Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Gepoolde analyse van associatie van prediagnose thee- en koffieconsumptie met overleving na een diagnose ovariumcarcinoom (0)
2024-07-20 12:00   ( Nieuws )
Tags:  pre-diagnosis tea and coffee consumption survival of ovarian cancer
Prof. Penelope WebbThee en koffie behoren tot de meest-geconsumeerde dranken in de wereld. Een gepoolde analyse van tien studies van het multinationale Ovarian Cancer Association Consortium heeft de associatie tussen prediagnose thee- en koffieconsumptie en de overleving na een diagnose ovariumcarcinoom geïnventariseerd. Prof. Penelope Webb (University or Queensland, Brisbane, Australië) en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Cancer.1


De tien studies telden tezamen 5724 patiënten met een diagnose ovariumcarcinoom. Vergeleken met vrouwen die voorafgaand aan de diagnose geen groene thee consumeerden, was consumptie van één of meer koppen per dag geassocieerd met betere overall survival (aHR 0,84; p voor trend 0,04). In vijf studies die ook ovariumcarcinoom-specifieke overleving rapporteerden werd een vergelijkbare associatie gezien (aHR 0,81; p voor trend 0,045). Correctie voor klinische en leefstijlfactoren leidde niet tot substantieel andere associaties. Er waren geen aanwijzingen voor een associatie van consumptie van koffie, zwarte of kruidenthee, of caffeïne-inname met de overleving na een diagnose ovariumcarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat consumptie van groene thee voorafgaand aan een diagnose ovariumcarcinoom geassocieerd was met betere overleving.

1.Nagle CM, Ibiebele TI, Bandera EV et al. Pre-diagnosis tea and coffee consumption and survival after a diagnosis of ovarian cancer: results from the Ovarian Cancer Association Consortium. Br J Cancer 2024-02792-7

Summary: A pooled analysis of ten studies by the multinational Ovarian Cancer Association Consortium found that pre-diagnosis consumption of green tea, but not black or herbal tea or coffee, was associated with improved survival after a diagnosis of ovarian cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Single-center fase 1-studie van neoadjuvante inspanningstherapie in patiënten met gelokaliseerd prostaatcarcinoom (0)
2024-07-19 15:00   ( Nieuws )
Tags:  prostate cancer neoadjuvant exercise therapy
Dr. Lee JonesObservationele studies hebben laten zien dat postdiagnose inspanning geassocieerd was met verlaagd risico van overlijden aan prostaatcarcinoom. De feasibility van inspanningstherapie en biologische impact op de tumor zijn niet bekend. Een fase 1-studie in Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York) heeft gezocht naar de aanbevolen fase 2-dosering (RP2D) van neoadjuvante inspanningstherapie voor prostaatcarcinoom. Dr. Lee Jones en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde inactieve mannen met niet-behandeld gelokaliseerd prostaatcarcinoom voordat ze geplande chirurgie zouden ondergaan. De patiënten kregen zes oplopende niveaus van inspanning voorgeschreven , uiteenlopend van 90 tot 450 minuten per week matig-intensief wandelen op een lopende band. De feasibility van de interventie werd geëvalueerd aan de hand van relative dose intensity (REDI); een doseringsniveau werd als feasible beoordeeld als tenminste 70% van de patiënten een REDI van 75% bereikten. De werkzaamheid van de interventie werd beoordeeld aan de hand van veranderingen in tumorcelproliferatie (Ki67) en plasma PSA-niveaus tussen aanvang van de behandeling en postinterventie.

De studie includeerde 53 mannen (mediane leeftijd 61 jaar; IQR 56-66). Alle doseringsniveaus waren feasible. De gemiddelde veranderingen in Ki67 bedroegen 5,0% met 90 minuten per week,; 2,4% met 90 minuten per week; -1,3% met 225 minuten per week; - 2,0% met 300 minuten per week; - 2,6% met 375 minuten per week; en 2,2% met 450 minuten per week. De gemiddelde veranderingen in PSA-niveau waren 1,0 mg/l met 90 minuten per week; 0,2 ng/l met 150 minuten per week; -0,5 ng/ml met 225 minuten per week; - 0,2 ng/ml met 300 minuten per week; - 0,7 ng/ml met 350 minuten per week; en -0,9 ng/ml met 450 minuten per week. Er waren geen ernstige adverse events. Als RP2D werd gekozen voor 225 minuten per week.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvant inspanningstherapie feasible en veilig is met veelbelovende activiteit onder patiënten met gelokaliseerd prostaatcarcinoom.

1.Jones LW, Moskowitz CS, Lee CP et al. Neoadjuvant exercise therapy in prostate cancer. A phase 1, decentralized nonrandomized controlled trial. JAMA Oncol 2024.2156

Summary: A phase 1 trial at Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York, NY) found that neoadjuvant exercise therapy is feasible and safe with promising activity in localized prostate cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Immuuntherapie versus beste ondersteunende zorg voor niet-resectabel Child-Pugh B levercelcarcinoom (0)
2024-07-19 13:30   ( Nieuws )
Tags:  CP-B uHCC immunotherapy versus BSC
Dr. David PinatoEr is geen consensus over de vraag of patiënten met niet-resectabel levercelcarcinoom (uHCC) met Child-Pugh B dysfunctie (CP-B) baat kunnen hebben bij actieve behandeling van de maligniteit. Een multinationale retrospectieve studie heeft uitkomsten van deze patiënten met immuuncheckpointremmer-gebaseerde (ICI) therapie vergeleken met uitkomsten met beste ondersteunende zorg (BSC). Dr. David Pinato (Imperial College London, UK) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1




De studie includeerde CP-B uHCC-patiënten die tussen september 2017 en eind 2022 werden behandeld in tertiaire centra in Azië, Europa, en de Verenigde Staten. De patiënten kregen eerstelijns atezolizumab plus bevacizumab of nivolumab. De uitkomsten werden vergeleken met uitkomsten van patiënten die alleen BSC kregen. Na propensity score matching bestond de ICI-groep uit 187 patiënten en de BSC-groep uit 156 patiënten. Het primaire eindpunt was overall survival (OS) na inverse probability of treatment weighting (IPTW).

De mediane leeftijd was 66 jaar (IQR 61-72) in de ICI-groep en 73 jaar (66-81) in de BSC-groep. In de IPTW-populaties was de mediane OS significant langer in de ICI-groep dan in de BSC-groep (7,50 maanden versus 4,04 maanden; HR 0,59; p<0,001). In multivariate analyse was ICI-behandeling geassocieerd met significante verlaging van het risico van overlijden (HR 0,55; p<0,001). Factoren die geassocieerd waren met slechtere overleving waren bestaan van poortader-trombose, ECOG performance score hoger dan 1, en AFP-niveau 400 ng/ml of hoger.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met CP-B uHCC eerstelijns behandeling met ICI geassocieerd was met betere overleving dan BSC.

1.Fulgenzi CA, Scheiner B, D’Alessio A et al. Immunotherapy vs best supportive care for patients with hepatocellular cancer with Child-Pugh B dysfunction. JAMA Oncol 2024.2166

Summary: A multinational retrospective study found that immunotherapy-based therapy versus best supportive treatment was associated with improved overall survival among patients with unresectable hepatocellular carcinoma with Child-Pugh B liver dysfunction.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Pirtobrutinib in de Richter transformatie subgroep van de multinationale fase 1-2 BRUIN-studie (0)
2024-07-19 12:00   ( Nieuws )
Tags:  BRUIN study RT pirtobrutinib
Prof. William WierdaRichter transformatie (RT) is een gewoonlijk agressief diffuus grootcellig B-cel lymfoom, geassocieerd met slechte prognose, en zonder goedgekeurde behandeling. Pirtobrutinib is een selectieve reversibele remmer van Bruton’s tyrosinekinase (BTK). De multinationale fase 1-2 BRUIN studie heeft laten zien dat pirtobrutinib veilig was en werkzaam was voor B-cel maligniteiten, ook in patiënten die eerder covalente BTK-remmers hadden gekregen. Prof. William Wierda (MD Anderson Cancer Center, Houston TX) en collega’s publiceren in The Lancet Haematology resultaten in de RT-subgroep in BRUIN.1


De analyse includeerde 82 patiënten onder wie 81 die oraal pirtobrutinib 200 mg eenmaal daags kregen, en één die pirtobrutinib 150 mg eenmaal daags kreeg (55 mannen en 27 vrouwen; mediane leeftijd 67 jaar; IQR 59-72). Negentig procent van de patiënten hadden eerder RT-gerichte therapie gekregen, en 74% hadden eerder covalente BTK-remmers gekregen. De overall response rate op pirtobrutinib was 50,0% (95%-bti 38,7-61,3), met complete respons in elf patiënten en partiële respons in dertig patiënten. Acht patiënten met respons discontinueerden pirtobrutinib en ondergingen stamceltransplantatie. De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 treatment-related adverse event was neutropenie in negentien patiënten (23%); er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat pirtobrutinib monotherapie veelbelovende veiligheid en werkzaamheid had onder RT-patiënten; ook onder patiënten die eerder RT-gerichte therapie hadden gekregen.

1.Wierda WG, Shah NN, Cheah CY et al. Pirtobrutinib, a highly selective, non-covalent (reversible) BTK inhibitor in patients with B-cell malignancies: analysis of the Richter transformation subgroup from the multicentre, open-label, phase 1/2 BRUIN study. Lancet Haematol 2024-00172-8

Summary: Analysis of the Richter transformation (RT) subgroup from the BRUIN study found that pirtobrutinib monotherapy had promising safety and activity, including among patients who received previous RT-directed therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van nivolumab met of zonder ipilimumab gecombineerd met SBRT voor metastatisch galwegcarcinoom (0)
2024-07-18 15:00   ( Nieuws )
Tags:  mBTC SBRT plus nivolumab with or without ipilimumab
Dr. Inna ChenEr is geen duidelijkheid over de waarde van toevoegen van ipilimumab aan stereotactische radiotherapie (SBRT) plus nivolumab voor eerder-behandeld metastatisch galwegcarcinoom (mBTC). Een gerandomiseerde fase 2-studie in het Gentofte Ziekenhuis van de Universiteit van Kopenhagen (Denemarken) heeft SBRT plus nivolumab plus ipilimumab voor mBTC vergeleken met alleen SBRT plus nivolumab. Dr. Inna Chen en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde patiënten met eerder-behandeld mBTC, die werden gerandomiseerd naar SBRT 15 Gy x 1 op dag één naar een primaire of metastatische lesie, plus nivolumab 3 mg/kg iedere twee weken met of zonder ipilimumab 1 mg/kg iedere zes weken. Het primair eindpunt was percentage patiënten met klinisch profijt (CBR; complete of partiële respons of stabiele ziekte). Tweeënveertig patiënten kregen SBRT-nivolumab-ipilimumab. De CBR in deze groep was 31,0% (95%-bti 17,6-47,1) met partiële respons in vijf patiënten (11,9%) gedurende mediaan 4,4 maanden (ragen 1,1-21,5). Negentien patiënten kregen SBRT-nivolumab; in deze groep was de CBR 10,5% (95%-bti 1,3-33,1) waarna verdere inclusie gestopt werd. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 31% van de patiënten in de SBRT-nivolumab-ipilimumab groep (één patiënt met graad 5 immuun-gerelateerde hepatitis) en 16% van de patiënten in de SBRT-nivolumabgroep.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van SBRT, nivolumab, en ipilimumab goed verdragen werd en respons induceerde in een subgroep van eerder-behandelde mBTC-patiënten.

1.Markussen A, Johansen JS, Larsen FO et al. Nivolumab with or without ipilimumab combined with stereotactic body radiotherapy in patients with metastatic biliary tract cancer: a randomized phase 2 study. Clin Cancer Res 2024-0268

Summary: A phase 2 trial randomized phase 2 trial at Copenhagen University Hospital (Denmark) found that combining SBRT, nivolumab, and ipilimumab was well tolerated, feasible, and induced response in a subgroup of patients with metastatic biliary tract cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve cohortstudie van associatie tussen endometriose-typen en risico van ovariumcarcinoom (0)
2024-07-18 13:30   ( Nieuws )
Tags:  endometriosis typology and ovarian cancer risk
Dr. Karen SchliepIn eerdere studies is gezien dat endometriose geassocieerd was met verhoogd risico van ovariumcarcinoom, maar de associaties tussen endometiose-subtypen en ovariumcarcinoom-histotypen zijn niet goed beschreven. Een retrospectieve studie op basis van gegevens in de Utah Population Database heeft deze associaties geïnventariseerd. Dr. Karen Schliep (University of Utah Health, Salt Lake City) en collega’s publiceren de studie in JAMA.1

In de database identificeerden de onderzoekers 78.476 patiënten met endometriose. De gemiddelde leeftijd bij de eerste endometriose-diagnose was 36 ± 10 jaar. Deze patiënten werden 1:5 vergeleken met gematchte vrouwen zonder endometriose (n=372.430). De gemiddelde duur van follow-up was 12 ± 7 jaar. Onder de vrouwen met endometriose werd tijdens de follow-up ovariumcarcinoom gediagnostiseerd in 225 patiënten; onder de vrouwen zonder endometriose was dit het geval in 372 patiënten (aHR 4,20; 95%-bti 3,59-4,91). Met name het risico van type I ovariumcarcinoom was verhoogd in het emdometriose-cohort (aHR 7,48; 95%-bti 5,80-9,65). Het risico van ovariumcarcinoom was het hoogst onder vrouwen met diep-infiltrerende endometriose en/ of ovarium endometriomen voor alle typen ovariumcarcinoom (aHR 9,66; 95%-bti 7,77-12,00), type I ovariumcarcinoom (18,96; 13,78-26,08), en type II ovariumcarcinoom (3,72; 2,31-5,98).

De onderzoekers concluderen dat het risico van ovariumcarcinoom substantieel verhoogd was onder vrouwen met ovarium-endometriomen en/of diep-infiltrerende endometriose.

1.Barnard ME, Farland LV, Yan B et al. Endometriosis typology and ovarian cancer risk JAMA 2024.9120

Summary: A cohort study using the Utah Population Database found that ovarian cancer risk was markedly increased among women with ovarian endometriomas and/or deep infiltrating endometriosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Geïndividualiseerde dose-dense versus standaard adjuvante chemotherapie voor hoog-risico vroeg mammacarcinoom (0)
2024-07-18 11:51   ( Nieuws )
Tags:  PANTHER trial end-of-study results
Dr. Theodoros FoukakisDe fase 3-studie PANTHER, in 86 centra in drie Europese landen, randomiseerde vrouwen met hoog-risico vroeg stadium mammacarcinoom naar vier cycli dose-dense (DD) adjuvante epirubicine en cyclofosfamide iedere twee weken gevolgd door vier cycli en docetaxel iedere twee weken met aanpassing van de doseringen aan de had van hematologische toxiciteit (DD-groep; n=1006) of naar standaard adjuvante chemotherapie met drie cycli fluorouracil en epirubicine-cyclofosfamide iedere drie weken gevold door drie cycli docetaxel iedere drie weken (controlegroep; n=1011). In 2016 is gepubliceerd dat met mediaan 5,3 jaar follow-up de recidiefvrije overleving (BCRFS) niet significant beter was in de DD-groep dan in de controlegroep. Dr. Theodorus Foukakis (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology finale resultaten van de studie.1


Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane duur van follow-up 10,3 jaar. De figuur laat zien dat de BCRFS, de gebeurtenisvrije overleving, en de afstands-ziektevrije overleving significant beter waren in de DD-groep dan in de controlegroep. De overall survival was niet significant beter in de DD-groep dan in de controlegroep.

De onderzoekers concluderen dat PANTHER de eerste studie is die het profijt laat zien van geïndividualiseerde dose-dense adjuvante chemotherapie vergeleken met standaard drie-weekse adjuvante chemotherapie.

1.Matikas A, Möbus V, Greil R et al. Tailored dose-dense versus standard adjuvant chemotherapy for high-risk early breast cancer: end-of-study results of the randomized panther trial. J Clin Oncol 2024.00178

Summary: End-of-study results of the phase 3 PANTHER trial show that tailored dose-dense adjuvant chemotherapy for high-risk early breast cancer resulted in better BCRFS, EFS, and DDFS when compared to standard adjuvant chemotherapy, while the OS-benefit did not reach statistical significance.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van HRQOL en OS met eerste- of tweedelijns eribuline versus S-1 voor HER2-negatief mBC (0)
2024-07-17 15:00   ( Nieuws )
Tags:  RESQ study HER2-negative metastatic breast cancer eribulin versus S-1
Prof. Masato TakahashiEribuline kan de overall survival (OS) van patiënten met HER2-negatief metastatisch mammacarcinoom (mBC) verlengen. De noninerfioriteits fase 3-studie RESQ in 50 centra in Japan heeft heeft impact op gezondheid-gerelateerde kwaliteit van leven (HRQOL) en OS van eerste- of tweedelijns eribuline vergeleken met die van S-1 onder patiënten met HER2-negatief mBC. Prof. Masato Takahashi (Universiteit van Hokkaido) en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde patiënten met HER2-negatief mBC, hetzij niet-eerder behandeld of na ten hoogste één lijn chemotherapie. Driehonderd patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar eribuline (n=152) of S-1 (n=148). De HRQOL werd iedere zes weken tot week 24 en vervolgens iedere negen weken tot week 42 bepaald met de EORTC QLQ-C30 vragenlijst. Het primaire eindpunt was tijd tot verslechtering van de algemene gezondheid-score met meer dan 10 punten. De figuur laat zien dat er voor dit eindpunt geen significant verschil was tussen beide groepen: mediaan 5,64 maanden in de groep met eribuline versus 5,28 maanden in de groep met S-1 (p=0,67). Een secundair eindpunt was OS. Deze figuur laat zien dat de mediane OS 34,7 maanden was in de groep met eribuline versus 27,8 maanden in de groep met S-1 (HR 0,72; p=0,026). Er waren geen onverwachte toxiciteiten.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met HER2-negatief mBC eerste- of tweedelijns eribuline vergeleken met S-1 resulteerde in vergelijkbare tijd tot verslechtering van de HRQOL en in verbetering van de OS.

1.Takahashi M, Kikawa Y, Kashiwabara K et al. Eribulin versus S-1 as first or second-line chemotherapy to assess health-related quality of life and overall survival in HER2-negative metastatic breast cancer (RESQ study): a non-inferiority, randomised, controlled, open-label, phase 3 trial. eClinMed 2024.102715

Summary: The multicenter phase 3 RESQ trial in Japan investigated HRQOL and OS of HER2-negative mBC patiens receiving first- or second-line eribulin versus S-1. The time to first clinical deterioration of HRQOL was similar in the two groups, and OS was significantly improved with eribulin over S-1. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)