Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Associatie tussen menopauzale hormoontherapie en risico van ovarium- en endometriumcarcinoom: lange-termijn follow-up WHI-studies (0)
2024-08-24 13:30   ( Nieuws )
Tags:  Women’s Health Initiative randomized trials MHT and ovarian and endometrial cancer risk
Dr. Rowan ChlebowskiEr is geen duidelijkheid over de impact van menopauzale hormoontherapie op het risico van ovarium- en endometriumcarcinoom. Twee gerandomiseerde studies van het Women’s Health Initiative hebben deze impact geïnventariseerd. Dr. Rowan Chlebowski (The Lundquist Institute, Torrance CA) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology lange-termijn follow-up van de studies.1


De studies includeerden postmenopauzale vrouwen in de leeftijd van vijftig tot tachtig jaar. De eerste studie includeerde 16.608 vrouwen met een uterus, die werden gerandomiseerd naar conjugated equine estrogen (CEE) plus medroxyprogesteronacetaat (MPA) eens per dag (n=8506) of placebo (n=8102). De tweede studie includeerde 10.739 vrouwen met eerdere hysterectomie naar CEE (n=5310) of placebo (n=5429) eens per dag. De interventies zouden naar planning 8,5 jaar duren, maar werden gestopt na 5,6 jaar (CEE plus MPA) respectievelijk 7,2 jaar (alleen-CEE).

In de alleen-CEE studie was na twintig jaar follow-up de incidentie van ovariumcarcinoom significant hoger in de CEE-groep dan in de placebogroep: 35 versus 17 gevallen (0,041% versus 0,020%; HR 2,04; p=0,014). In de CEE plus MPA-studie was de incidentie van ovariumcarcinoom niet significant verhoogd in de CEE plus MPA-groep vergeleken met de placebogroep: 75 versus 63 gevallen (0,051% versus 0,045%; HR 1,14; p=0,44) maar was de incidentie van endometriumcarcinoom significant lager in de CEE plus MPA-groep dan in de placebogroep: 106 versus 140 gevallen (0,073% versus 0,100%; HR 0,72; p=0,01).

De onderzoekers concluderen dat in deze gerandomiseerde studies onder postmenopauzale vrouwen alleen-CEE geassocieerd was met verhoogd risico van ovariumcarcinoom, hetgeen niet werd gezien met CEE plus MPA. CEE plus MPA was geassocieerd met verlaagd risico van endometriumcarcinoom.

1.Chlebowski RT, Aragaki AA, Pan K et al. Menopausal hormone therapy and ovarian and endometrial cancers: long-term follow-up of the Women’s Health Initiative randomized trials. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Two randomized trials by the Women’s Health Initiative found that among postmenopausal women conjugated equine estrogen (CEE) versus placebo increased ovarian cancer incidence, while CEE plus medroxyprogesterone acetate (MPA) did not. By contrast CEE plus MPA significantly reduced endometrial cancer incidence versus placebo.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world cardiotoxiciteit met encorafenib en binimetinib voor metastatisch melanoom (0)
2024-08-24 12:00   ( Nieuws )
Tags:  metastatic melanoma cardiotoxicity with encorafenib and binimetinib
Dr. Eva EllebaekModerne behandelingen van metastatisch melanoom met encorafenib (remmer van BRAF-kinasen met V600-mutaties) en binimetinb (remmer van MEK1 en MEK2) hebben goede oncologische werkzaamheid laten zien maar zijn in klinische studies ook geassocieerd met verhoogd cardiovasculair risico. Een retrospectieve studie in Oost-Denemarken heeft het cardiovasculair risico met encorafenib en binimetinib in de klinische praktijk geïnventariseerd. Dr. Eva Ellebaek (Ziekenhuis van de Universiteit van Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 108 patiënten die tussen begin 2019 en eind 2022 encorafenib en binimetinib kregen voor metastatisch melanoom. De hartfunctie werd bij inclusie en vervolgens iedere drie maanden gemonitord met multigated acquisition (MUGA)-scans. De onderzoekers definieerden majeure cardiotoxiciteit als afname van de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) met meer dan 10 procentpunten naar lager dan 50%, en mineure cardiotoxiciteit als afname van LVEF met meer dan 15 procentpunten tot een waarde die boven 50% bleef. Er waren negentien patiënten (18%) met asymptomatische mineure cardiotoxiciteit, en zeven patiënten (6%) met majeure cardiotoxiciteit, die interventie vereiste in twee patiënten. Na zes maanden behandeling werden geen significante afnames van LVEF meer gezien.

De onderzoekers concluderen dat behandeling met encorafenib en binimetinib voor metastatisch melanoom resulteerde in interventie-vereisende cardiotoxiciteit in 2% van de patiënten, en dat monitoren van LVEF na zes tot negen maanden behandeling mogelijk kan worden verminderd.

1.Pedersen S, Østergaard Nielsen M, Donia M et al. Real-world cardiotoxicity in metastatic melanoma patients treated with encorafenib and binimetinib. Cancers 2024;16:2945

Summary: A single-center retrospective study in Denmark found that treatment with encorafenib plus binimetinib for metatatic melanoma resulted in major cardiotoxicity in 6% of patients, requiring intervention in 2%.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van eerstelijns adebrelimab plus chemotherapie gevolgd door thorax-radiotherapie voor ES-SCLC (0)
2024-08-23 15:00   ( Nieuws )
Tags:  extensive-stage small cell lung cancer adrebrelimab
Dr. Dawei ChenAdebrelimab is een op PD-L1 gericht antilichaam. Een fase 2-studie van Shandong Cancer Hospital and Institute (Jinan, China) heeft eerstelijns adebrelimab plus chemotherapie gevolgd door thorax-radiotherapie (TRT) voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) geëvalueerd. Dr. Dawei Chen en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde patiënten met niet-eerder behandeld ES-SCLC, die 4 tot 6 cycli adebrelimab plus etoposide-cisplatine of etoposide-carboplatine chemotherapie kregen, waarna patiënten met respons consolidatie TRT kregen plus onderhouds-adebrelimab. Onder de 67 geïncludeerde patiënten kregen 45 patiënten de geplande sequentiële TRT. De figuur laat zien dat de mediane overall survival en progressievrije overleving 21,4 maanden respectievelijk 10,1 maanden waren, en dat OS en PFS beter waren in de groep patiënten die TRT kregen dan in de groep patiënten die geen TRT kregen. De bevestigde objective response rate was 71,6% (95%-bti 59,3-95,7) en de disease control rate was 89,6% (79,7-95,7). Er waren geen graad 5 treatment-related adverse events en geen onverwachte AEs.

De onderzoekers concluderen dat adebrelimab plus chemotherapie met sequentiële TRT als eerstelijns therapie voor ES-SCLC veelbelovende werkzaamheid en acceptabele veiligheid had.

1.Chen D, Zou B, Li B et al. Adebrelimab plus chemotherapy and sequential thoracic radiotherapy as first-line therapy for extensive-stage small-cell lung cancer (ES-SCLC): a phase II trial. eClinMed2024.102795

Summary: A phase 2 trial at Shandong Cancer Hospital and Institute (Jinan, China) found that adebrelimab plus chemotherapy followed by thoracic radiotherapy as first-line treatment for extensive-stage small cell lung cancer showed promising efficacy and acceptable safety.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Olaparib zonder androgeendeprivatietherapie voor hoog-risico biochemisch recidiverend prostaatcarcinoom na prostatectomie (0)
2024-08-23 13:30   ( Nieuws )
Tags:  high-risk biochemically recurrent prostate cancer olaparib without ADT
Dr. Catherine MarshallDe PARP-remmer olaparib in combinatie met hormoontherapie levert klinisch profijt voor patiënten met metastatisch prostaatcarcinoom met homogous recombination repair (HRR)-veranderingen. De werkzaamheid van olaparib in afwezigheid van androgeendeprivatietherapie (ADT) is niet eerder onderzocht. Een multicenter fase 2-studie in de Verenigde Staten heeft olaparib monotherapie geëvalueerd onder patiënten met hoog-risico biochemisch recidiverend (BCR) prostaatcarcinoom na prostatectomie. Dr. Catharine Marshall (Johns Hopkins University School of Medicine, Baltimore MD) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde genetisch-niet-geselecteerde patiënten met BCR-ziekte na radicale prostatectomie, PSA-verdubbelingstijd van ten hoogste 6 maanden, een absolute PSA-waarde van tenminste 1,0 ng/ml, en een testosteron-niveau van tenminste 150 ng/dl. De patiënten kregen oraal olaparib 300 mg tweemaal daags tot verdubbeling van het baseline PSA-niveau, klinische of radiografische progressie, of niet-acceptabele bijwerkingen. Het primaire eindpunt was bevestigde 50% of meer verlaging van PSA-niveau in vergelijking met baseline waarde (PSA50). Onder de 51 geïncludeerde patiënten (gemiddelde leeftijd 63,8 ± 6,8 jaar) werd een PSA50-respons gezien in 13 patiënten (26%). Alle PSA50-responsen werden gezien in de HRR-positieve groep (13 van 27 patiënten; 48%). Alle 11 patiënten met BRCA2-veranderingen hadden een PSA50-respons. Veel-gerapporteerde adverse events waren vermoeidheid (63% van de patiënten), misselijkheid (55%), en leukopenie (43%).

De onderzoekers concluderen dat olaparib monotherapie resulteerde in een hoog percentage patiënten met PSA50-respons onder patiënten met BRCA2-veranderingen.

1.Marshall CH, Teply BA, Lu J et al. Olaparib without androgen deprivation for high-risk biochemically recurrent prostate cancer following prostatectomy. A nonrandomized controlled trial. JAMA Oncol 2024.3074

Summary: A multicenter phase 2 trial in the USA found that among patients with high-risk biochemically recurrent prostate cancer following prostatectomy, olaparib monotherapy led to high and durable PSA response rates in patients with BRCA2 alterations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Effect van mammacarcinoom-screeningsinterval op laat-stadium ziekte bij diagnose en overall survival (0)
2024-08-23 11:51   ( Nieuws )
Tags:  breast cancer screening interval
Dr. Margarita ZuleyEr is geen consensus over het effect van screening-mammografie op uitkomsten van mammacarcinoom. Een studie van University of Pittsburgh Medical Center (Pennsylvania) heeft het effect geïnventariseerd van het mammacarcinoom-screeningsinterval op percentage patiënten met laat-stadium ziekte bij diagnose en op de overall survival. Dr. Margarita Zuley en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 8145 patiënten met een diagnose mammacarcinoom tussen begin 2004 en eind 2019, en beschikbare informatie over screening voorafgaand aan de diagnose. Screening werd beschouwd als jaarlijks in geval van interval tussen de twee screenings onmiddellijk voorafgaand aan de diagnose 15 maanden of korter, als tweejaarlijks in geval van interval tussen 15 en 27 maanden, en als intermitterend in geval van interval langer dan 27 maanden. Het primaire eindpunt van de studie was laat-stadium mammacarcinoom (TNM-stadium IIB of hoger), en het secundaire eindpunt was overall survival. Het percentage patiënten met laat-stadium ziekte bij diagnose nam toe van 9% bij jaarlijkse screening tot 14% bij tweejaarlijkse screening en 19% bij intermitterende screening (p<0.001). Deze trend werd gezien ongeacht leeftijd, ras, en menopauzestatus. Vergeleken met jaarlijkse screening waren tweejaarlijkse screening (HR 1,42; 95%-bti 1,11-1,82) en intermitterende screening (2,69; 2,11-3,43) geassocieerd met slechtere overall survival.

De onderzoekers concluderen dat jaarlijkse mammografiescreening vergeleken met tweejaarlijkse of intermitterende screening resulteerde in lager risico van laat-stadium ziekte bij diagnose en betere overall survival.

1.Zuley ML, Bandos AI, Duffy SW et al. Breast cancer screening interval: effect on rate of late-stage disease at diagnosis and overall survival. J Clin Oncol 2024.00285

Summary: A retrospective study at the University of Pittsburgh (PA) Medical Center found that annual mammographic screening was associated with lower risk of late-stage cancer and better overall survival across clinical and demographic subgroups when compared with biennial and less frequent screening.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van belzutifan versus everolimus voor eerder-behandeld gevorderd heldercellig niercelcarcinoom (0)
2024-08-22 15:00   ( Nieuws )
Tags:  LITESPARK-005 trial aRCC belzutifan
Prof. Toni ChoueiriDe HIF-2α remmer belzutifan heeft in vroege-fase studies klinische activiteit laten zien voor heldercellig niercelcarcinoom. De multinationale fase 3-studie LITESPARK-005 heeft belzutifan vergeleken met everolimus onder patiënten met eerder-behandeld gevorderd heldercellig niercelcarcinoom (accRCC). Prof. Toni Choueiri (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in The New England Journal of Medicine.1

LITESPARK-005 includeerde accRCC-patiënten die eerder immuuncheckpointremming en antiangiogene therapie hadden gekregen. De patiënten werden gerandomiseerd naar oraal belzutifan 120 mg (n=374) of oraal everolimus 10 mg (n=372) eenmaal daags tot ziekteprogressie of niet-acceptabele toxiciteit. De twee primaire eindpunten waren progressievrije overleving en overall survival. Na 18 maanden follow-up waren 24,0% van de patiënten in belzutifangroep en 8,3% van de patiënten in de everolimusgroep in leven en vrij van progressie (p=0,002). Bevestigde objectieve respons werd gezien in 21,9% van de patiënten in de belzutifangroep en 3,5% van de patiënten in de everolimusgroep (p<0,001). De mediane overall survival was 21,4 maanden in de belzutifangroep en 18,1 maanden in de everolimusgroep; na 18 maanden follow-up waren 55,2% versus 50,6% in leven (HR 0,88; p=0,20). Graad 3 of hoger adverse events of any cause kwamen voor in 61,8% van de patiënten in de belzutifangroep (graad 5 in 3,5%) en 62,5% van de patiënten in de everolimusgroep (graad 5 in 5,3%); discontinuering wegens AEs was noodzakelijk in 5,9% respectievelijk 14,7%.

De onderzoekers concluderen dat belzutifan vergeleken met everolimus resulteerde in significant betere PFS en ORR onder eerder-behandelde accRCC-patiënten.

1.Choueiri TK, Powles T, Peltola K et al. Belzutifan versus everolimus for advanced renal-cell carcinoma. N Engl J Med 2024;391:710-721

Summary: The multinational phase 3 LITESPRAK-005 trial ound that belzutifan compared with everolimus resulted in significantly improved progression-free survival and overall response rate among patients with advanced clear cell renal cell carcinoma who previously received immune checkpoint and antiangiogenic therapies.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Bevolkings-gebaseerde cohortstudie van associatie van polycystisch ovariumsyndroom en risico van mammacarcinoom (0)
2024-08-22 13:30   ( Nieuws )
Tags:  PCOS BC risk
Dr. Allan JensenHoewel sommige reproductie- en stofwisselingskenmerken van polycystisch ovarium syndroom (PCOS) bekende risicofactoren voor mammacarcinoom (BC) zijn is er geen duidelijkheid over een mogelijke associatie tussen PCOS en BC. Een bevolkings-gebaseerde retrospectieve cohortstudie in Denemarken heeft de associatie tussen PCOS en BC geïnventariseerd. Dr. Allan Jensen (Danish Cancer Institute, Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie includeerde alle vrouwen die tussen begin 1940 en eind 1993 in Denemarken geboren werden (n=1.719.452). Gedurende mediaan 26 jaar follow-up werd BC gediagnostiseerd in 63.078 deelnemers. In vrouwen met geschiedenis van PCOS was het BC-risico significant hoger dan in vrouwen zonder geschiedenis van PCOS (HR 1,21; 95%-bti 1,02-1,44). In analyses gestratificeerd voor menopauze-status bleek het met PCOS samenhangende verhoogde BC-risico beperkt te zijn tot postmenopauzale vrouwen (HR 1,63; 95%-bti 1,23-2,15). Resultaten voor ductale en lobulaire histologische subtypen waren gelijk aan die voor overall BC.

De onderzoekers concluderen dat deze studie de eerste is die een verhoogd BC-risico rapporteert onder postmenopauzale vrouwen met een geschiedenis van PCOS.

1.Frandsen CLB, Nøhr B, Gottschau M et al. Polycystic ovary syndrome and risk of breast cancer in premenopausal and postmenopausal women: a nationwide population-based cohort study. Breast Cancer Res Treat 2024-07467-8

Summary: A nationwide population-based cohort study in Denmark found an increased risk of breast cancer among women with a history of polycystic ovary syndrome.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 1-studie van vimseltinib voor CSF1R-remming in gevorderde solide tumoren of TGCT (0)
2024-08-22 12:00   ( Nieuws )
Tags:  advanced solid tumors or tenosynovial giant cell tumor vimseltinib
Dr. William TapTenosynoviale reusceltumor (TGCT) is een lokaal agressief neoplasme dat wordt gekenmerkt door dysregulering van het colony-stimulating factor 1 (CSF1) gen en overexpressie van het CSF1 ligand. Chirurgie is de standaard-behandeling voor de meeste patiënten, maar er zijn weinig opties voor patiënten met TGCT dat niet in aanmerking komt voor chirurgie. Vimseltinib is een selectieve remmer van CSF1-receptor (CSF1R). Een multinationale fase 1-studie evalueerde vimseltinib voor gevorderde maligne solide tumoren en TGCT dat niet in aanmerking kwam voor chirurgie. Dr. William Tap (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 37 patiënten met MST en 32 patiënten met TGCT dat niet in aanmerking kwam voor chirurgie. De patiënten kregen in een 3 + 3 design oplopende doseringen vimseltinib. Primaire doelstellingen waren bepaling van veiligheid en tolerabiliteit, aanbevolen fase 2-dosering, karakterisering van de farmacokinetiek, en werkzaamheid. Vimseltinib werd goed verdragen; de meerderheid van de niet-laboratorium treatment-emergent adverse events waren graad 1 of 2. Er waren geen aanwijzingen voor cholestatische hepatotoxiciteit of vimseltinib-gerelateerde leverschade. De aanbevolen fase 2 dosering was 30 mg tweemaal per week, en de vimseltinib plasma-blootstelling nam toe met de dosering. Onder de TGCT-patiënten was de mediane duur van behandeling 25,1 maanden (range 0,7-46,9) en de objective response rate was 72%.

De onderzoekers concluderen dat vimseltinib goed verdragen werd en robuuste tumoractiviteit had in patiënten met TGCT dat niet in aanmerking kwam voor chirurgie.

1.Gelderblom H, Razak AA, Taylor MH et al. CSF1R inhibition in patients with advanced solid tumors or tenosynovial giant cell tumor: a phase I study of vimseltinib. Clin Cancer Res 2024-0103

Summary: A multinational phase 1 trial found lomg-term tolerability, manageable safety, dose-dependent exposure, and robust antitumor activity in patients with tenosynovial giant cell tumor not amenable to surgery.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)