Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Negen weken versus een jaar adjuvant trastuzumab toegevoegd aan chemotherapie voor HER2-positief mammacarcinoom (0)
2024-08-27 13:30   ( Nieuws )
Tags:  SOLD randomized trial long-term follow-up
Prof. Heikki JoensuuDe standaard adjuvante behandeling voor patiënten met HER2-positief mammacarcinoom is chemotherapie plus een jaar trastuzumab. Kortere duur van trastuzumab kan de cardiale veiligheid verbeteren, maar het effect op de overleving is niet duidelijk. De gerandomiseerde studie SOLD, in 65 centra in zeven Europese landen, heeft chemotherapie plus een jaar trastuzumab vergeleken met chemotherapie plus negen weken trastuzumab voor HER2-positief mammacarcinoom. Prof. Heikki Joensuu (Universiteit van Helsinki, Finland) en collega’s publiceren in JAMA Network Open lange-termijn resultaten van de studie.1

Tussen begin 2008 en eind 2014 includeerde de studie 2174 volwassen patiënten met vroeg-stadium HER2-positief mammacarcinoom (allen vrouwen; mediane leeftijd 56 jaar; IQR 48-64). De patiënten kregen adjuvant drie cycli docetaxel gevolgd door drie cycli fluorouracil, epirubicine, en cyclofosfamide, gecombineerd met negen weken of een jaar trastuzumab. De nu gepubliceerde analyse werd uitgevoerd na mediaan 8,1 jaar follow-up (IQR 8,0-8,9). Het primaire eindpunt was ziektevrije overleving. De figuur laat zien dat negen weken trastuzumab geassocieerd was met kortere DFS dan een jaar trastuzumab (HR 1,36; 90%-bti 1,14-1,62), de tien-jaars DFS-percentages waren 78,3% versus 80,3%. Er waren geen significante verschillen tussen beide groepen voor de eindpunten afstands-ziektevrije overleving en overall survival. Vier patiënten (drie in de negen-wekengroep en één in de één-jaarsgroep) overleden aan een cardiale oorzaak.

De onderzoekers concluderen dat deze secundaire analyse van een gerandomiseerde studie laat zien dat chemotherapie plus één jaar adjuvant trastuzumab geassocieerd was met langere DFS maar niet DDFS en OS dan chemotherapie plus negen weken trastuzumab onder patiënten met vroeg-stadium HER2-positief mammacarcinoom (visual abstract).

1.Joensuu H, Fraser J, Wildiers H et al. Long-term outcomes of adjuvant trastuzumab for 9 weeks or 1 year for ERBB2-positive breast cancer. A secondary analysis of the SOLD randomized clinical trial. JAMA Network Open 2024;7:e2429772

Summary: Long-term follow-up of the multinational randomized SOLD trial found that among patients with early-stage HER2-positive breast cancer, adjuvant chemotherapy plus trastuzumab for one year was associated with longer disease-free but not overall survival than adjuvant chemotherapy plus nine weeks trastuzumab.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Klinische en pathologische kenmerken van hepatoïd en non-hepatoId adenocarcinoom van de maag: meta-analyse (0)
2024-08-27 11:52   ( Nieuws )
Tags:  HAS non-HAS
Hepatoïd adenocarcinoom van de maag (HAS) is een zeldzame maagtumor met een beduidend slechtere prognose dan non-hepatoïd HAS (non-HAS). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft klinisch-pathologische kenmerken van HAS en non-HAS patiënten vergeleken. Dr. Wei-Han Zhang en collega’s (Sichuan Universiteit, Chengdu, China) publiceren publiceren de analyse in Cancer Medicine.1

In de literatuur tot en met 26 december 2023 identificeerden de onderzoekers negen voor het onderwerp relevante retrospectieve studies, met 350 HAS-patiënten en 924 non-HAS patiënten. Tussen beide groepen waren geen significante verschillen in leeftijd, geslacht, tumorgrootte, T3- of T4-stadium en N2- of N3-stadium. De HAS-groep had vergeleken met de non-HAS groep hogere frequentie van lymfekliermetastase (OR 1,93; p=0,007), levermetastase (3,45; p<0,001), en vasculaire invasie (2,76; p<0,001). De figuur laat zien dat de drie- en vijf-jaars overleving significant slechter was in de HAS-groep dan in de non-HAS groep.

De onderzoekers concluderen dat patiënten met HAS andere klinisch-pathologische kenmerken en slechtere prognose hebben dan patiënten met non-HAS.

1.Ling Q, Liu H-L, Huang S-T et al. Clinicopathological features of hepatoid adenocarcinoma and non-hepatoid adenocarcinoma of the stomach: a systematic review and meta-analysis. Cancer Medicine 2024.70130

Summary: Meta-analysis of nine retrospective studies found that patients with hepatoid adenocarcinoma of the stomach have distinct clinicopathological features and worse prognosis when compared with patients with non-hepatoid adenocarcinoma of the stomach.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Observationele cohortstudie van associatie van inflammatie en fysieke activiteit met overleving van stadium III coloncarcinoom (0)
2024-08-26 15:00   ( Nieuws )
Tags:  CALGB SWOG 80702 stage III colon cancer
Dr. Justin BrownZowel inflammatie als onvoldoende fysieke activiteit zijn geassocieerd met verhoogd risico van recidief en overlijden onder patiënten met stadium III coloncarcinoom. Het is niet duidelijk in hoeverre voldoende fysieke activiteit kan bijdragen aan vermindering van de met inflammatie samenhangende risicoverhoging. Een observationele cohortstudie binnen de gerandomiseerde CALGB/SWOG 80702 studie heeft uitkomsten in patiëntgroepen met verschillende niveaus van inflammatie en fysieke activiteit geïnventariseerd. Dr. Justin Brown (Pennington Biomedical Research Center, Baton Rouge LA) en collega’s publiceren de observationele studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

De onderzoekers kwantificeerden de inflammatie aan de hand van niveaus van hsCRP, IL-6, en soluble TNF-α2 na herstel van resectie van de tumor. Fysieke activiteit werd bepaald tijdens en na postoperatieve chemotherapie. Onder patiënten met lage inflammatie en voldoende fysieke activeit (referentiegroep) was het drie-jaars ziektevrije overlevingspercentage 88,4%. Onder patiënten met lage inflammatie en onvoldoende fysieke activiteit was dit percentage 84,9% (p=0,38); onder patiënten met intermediate inflammatie en onvoldoende fysieke activeit 78,0% (p=0,007), en onder patiënten het hoge inflammatie en onvoldoende fysieke activiteit 79,7% (p=0,022). De drie-jaars ziektevrije-overlevingspercentages waren 87,3% (p=0,74) onder patiënten met intermediate inflammatie en voldoende fysieke activiteit en 84,4% (p=0,34) onder patiënten net hoge inflammatie en voldoende fysieke activiteit.

De onderzoekers concluderen dat in deze observationele studie van patiënten met stadium III coloncarcinoom fysieke activiteit geassocieerd was met verbetering van de ziektevrije overleving ondanks hoge inflammatiebelasting.

1.Brown JC, Ma C, Shi Q et al. Inflammation, physical activity, and diseae-free survival in stage III colon cancer: CALGB/SWOG 80702 (Alliance). J Natl Cancer Inst 2024.djae203

Summary: An observational cohort study nested within the randomized CALGB/SWOG 80702 trial found that among stage III colon cancer patients, physical activity was associated with improved disease-free survival despite high inflammation. Patients with intermediate or high inflammation who were physically active had disease-free survival rates that were not statistically different from those with low inflammation.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van capmatinib voor niet-kleincellig longcarcinoom met METex14 skipping mutaties (0)
2024-08-26 13:30   ( Nieuws )
Tags:  IFCT-2104 CAPMATU
Prof. Alexis CortotCapmatinib is een selectieve MET-remmer met in een fase 2-studie aangetoonde activiteit van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met MET exon 14 skipping mutaties (METex14). Er is geen informatie over werkzaamheid van capmatinib onder real-world patiënten. De multicenter retrospectieve IFCT-2104 CAPMATU studie heeft uitkomsten geïnventariseerd van patiënten die in het kader van het Franse early access program capmatinib kregen. Prof. Alexis Cortot (Academisch Ziekenhuis Lille) en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 146 patiënten die niet in aanmerking kwamen voor standaard eerstelijns behandeling of na falen van standaard eerstelijns behandeling (mediane leeftijd 74,9 jaar; 56,6% never-smokers; 32,4% met hersenmetastasen). Gemeten vanaf de start van capmatinib was de mediane tijd tot falen van de behandeling 5,1 maanden (95%-bti 4,2-6,0), de mediane progressievrije overleving 4,8 maanden (4,0-6,0), en de mediane overall survival 10,4 maanden (8,3-13,2). Onder de 134 voor respons evalueerbare patiënten was de objective response rate 55,3% (95%-bti 46,8-63,6). Onder patiënten die geen, één, en twee of meer eerdere lijnen van behandeling hadden gekregen was de mediane PFS 7,7 respectievelijk 6,0 en 4,1 maanden. Onder de patiënten met hersenmetastasen was de mediane PFS 3,0 maanden. Het veiligheidsprofiel van capmatinib was manageable, met graad 3 of 4 adverse events in 17,8% van de patiënten.

De onderzoekers concluderen dat capmatinib werkzaam was voor METex14 NSCLC met manageable veiligheid. Werkzaamheid werd ook gezien in patiënten met hersenmetatasen en patiënten die eerder behandeld werden.

1.Ferreira M, Swalduz A, Greillier L et al. Capmatinib efficacy for METex14 non-small cell lung cancer patients: results of the IFCT-2104 CAPMATU study. Lung Cancer 2024.107934

Summary: The multicenter retrospective IFCT-2104 CAPMATU study in France found efficacy and tolerability of capmatinib therapy among patients with NSCLC harboring MET exon skipping mutations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van uitkomsten van laag-risico ductaal carcinoom in situ van de borst (0)
2024-08-26 12:00   ( Nieuws )
Tags:  DCIS
Dr. Sandar Tin TinDe huidge standaard-behandeling voor ductaal carcinoom in situ (DCIS) is chirurgie met of zonder adjuvante radiotherapie. De mogelijkheid van overdiagnose en overbehandeling van laag-risico DCIS heeft geleid tot studies van actieve surveillance. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft uitkomsten van laag-risico DCIS na uiteenlopende behandelingen geïnventariseerd. Dr. Sandar Tin Tin (University of Auckland, Nieuw Zeeland) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.1

In de literatuur vonden de onderzoekers 33 voor het onderwerp relevante studies die voldeden aan de inclusiecriteria van de analyse. De studies telden tezamen 47.696 vrouwen met laag-risico DCIS. Het primaire eindpunt van de analyse was invasive ipsilateral breast tumor event (iIBTE). Onder alle patiënten tezamen waren de vijf- en tien-jaars percentages van iIBTE 3,3% (95%-bti 1,3-8,1) respectievelijk 5,9% (3,8-9,0). De iIBTE-percentages waren significant lager onder patiënten die chirurgie ondergingen dan onder patiënten die geen chirurgie ondergingen: na vijf jaar 3,5% versus 9,0% (p=0,003) en na tien jaar 6,4% versus 22,7% (p=0,008). Ook de tien-jaar mammacarcinoom-specifieke overlevingspercentages waren hoger in de chirurgiegroep dan in de niet-chirurgiegroep (99,6% versus 96,0%; p=0,0010). Onder patiënten die borstsparende chirurgie ondergingen was additionele radiotherapie geassocieerd met significant verlaagd risico van ipsilateraal maar niet contralateraal mammacarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met laag-risico DCIS chirurgie geassocieerd was met lager risico van progressie en betere overleving.

1.Chen Q, Campbell I, Elwood M et al. Outcome from low-risk ductal carcinoma in situ: a systematic review and meta-analysis. Breast Cancer Res Treat 2024-07473-w

Summary: A systematic review and meta-analysis of 33 studies found that among patients with low-risk DCIS, surgery and additional radiotherapy was associated with lower risk of progression and better survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Trends in overleving van HR-positief mBC voor en na introductie van CDK4/6-remmers in de Verenigde Staten (0)
2024-08-25 15:00   ( Nieuws )
Tags:  HR+ mBC survival before and after CDK4 6-inhibitors
Dr. Adam BrufskyBehandeling met CDK4/6-remmers heeft in studies geresulteerd in verbetering van de overleving van patiënten met HR-positief/HER2-negatief metastatisch mammacarcinoom (mBC). Een analyse van de SEER-database heeft overleving van HR-positief mBC voor en na de introductie van CDK4/6-remmers in de Verenigde Staten in 2015 vergeleken. Dr. Adam Brufsky (Hillman Cancer Center, Pittsburgh PA) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.1

De analyse includeerde gegevens van 11.467 vrouwen met de novo HR+/HER2- mBC en 3260 vrouwen met de novo HR+/HER2+ mBC tussen begin 2010 en eind 2019. De figuur laat resultaten van de analyses zien. Na correctie voor baseline kenmerken hadden vrouwen met een diagnose HR+/HER2- mBC na 2015 (n=6163) een ongeveer 10% lager risico van BC-specifiek overlijden vergeleken met vrouwen met een diagnose HR+/HER2- mBC voor 2015 (n=5304; HR 0,895; p<0.0001). Onder de vrouwen met HR+/HER2+ mBC werd een dergelijke verbetering na 2015 niet gezien. Vergelijkbare resultaten werden gezien in analyses beperkt tot patiënten in de leeftijd van 65 jaar en ouder.

De onderzoekers concluderen dat samenvallend met de introductie van CDK4/6 remmers in de Verenigde Staten in 2015, de mammacarcinoom-specifieke overleving significant verbeterde onder vrouwen met HR+/HER2- mBC. Dat een dergelijke verbetering niet gezien werd onder vrouwen met HR+/HER2+ mBC zou kunnen samenhangen met de beschikbaarheid van HER2-gerichte behandelingen zowel voor als na 2015.

1.Brufsky A, Kwan ML, Sandin R et al. Trends in HR+ metastatic breast cancer survival before and after CDK4/6 inhibitor introduction in the United States: a SEER registry analysis of patients with HER2- and HER2+ metastatic breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2024-07469-6

Summary: Analysis of the SEER registry found significant improvement in breast cancer-specific survival among patients with HR+/HER2- metastatic breast cancer post-2015 versus pre-2015, potentially due to the introduction of CDK4/6 inhibitors post-2015. No significant improvement in BCCS was observed for HR+/HER2+ mBC post-2015 versus pre-2015.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van neoadjuvant tislelizumab plus chemotherapie voor aanvankelijk niet-resectabel gevorderd ESCC (0)
2024-08-25 12:00   ( Nieuws )
Tags:  esophageal squamous cell carcinoma
Tislelizumab is een op PD-1 gericht gehumaniseerd monoklonaal antilichaam. Een fase 2-studie van de Medische Universiteit van Nanjing (China) heeft de combinatie van tislelizumab met chemotherapie als neoadjuvante behandeling voor aanvankelijk niet-resectabel gevorderd squameus celcarcinoom van de slokdarm (aESCC) geëvalueerd. Dr. Yue Zhou en collega’s publiceren de studie in Annals of Surgical Oncology.1

De studie includeerde 47 patiënten met niet-resectabel aESCC. De patiënten kregen drie cycli tislelizumab, cisplatine, en 5-fluorouracil. Deze behandeling was veilig, met graad 3 of hoger adverse events in 14,9% van de patiënten. Majeure pathologische respons werd gezien in 40,4% en pathologisch complete respons in 25,5%. Vier patiënten (8,5%) hadden complete klinische respons maar weigerden chirurgie te ondergaan en 23 patiënten (49%) ondergingen succesvolle resectie. De mediane ziektevrije overleving was 24 maanden en de mediane overall survival 36 maanden.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvant tislelizumab gecombineerd met chemotherapie effectief was voor patiënten met aanvankelijk niet-resectabel aESCC.

1.Xu T, Bai J, Zhao K et al. Induction therapy of tislelizumab combined with cisplatin and 5-fluorouracil and subsequent conversion surgery in patients with unresectable advanced esophageal squamous cell carcinoma: a phase 2, single center study. Ann Surg Oncol 2024-16033-x

Summary: A phase 2 trial at Nanjing Medical University found that neoadjuvant tislelizumab plus chemotherapy was effective for initially unresctable advanced ESCC, leading to sucessful resection in almost 50% of patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen body mass index en prognose in pediatrische patiënten met hooggradig matuur non-Hodgkin lymfoom (0)
2024-08-24 15:00   ( Nieuws )
Tags:  high-grade mature B-cell NHL in children and adolescents BMI and prognosis
Prof. Zijun ZhenEr is niet veel informatie beschikbaar over prognostische factoren onder kinderen en adolescenten met hooggradig matuur B-cel non-Hodgkin lymfoom (HG B-NHL). Een studie van Sun Yat-sen Universiteit (Guangzhou, China) heeft de associatie tussen body mass index (BMI) en prognose van kinderen en adolescenten (jonger dan 18 jaar) met HG B-NHL geïnventariseerd. Prof. Zijun Zhen en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

De studie includeerde 435 patiënten, onder wie bij diagnose 47 met ondergewicht (10,8%; BMI < 18,5 kg/m2), 329 met normaal gewicht (75,6%; 18,5-25), 46 met overgewicht (10,6%; 25-30), en 13 met obesitas (3,0%; 30+). De vijf-jaars percentages voor gebeurtenisvrije overleving en overall survival in het gehele cohort was 89,3% respectievelijk 92,4%. Het vijf-jaars EFS-percentage onder de patiënten met obesitas was significant lager dan dat van de patiënten met overgewicht (76,2% versus 95,6%; p=0,04). Het vijf-jaars OS-percentage van patiënten met ondergewicht was significant lager dan dat van patiënten met normaal gewicht (84,5% versus 93,1%; p=0,04) of patiënten met overgewicht (84,5% versus 97,7%; p=0,03). In multivariate analyse was ondergewicht of obesitas geassocieerd met hogere mortaliteit (HR 2,26; p=0,04).

De onderzoekers concluderen dat ondergewicht en obesitas geassocieerd waren met slechte prognose onder pediatrische patiënten met HG B-NHL.

1.Zeng C, Wei Z, Huang J et al. Effect of body mass index on the prognosis of children and adolescents with high-grade mature B-cell non-Hodgkin lymphoma. Cancer 2024.35536

Summary: A retrospective study at Sun Yat-sen University (Guangzhou, China) found that among pediatric patients with high-grade mature B-cell non-Hodgkin lymphoma, underweight and obesity were associated with poor prognosis.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)