Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Gerandomiseerde fase 2-studie van eerstelijns op subtype gebaseerde behandeling voor gevorderd triple-negatief mammacarcinoom (0)
2024-01-10 13:00   ( Nieuws )
Tags:  FUTURE-SUPER trial R M TNBC subtype-based first-line treatment
Prof. Zhi-Ming ShaoTriple-negatief mammacarcinoom (TNBC) is een heterogene groep ziekten, die op basis van moleculaire drivers en immuunkenmerken kunnen worden onderscheiden in vier subtypen: luminal androgen receptor (LAR), immunomodulatory, basal-like immune-suppressed (BLIS), en mesenchymal-like (MES). De gerandomiseerde studie FUTURE-SUPER van Fudan Universiteit (Shanghai, China) heeft werkzaamheid en veiligheid van eerstelijns op subtype gebaseerde behandeling voor recidiverend of metastatisch (R/M) TNBC geëvalueerd. Prof. Zhi-Ming Shao (Fudan Universiteit, Shanghai) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde 139 vrouwen (leeftijd achttien tot en met zeventig jaar; ECOG performance status 0 of 1) met niet-eerder behandeld TNBC. De patiënten werden gerandomiseerd naar alleen nab-paclitaxel (controlegroep; n=70) of nab-paclitaxel plus een subtype-gebaseerde behandeling (n=69). Deze behandelingen waren pyrotinib voor LAR-HER2mut, everolimus voor LAR-PI3K/AKTmut en MES-PI3K/AKTmut, camrelizumab plus famitinib voor het immunomodulatory subtype, en bevacizumab voor BLIS/MES-PI3K/AKTWT subtype. Het primaire eindpunt was door lokale onderzoekers beoordeelde progressievrije overleving voor de gepoolde groep met subtype-gebaseerde behandelingen versus de controlegroep.

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 22,5 maanden (IQR 15,2-29,0). De mediane PFS was significant langer in de gepoolde subtype-gebaseerde behandelingsgroep dan in de controlegroep (mediaan 11,3 versus 5,8 maanden; HR 0,44; p<0,0001). De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 treatment-related adverse events waren neutropenie (30% van de patiënten in de subtype-gebaseerde behandelingsgroep versus 23% in de controlegroep), anemie (7% versus 0), en verhoogd alanine-aminotransferase (6% versus 1%). Behandelings-gerelateerde ernstige bijwerkingen werden gezien in 10% versus 0. Geen van de patiënten overleed aan met de behandeling samenhangende oorzaken. 

De onderzoekers concluderen dat de studie het klinisch profijt van specifieke behandelingen voor verschillende subtypen TNBC heeft laten zien.

1.Fan L, Wang Z-H, Ma L-X et al. Optimising first-line subtyping-based therapy in triple-negative breast cancer (FUTURE-SUPER): a multi-cohort, randomised, phase 2 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The randomized phase 2 FUTURE-SUPER trial at Fudan University (Shanghai, China) found potential clinical benefits of using molecular subtype-based treatment optimisation in patients with triple-negative breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van neoadjuvant atezolizumab plus chemotherapie voor adenocarcinoom van maag en slokdarm-maagovergang (0)
2024-01-09 16:00   ( Nieuws )
Tags:  PANDA trial G GEJ adenocarcinoma neoadjuvant atezolizumab plus chemotherapy
Dr. Myriam ChalabiPatiënten met adenocarcinoom van maag of slokdarm-maagovergang (G/GEJ-carcinoom) hebben een slechte prognose. Immuuncheckpointblokkade (ICB) is werkzaam voor metastatisch G/GEJ-carcinoom, maar er is geen duidelijkheid over de waarde van ICB in vroeg-stadium ziekte. De fase 2-studie PANDA van het Nederlands Kanker Instituut/ Antoni van Leeuwenhoek heeft neoadjuvant atezolizumab plus chemotherapie voor vroeg-stadium G/GEJ-carcinoom geëvalueerd. Dr. Myriam Chalabi en collega’s publiceren de studie in Nature Medicine.1

De studie includeerde 21 patiënten met niet-eerder behandeld resectabel G/GEJ-carcinoom. De patiënten kregen één cyclus neoadjuvant atezolizumab (1200 mg) gevolgd door vier cycli atezolizumab plus chemotherapie (docetaxel, oxaliplatine, en capecitabine). De behandeling werd goed verdragen, met graad 3 immuun-gerelateerde bijwerking in twee van twintig patiënten (10%) maar geen graad 4 of 5 irAEs, en alle patiënten ondergingen de geplande chirurgie zonder vertraging waarmee het primaire eindpunt van de studie bereikt werd. De figuur laat zien dat majeure pathologische respons (ten hoogste 10% residuele viabele tumor) werd gezien in veertien van twintig patiënten (MPR 70%; 95%-bti 46-88) onder wie negen met pathologisch complete respons (pCR 45%; 23-68). Na mediaan 47 maanden follow-up waren dertien van veertien responders ziektevrij in leven, terwijl vijf van zes nonresponders overleden waren aan recidief.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvante anti-PD-L1 monotherapie gevolgd door chemotherapie voor niet-metastatisch G/GEJ-carcinoom nadere bestudering waard is.

1.Verschoor Y, van de Haar J, van den Berg JG. Neoadjuvant atezolizumab plus chemotherapy in gastric and gastroesophageal junction adenocarcinoma: the phase 2 PANDA trial. Nature Med 2024;-02758-x

Summary: The phase 2 PANDA trial at the Netherlands Cancer Institute (Amsterdam) found safety, feasibility, and efficacy of neoadjuvant atezolizumab plus chemotherapy for previously untreated, nonmetastatic G/GEJ cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van werkzaamheid en toxiciteit van eerstelijns NALIRIFOX, FOLFIRINOX, of GEM-NABP voor mPDAC (0)
2024-01-09 14:30   ( Nieuws )
Tags:  metastatic pancreatic cancer various first-line chemotherapies
Dr. Monica NigerCombinatie-chemotherapie is de standaard eerstelijns behandeling voor metastatisch pancreas ductaal adenocarcinoom (mPDAC). Een individual patient data (IPD) meta-analyse van gepubliceerde fase 3-studies heeft eerstelijns NALIRIFOX (fluorouracil, leucovorine, liposomaal irinotecan, en oxaliplatine) vergeleken met FOLFIRINOX (fluorouracil, leucovorine, irinotecan, en oxaliplatine) en GEM-NAB (gemcitabine en nab-paclitaxel) als eerstelijns behandeling voor mPDAC. Dr. Monica Niger (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

In de literatuur sinds begin 2011 vonden de onderzoekers zeven voor het onderwerp relevante fase 3-studies. De studies telden tezamen 2581 mPDAC-patiënten, onder wie 383 patiënten eerstelijns NALIRIFOX kregen, 433 patiënten eerstelijns FOLFIRINOX, en 1756 patiënten eerstelijns GEM-NABP. De figuur toont de progressievrije overleving en overall survival in de drie groepen. De mediane PFS was 7,4 maanden in de groep met NALIRIFOX versus 7,3 maanden in de groep met FOLFIRINOX (p=0,28) versus 5,7 maanden in de groep met GEM-NABP (versus NALIRIFOX HR 1,45; p<0,001). De mediane OS was 10,4 maanden met GEM-NABP, significant slechter dan 11,1 maanden met NALIRIFOX (HR 1,18; p=0,05) en 11,7 maanden met FOLFIRINOX ( versus NALIRIFOX p=0,65). Er waren geen significante verschillen in objective response rates: NALIRIFOX 41,8%; FOLFIRINOX 31,6%; en GEM-NABP 35,0%). NALIRIFOX was geassocieerd met lagere incidentie van graad 3 of hoger hematologische toxiciteiten dan FOLFIRINOX en GEM-NABP, maar met hogere incidentie van ernstige diarree dan GEM-NABP.

De onderzoekers concluderen dat in deze meta-analyse van mPDAC-patiënten, eerstelijns NALIRIFOX en FOLFIRINOX geassocieerd waren met overeenkomende PFS en OS,terwijl de PFS en OS slechter waren met eerstelijns GEM-NABP. De toxiciteitsprofielen van NALIRIFOX en FOLFIRINOX waren verschillend.

1.Nichetti F, Rota S, Ambrosini P et al. NALIRIFOX, FOLFIRINOX, and gemcitabine with nab-paclitaxel as first-line chemotherapy for metastatic pancreatic cancer. A systematic review and meta-analysis. JAM Network Open 2024;7:e2350756

Summary: Individual patient data meta-analysis of seven phase 3 trials of mPDAC patients found that first-line NALIRIFOX and FOLFIRINOX were associated with similar PFS and OS, although with different toxicity profiles. First-line GEM-NABP was associated with worse PFS and OS compared with NALIRIFOX and FOLFIRINOX.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Borst-chirurgie na neoadjuvante chemotherapie voor lobulair carcinoom: chirurgische en oncologische uitkomsten (0)
2024-01-09 13:00   ( Nieuws )
Tags:  ILC breast surgery after NAC surgical and oncologic outcomes
Dr. Iris van der PloegMammacarcinoompatiënten met invasief lobulair carcinoom (ILC) hebben een verhoogd risico van positieve marges na chirurgie en hebben vaak geringe respons op neoadjuvante chemotherapie (NAC). Een retrospectieve cohortstudie van het Nederlands Kanker Instituut in Amsterdam heeft chirurgische en oncologische uitkomsten van ILC-patiënten na NAC geïnventariseerd. Dr. Iris van der Ploeg en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie includeerde 191 ILC-patiënten die tussen begin 2010 en eind 2019 in het NKI chirurgie ondergingen na NAC: 107 patiënten (56%) ondergingen borstsparende chirurgie (BCS) en 84 patiënten (44%) ondergingen mastectomie. Tumor-positieve marges werden gezien in 67 patiënten (35%), onder wie 55 BCS- en 12 mastectomiepatiënten (51% versus 14%; p<0.001). Herexcisie werd uitgeveord in 33% van de BCS-patiënten met 5% van de mastectomiepatiënten. Definitieve chirurgie was mastectomie in 107 patiënten (56%) en BCS in 84 patiënten (44%). In de BCS-groep waren tumor-positieve marges geassocieerd met cT≥3 status (OR 4,62; p=0,0021). Vijf-jaars locoregionaal-recidiefpercentage (4,7%), vijf-jaars recidiefvrij-overlevingspercentage (81%), en vijf-jaars overall survival percentage (93%) waren niet geassocieerd met type chirurgie na NAC.

De onderzoekers concluderen dat hoewel in 33% van de ILC-patiënten die na NAC BCS ondergingen herexcisie vereist was vanwege positieve resectiemarges, de vijf-jaars RFS uitstekend was en LRR en OS niet significant verschilden tussen groepen met verschillende typen chirurgie.

1.Van Hemert A, van Loevezijn AA, Bosman A et al. Breast surgery after neoadjuvant chemotherapy in patients with lobular carcinoma: surgical and oncologic outcome. Breast Cancer Res Treat 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective cohort study at the Netherlands Cancer Institute (Amsterdam) found that although 33% of ILC breast cancer patients undergoing BCS after neoadjuvant chemotherapy required re-excision for positive resection margins, it is considered safe given that five-year RFS remained excellent and LRR and OS did not differ by extent of surgery.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve analyse van beenmerg versus perifeer bloed voor haploïdentieke hematopoïetische stamceltransplantatie (0)
2024-01-08 16:00   ( Nieuws )
Tags:  haplo-HSCT BM versus PB
Prof. Stéphanie NguyenEr is geen consensus over gebruik van stamcellen uit beenmerg (BM) versus perifeer bloed (PB) voor haploïdentieke hematopoïetische stamceltransplantatie (haplo-HSCT), en evenmin over de waarde van toevoegen van anti-thymoglobuline (ATG) aan post-transplantatie cyclofosfamide (PTCy) voor de profylaxe van graft-versus-host disease (GVHD). Een retrospectieve analyse van het Franse SFGM-TC register heeft resultaten met BM versus PB versus PB+ATG vergeleken. Prof. Stéphanie Nguyen (Groupe Hospitalier Pitié-Salpêtière, Parijs) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Hematology & Oncology.1

De analyse includeerde 1344 volwassen patiënten die tussen begin 2012 en eind 2019 haplo-HSCT voor hematologische maligniteiten ondergingen in 37 centra. Na propensity score matching waren in de totale patiëntenpopulatie incidenties van graad II tot en met IV en van graad III en IV acute GVHD lager met BM dan met PB. Toevoegen van ATG resulteerde niet in significante verandering van deze resultaten. In de groep van patiënten met acute leukemie, myelodysplastisch syndroom, en myeloproliferatief syndroom (AL-MDS-MPS) die niet-myeloablatieve (NMA) conditionering kregen was het risico van relapse meer dan tweemaal zo hoog met BM dan met PB (51% versus 22%), terwijl het risico van acute GVHD hoger was met PB dan met BM (graad II tot en met IV 38% versus 28%; graad III en IV 16% versus 8%). In de groep van AL-MDS-MPS patiënten die intensieve conditionering kregen was het risico van relapse niet significant verschillend met PB versus BM maar bleef het risico van graad III of IV acute GVHD hoger met PB dan met BM (HR 2,0; p=0,012).

De onderzoekers concluderen dat incidentie van acute GVHD hoger was met PB and met BM, en dat toevoegen van ATG niet resulteerde in verlaging van deze incidentie. In de subgroep van AL-MDS-MPS patiënten met NMA-conditionering was het risico van relapse sterk verhoogd met BM ten opzichte van PB, terwijl dit verschil niet werd gezien met intensivering van de conditionering.

1.Lacan C, Lambert J, Forcade E et al. Bone marrow graft versus peripheral blood graft in haploidentical hematopoietic stem cells transplantation: a retrospective analysis in 1344 patients of SFGM-TC registry. J Hematol Oncol 2024;17:2

Summary: Retrospective analysis of 1344 French patients undergoing haploidentical HSCT for hematological malignancies found that the rate of aGVHD was higher with PB graft compared with BM graft, while addition of ATG did not result in decreased rate of aGVHD.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van werkzaamheid en toxiciteit van vijf-fractie versnelde partiële borstbestraling (0)
2024-01-08 14:30   ( Nieuws )
Tags:  5-fraction prone APB long-term efficacy and toxicity
Dr. Naamit GerberIn de Grossman School of Medicine van New York University krijgen geselecteerde patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom sinds 2010 vijf-fractie versnelde partiële borstbestraling (APBI). Een retrospectieve studie van het instituut heeft de lange-termijn werkzaamheid en toxiciteit van de behandeling geïnventariseerd. Dr. Naamit Gerber en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie includeerde 442 patiënten die tussen begin 2010 en eind 2022 APBI 600 cGY x 5 fx kregen; 56% dagelijks en 44% om de andere dag; 92% in prone position. De mediane follow-up was 48 maanden (range 5,96-155) Lokaal recidief werd gezien in twaalf patiënten (2,7%). Onder 258 patiënten met beschikbare > drie-maands toxiciteitsgegevens was borstfibrose de meest-gerapporteerde graad 2 of hoger adverse event, in 6,2% van de patiënten. Dagelijkse versus twee-dagelijkse APBI was niet geassocieerd met late graad 2 of hoger toxiciteit maar wel met lager risico van late graad 2 of hoger fibrose. De mediane follow-up voor cosmetische analyse was 80 maanden. Vijfennegentig procent van de behandelaars en 85% van de patiënten beoordeelden het cosmetische resultaat als goed of uitstekend, zonder significante verschillen tussen dagelijkse of twee-dagelijkse APBI. De figuur toont de overall survival en lokaal-recidiefvrije overleving (97,2% respectievelijk 97,7% na vijf jaar).

De onderzoekers concluderen dat vijf-fractie APBI iedere dag of om de andere dag goede werkzaamheid had met een laag percentage lokaal recidief, minimale toxiciteit, en goed cosmetische uitkomsten in lange-termijn follow-up.

1.Hardy-Abeloos C, Xiao J, Oh C et al. Effectiveness and toxicity of five-fraction prone accelerated partial breast irradiation. Breast Cancer Res Treat 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective study at Grossman School of Medicine (New York University) found that among women with early-stage breast cancer, five-fraction APBI delivered primarily in the prone position either daily or every other day was effective with low rates of local recurrence, minimal toxicity, and excellent cosmesis at long-term follow-up.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van associatie tussen ctDNA-VAF en uitkomsten van patiënten met gevorderd mammacarcinoom (0)
2024-01-08 13:00   ( Nieuws )
Tags:  aBC variant allele frequency in circulating tumor DNA
Dr. Huiping LiEr is geen duidelijkheid over de prognostische waarde van variant allele frequency (VAF) in circulerend tumor DNA (ctDNA) van patiënten die eerstelijns behandeling ondergaan voor gevorderd mammacarcinoom (aBC). Een retrospectieve studie van Peking University Cancer Hospital (Beijing) heeft de associatie tussen baseline ctDNA-VAF en overlevingsuitkomsten van deze patiënten geïnventariseerd. Dr. Huiping Li en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1
De studie includeerde 184 patiënten (mediane leeftijd 49,4 jaar; IQR 42,3-56,8) die voor aanvang van de eerstelijns behandeling voor aBC plasmamonsters afstonden. De mediane ctDNA-VAF was 15,6% (IQR 5,4-33,7). Onder patiënten met relatief grote tumoren was de VAF positief geassocieerd met de sum of tumor target lesion diameters (SLD); deze associatie werd niet gezien onder patiënten met relatief kleine tumoren. De figuur laat zien dat lage VAF geassocieerd was met langere overall survival en eerstelijns progressievrije overleving. Voor de 92 patiënten met de hoogste VAF versus de 92 patiënten met de laagste VAF was de OS-HR 3,519 (95%-bti 2,149-5,761) en de PFS-HR 2,352 (1,462-3,782). Combinatie van VAF en SLD verbeterde de performance van de voorspelling. De mediane OS en PFS van de groep met hoge VAF en hoge SLD waren significant slechter dan die van de groep met lage VAF en lage SLD (mOS 49,3 versus 174,1 maanden; mPFS 9,6 versus 25,3 maanden).

De onderzoekers concluderen dat onder aBC-patiënten ctDNA-VAF geassocieerd was met tumorlast, en een prognostische factor was.

1.Zhong J, Jiang H, Lu X et al. Variant allele frequency in circulating tumor DNA correlated with tumor disease burden and predicted outcomes in patients with advanced breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective study at Peking University Cancer Hospital (Beijing, China) found that among patients with first-line advanced breast cancer, baseline variant allele frequency in circulating tumor DNA was associated with disease burden, and was a prognostic factor.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prospectieve studie van uitkomsten van niet-metastatisch anuscarcinoom in 75-plussers in Frankrijk (0)
2024-01-07 16:00   ( Nieuws )
Tags:  FFCD-ANABASE non-metastatic SCCA elderly patients
Prof. Astrid LièvreDe standaard-behandeling voor niet-metastatisch squameus celcarcinoom van de anus (SCCA) is chemoradiotherapie. Er is geen duidelijkheid over de resultaten van deze behandeling onder oudere patiënten. De Franse multicenter prospectieve cohortstudie FFCD-ANABASE heeft resultaten onder patiënten in de leeftijd van 75 jaar en ouder vergeleken met die onder jongere patiënten. Prof. Astrid Lièvre (Universiteitsziekenhuis Rennes) en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Cancer.1


Het cohort omvatte alle 1015 patiënten die tussen begin 2015 en mei 2020 in de aangesloten ziekenhuizen werden behandeld voor niet-metastatisch SCCA. Onder deze patiënten waren 202 (19,9%) in de leeftijd van 75 jaar en ouder. Deze oudere groep telde relatief meer vrouwen (p=0,015), fragiele patiënten (p<0,001), minder rokers (p<0,001), en minder HIV-geïnfecteerde patiënten dan de groep van jongere patiënten. Onder de oudere patiënten waren concomitante chemotherapie en inguinale bestraling minder frequent. De figuur laat zien dat er geen significante verschillen waren tussen beide groepen voor de uitkomsten overall survival, recidiefvrije overleving, en colostomievrije overleving; de drie-jaars percentages voor deze uitkomsten in de oudere groep waren 82,9% respectievelijk 72,4% en 78,3%. Er waren ook geen verschillen tussen beide groepen in toxiciteit. Factoren die in multivariate analyse van de oudere groep geassocieerd waren met slechtere uitkomsten waren performance status 2 of hoger en lokaal-gevorderde tumoren.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met niet-metastatisch SCCA leeftijd niet van invloed was op werkzaamheids- en toxiciteits-uitkomsten van de behandeling.

1.Gouriou C, Lemanski C, Pommier P et al. Management of non-metastatic anal cancer in the elderly: ancillary study of the French multicenter prospective cohort FFCD-ANABASE. Br J Cancer 2024-02564-9

Summary: The multicenter prospective FFCD-ANABASE cohort study in France found that among patients with non-metastatic squamous cell carcinoma of the anus, age 75 years or older did not influence tumor and tolerance outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)