnvarianten in mammacarcinoomgevoeligheidsgenen en ER-specifiek contralateraal mammacarcinoom (0)
2024-12-31 13:00   ( Nieuws )
Tags:  ER-specific CBC
Dr. Anne ReinerEr bestaat heterogeniteit in de ontwikkeling van oestrogeenreceptor (ER)-specifiek eerste primair mammcarcinoom (BC) vanwege schadelijke kiemlijnvarianten in BC-gevoeligheidsgenen, maar het is niet duidelijk of deze associaties ook bestaan voor ER-specifiek contralateraal BC (CBC). Een analyse in het cohort van de bevolkings-gebaseerde Women’s Environment, Cancer, and Radiation Epidemiology (WECARE)-studie heeft onderzocht of er een associatie bestaat tussen kiemlijnvarianten en ontwikkeling van ER-specifiek CBC en of de ER-status van het eerste primaire BC deze associatie modificeert. Dr. Anne Reiner (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

De analyse includeerde 1290 gematchte vrouwen met een diagnose CBC (cases; CBC temminste een jaar na de eerste diagnose) of unilateraal BC (controls) tussen begin 1985 en eind 2000, met een leeftijd jonger dan 55 jaar bij de eerste diagnose (mediaan 47 jaar; IQR 42-51). Het risico van ER-positief CBC onder vrouwen met schadelijke ATM-varianten was ruim viermaal hoger dan onder vrouwen zonder deze varianten (RR 4,84; p=0,04); geen vrouwen met ER-negatief CBC hadden schadelijke ATM-varianten. Het risico van ER-positief CBC onder vrouwen met schadelijke varianten in BRCA2 (RR 5,88; p<0,001) of CHEK2 1100delC RR 6,06; p=0,02) was vijf- tot zesmaal hoger dan onder vrouwen zonder deze varianten. Het risico van ER-negatief CBC onder vrouwen met schadelijke BRCA1-varianten was ruim 26 maal hoger dan onder vrouwen zonder deze varianten (RR 26,16; p<0,001). De ER-status van het eerste primaire BC modificeerde de associaties tussen schadelijke kiemlijnvarianten en ontwikkeling van ER-specifiek CBC niet.

De onderzoekers concluderen dat in deze analyse schadelijke varianten in BC-gevoeligheidsgenen differentieel geassocieerd waren met ontwikkeling van ER-specifiek CBC.

1.Reiner AS, Watt GP, Malone KE et al. Breast cancer susceptibility gene sequence variations and development of contralateral breast cancer. JAMA Network Open 2024;7:2452158

Summary: Case-control analysis in the population-based WECARE cohort found that deleterious variants in breast cancer susceptibility genes were differentially associated with ER-specific CBC development.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Finland-brede patiënt-controlestudie van risico van hersentumoren in kinderen na blootstelling aan CT-straling (0)
2024-12-30 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CT radiation risk of childhood brain tumors
Jad AbuhamedEr is geen duidelijkheid over het risico van hersentumoren in kinderen na blootstelling aan straling van computed tomography (CT). Een Finland-brede patiënt-controlestudie heeft dit risico geïnventariseerd. PhD-student Jad Abuhamed (Universiteit van Tampere) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

Na exclusie van deelnemers met cancer predisposition syndromes en/of een geschiedenis van een maligniteit identificeerden de onderzoekers in het Finnish Cancer Registry 1067 hersentumoren in kinderen in de leeftijd tot vijftien jaar, gediagnostiseerd tussen begin 1990 en eind 2016 (58% gliomen). Deze patiënten werden 1:3 gematcht voor leeftijd en geslacht met kinderen zonder hersentumoren (n=3200). Negen cases (1%) en tien controls (0,4%) hadden tenminste één hoofd/hals CT-scan ondergaan, met een gemiddelde cumulatieve hersendosering van 22 mGy. Deelnemers die één of meer hoofd/hals CT-scans hadden ondergaan hadden een hoger risico van hersentumoren dan niet-blootgestelde deelnemers (OR 2,84; 95%-bti 1,12 tot 7,19), met een excess OR per 100 mGy hersendosering van 5,50 (0,31 tot 10,95) voor alle hersentumoren and 1,06 (-6,55 tot 9,30) voor gliomen.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten wijzen op een positieve associatie tussen hoofd/hals CT-imaging en het risico van hersentumoren in kinderen (visual abstract).

1.Abuhamed J, Nikkilä A, Raitanen K et al. Risk of childhood brain tumors after exposure to CT radiation: a nationwide population-based case-control study in Finland. Int J Cancer 2024.35328

Summary: A nationwide case-control study in Finland found evidence of an increased risk of brain tumors in children exposed to computed tomography imaging.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)