Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Impact van neoadjuvante chemotherapie op mammacarcinoom-gerelateerd lymfoedeem na ALND (0)
2023-12-16 16:00   ( Nieuws )
Tags:  axillary lymph node dissection
Mammacarcinoom-gerelateerd lymfoedeem (BCRL) na dissectie van axillaire lymfeklieren (ALND) kan de kwaliteit van leven van de patiënt aanzienlijk verslechteren. Een retrospectieve cohortstudie van de Medische Universiteit van Shanxi (China) heeft onderzocht of neoadjuvante chemotherapie (NAC) een risicofactor is voor BCRL na ALND. Dr. Fan Guo en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie includeerde 596 patiënten die ALND en chemotherapie kregen voor cT0-4N0-3M0 mammacarcinoom. Er waren 188 patiënten (31,5%) die neoadjuvante chemotherapie kregen, terwijl 408 patiënten (68,5%) upfront chirurgie ondergingen. De mediane follow-up was 36,3 maanden. De figuur laat zien dat BCRL werd gerapporteerd door 26,60% van de patiënten in de NAC groep en 19,61% van de patiënten in de upfront surgery groep (HR 1,503; p=0,033). HR-negatief/HER2-negatief subtype, borstsparende chirurgie, en hoger aantal positieve lymfeklieren waren geassocieerd met hoger risico van BCRL. Ook na propensity score matching voor leeftijd, body mass index, moleculair subtype, type borstchirurgie, en aantal positieve lymfeklieren bleef NAC een risicofactor voor BCRL (HR 1,896; p=0,007).

De onderzoekers concluderen dat gebruik van NAC geassocieerd was met significant verhoogd BCRL-risico in patiënten die ALND ondergingen.

1.Jia M, Pan L, Yang H et al. Impact of neoadjuvant chemotherapy on breast cancer-related lymphedema after axillary lymph node dissection: a retrospective cohort study. Breast Cancer Res Treat 2023-07183-9

Summary: A retrospective cohort study at Shanxi Medical University (China) found that among breast cancer patients undergoing ALND, receipt of neoadjuvant chemotherapy was associated with increased risk of breast cancer-related lymphedema.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Vroege CRP-kinetiek als cancer-agnostic voorspeller van respons en mortaliteit onder ICI-behandelde patiënten (0)
2023-12-16 14:30   ( Nieuws )
Tags:  ICIs for cancer early CRP kinetics as predictive biomarker
Dr. Angelika TerburchRecente studies hebben laten zien dat CRP-kinetiek een predictieve biomarker zou kunnen zijn voor werkzaamheid van immuuncheckpointremmers (ICIs) in verscheidene typen maligniteiten. Een multicenter retrospectieve cohortstudie in Oostenrijk heeft de associatie van vroege CRP-kinetiek met respons en mortaliteit onder ICI-behandelde patiënten met verscheidene typen maligniteiten geïnventariseerd. Dr. Angelica Terburch (Medische Universiteit van Graz) en collega’s publiceren de studie in het Journal for ImmunoTherapy of Cancer.1

De studie includeerde patiënten die palliatieve ICI-behandeling kregen voor maligniteiten in een ontdekkingscohort (n=562) en een validatiecohort (n=474). CRP-gehalten werden bepaald voor aanvang van de behandeling en na drie maanden behandeling. Er werden vier patronen van CRP-kinetiek tijdens de eerste drie maanden van behandeling onderscheiden: CRP-flare responders (toename van CRP gevolgd door afname tot beneden de baseline-waarde), CRP-responders (CRP afname met tenminste 30% van de baseline-waarde), CRP non-responders, en all-normal CRP (CRP consistent beneden de upper limit of normal 5 mg/l). Eindpunten van de studie waren objective response rate, progressievrije overleving, en overall survival.

Onder patiënten met all-normal CRP, CRP responders, CRP-flare responders, en CRP-non-responders was de ORR 41% respectievelijk 38%, 31%, en 12%. In deze vier groepen was de mediane PFS 8,2 maanden; 6,1 maanden, 5,7 maanden; en 2,3 maanden. De mediane OS was 24,5 maanden; 16,1 maanden; 14,0 maanden; en 8,1 maanden (voor PFS en OS p<0,001). Deze associaties bleven bestaan in multivariate analyse, en werden bevestigd in het validatiecohort. De associaties waren onafhankelijk van het type maligniteit.

De onderzoekers concluderen dat vroege CRP-kinetiek een tumor-agnostische voorspeller is van respons en uitkomsten van patiënten die ICIs krijgen voor maligniteiten.

1.Barth DA, Moik F, Steinlechner S et al. Early kinetics of C reactive protein for cancer-agnostic prediction of therapy response and mortality in patients treated with immune checkpoint inhibitors: a multicenter cohort study. J ImmunoTher Cancer 2023-007765

Summary: A multicenter retrospective cohort study in Austria found that among patients receiving ICIs for various types of cancer, early CRP kinetics were predictive for response and outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Minimale residuele ziekte-status voorspelt uitkomsten in nieuw-gediagnostiseerd folliculair lymfoom (0)
2023-12-16 13:00   ( Nieuws )
Tags:  GALLIUM study FL MRD status
Prof. Christiane PottIntroductie van immuunchemotherapie gevolgd door onderhoud met rituximab heeft geresulteerd in verbetering van uitkomsten van patiënten met niet-eerder behandeld folliculair lymfoom (FL). In de meeste patiënten wordt echter na verloop van tijd relapse gezien, met slechte prognose voor patiënten met vroege relapse of nonrespons. Analyse onder patiënten in de multinationale fase 3-studie GALLIUM heeft onderzocht of minimale residuele ziekte (MRD)-status een voorspeller is van uitkomsten van patiënten met nieuw-gediagnostiseerd FL. Prof. Christiane Pott (Universitätsklinikum Schleswig-Holstein, Kiel) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Clinical Oncology.1

De analyse includeerde 693 evalueerbare patiënten, die inductiebehandeling kregen met obinutuzumab (G) of rituximab (R) plus bendamustine, CHOP of PVC chemotherapie, gevolgd door onderhoud met hetzelfde antilichaam in responders. De MRD-status werd bepaald halverwege de inductie (MI), aan het eind van de inductie (EOI) en iedere vier tot zes maanden tijdens onderhoud en follow-up. De analyse wees uit dat MRD-positiviteit bij MI (HR 3,03; p<0,001) en EOI (2,25; p<0,001) geassocieerd was met slechtere progressievrije overleving. MRD-respons was hoger na G-chemotherapie dan na R-chemotherapie, zowel bij MI (94,2% versus 88,9%; p=0,013) als EOI (93,1% versus 86,7%; p-0,0077). Late responders (MI-positief/EOI-negatief) hadden vergeleken met vroege responders (MI-negatief/EOI-negatief) significant slechtere PFS (HR 3,11; p=0,00011). Tijdens de onderhoudsbehandeling was MRD-positiviteit geassocieerd met klinische relapse.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die G of R plus chemotherapie krijgen voor niet-eerder behandeld FL, MRD-status voorspellend is voor uitkomsten.

1.Pott C, Jurinovic V, Trotman J et al. Minimal residual disease status predicts outcome in patients with previously untreated follicular lymphoma: a prospective analysis of the phase III GALLIUM study. J Clin Oncol 2023; epub ahead of print

Summary: Analysis of patients in the multinational phase 3 GALLIUM study found that among patients receiving rituximab plus chemotherapy or obinutuzumab plus chemotherapy for newly diagnosed follicular lymphoma, MRD positivity during induction, maintenance, and follow-up was associated with inferior progression-free survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde fase 2-studie van toevoegen van SBRT aan standaard-therapie in oligoprogressief mammacarcinoom of NSCLC (0)
2023-12-15 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CURB oligoprogression trial SBRT
Dr. Chiaojung Jillian TsaiDe meeste patiënten met metastatische maligniteiten ontwikkelen op enig moment resistentie tegen systemische therapie, met in sommige patiënten beperkte ziekteprogressie (oligoprogressie). De gerandomiseerde fase 2-studie Consolidative Use of Radiotherapy to Block (‘CURB’) Oligoprogression heeft toevoeging van SBRT naar oligoprogressie-locaties aan standaard systemische therapie in patiënten met oligoeprogressief mammacarcinoom (BC) of niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) geëvalueerd. Dr. Chiaojung Jilian Tsai (ten tijde van de studie Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York; tegenwoordig University of Toronto) en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1

CURB Oligoprogression werd uitgevoerd in MSKCC en zes geaffilieerde centra in de staten New York en New Jersey. De studie includeerde volwassen patiënten met oligometastatisch (vijf of minder metastasen) BC of NSCLC na tenminste eerstelijns systemische therapie. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar standaard systemische behandeling (SOC-groep) of SOC plus SBRT (SBRT-groep). Het primaire eindpunt was progressievrije overleving.

De SOC-groep telde 23 BC-patiënten en 28 NSCLC-patiënten; de SBRT-groep bestond uit 24 BC-patiënten en 31 NSCLC-patiënten. Zestien van de 47 BC-patiënten hadden triple-negatieve ziekte, en 51 van de 59 NSCLC-patiënten hadden geen actionabele drijver-mutatie. De mediane follow-up was 11,6 maanden in de SOC-groep en 12,1 maanden in de SBRT-groep. De mediane PFS was 7,2 maanden in de SBRT-groep en 3,2 maanden in de SOC-groep (HR 0,53; p=0,0035). Onder de NSCLC-patiënten was de mediane PFS 10,0 maanden in de SBRT-groep en 2,2 maanden in de SOC-groep (HR 0,41; p=0,0039), maar onder de BC-patiënten had toevoegen van SBRT aan SOC geen effect op de mediane PFS (4,4 maanden versus 4,2 maanden; p=0,43). Graad 2 of hoger adverse events werden gezien in 41% van de patiënten in de SOC-groep en 62% van de patiënten in de SBRT-groep.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van SBRT aan standaard-behandeling voor oligoprogressief mNSCLC resulteerde in verlenging van de mPFS met een factor hoger dan vier, terwijl er geen verbetering was onder patiënten met oligoprogressief BC.

1.Tsai CJ, Yang JT, Shaverdian N et al. Standard-of-care systemic therapy with or without stereotactic body radiotherapy in patients with oligoprogressive breast cancer or non-small-cell lung cancer (Consolidative Use of Radiotherapy to Block [CURB] oligoprogression): an open-label, randomised, controlled, phase 2 study. Lancet 2023; epub ahead of print

Summary: The randomized phase 2 CURB Oligoprogression trial found that among patients with oligoprogressive mNSCLC, addition of SBRT to standard of care resulted in significant improvement of progression-free survival, which was not seen among patients with oligoprogressive metastatic breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde fase 2-studie van carboplatine met of zonder atezolizumab voor metastatisch triple-negatief mammacarcinoom (0)
2023-12-15 14:30   ( Nieuws )
Tags:  TBCRC 043 trial mTNBC carboplatin with or without atezolizumab
Prof. Jennifer PietenpolEr is weinig informatie beschikbaar over synergie van platina-gebaseerde chemotherapie en immuuntherapie in de behandeling van triple-negatief mammacarcinoom (TNBC). De gerandomiseerde fase 2-studie TBCRC 043 studie, in zes centra in de Verenigde Staten, heeft toevoeging van atezolizumab aan carboplatine voor metastatisch TNBC geëvalueerd. Prof. Jennifer Pietenpol (Vanderbilt University Medical Center, Nashville TN) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1



De studie includeerde 106 mTNBC patiënten (allen vrouwen; gemiddelde leeftijd 55 jaar; IQR 27-79). De patiënten werden gerandomiseerd naar alleen carboplatine (n=50) of carboplatine plus atezolizumab (n=56). Het primaire eindpunt was door lokale onderzoekers beoordeelde progressievrije overleving. De figuur laat zien dat de PFS en de overall survival significant beter waren in de combinatiegroep dan in de alleen-carboplatinegroep. Ook de ORR (8,0% versus 30,4%) en de CBR na zes maanden (18,0% versus 37,5%) verbeterden significant door toevoeging van atezolizumab aan carboplatine. Patiënten met PD-L1 positieve tumoren hadden niet meer baat bij toevoeging van atezolizumab aan carboplatine dan patiënten met PD-L1 negatieve tumoren. Hoger TIL-gehalte, hogere tumormutatiebelasting, obesitas, en slechte glucosecontrole in het bloed waren geassocieerd met meer baat bij toevoeging van atezolizumab aan carboplatine.

De onderzoekers concluderen dat onder mTNBC-patiënten, toevoegen van atezolizumab aan carboplatine geassocieerd was met verbetering van overlevingsuitkomsten.

1.Lehmann BD, Abramson VG, Dees EC et al. Atezolizumab in combination with carboplatin and survival outcomes in patients with metastatic triple-negative breast cancer. The TBCRC 043 phase 2 randomized clinical trial. JAMA Oncol 2023.5424

Summary: The multicenter randomized phase 2 TBCRC 043 trial found that among patients with metastatic TNBC, addition of atezolizumab to carboplatin was associated with significant PFS and OS benefit.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Discordantie tussen CA-125 en RECIST progressie in de CALYPSO-studie van platina-gevoelig recidiverend ovariumcarcinoom (0)
2023-12-15 13:00   ( Nieuws )
Tags:  PSROC discordance between CA-125 progression and RECIST progression
Dr. Chee Khoon LeeCA-125 wordt veel gebruikt voor het diagnostiseren van progressieve ziekte (PD) in patiënten die chemotherapie krijgen voor platinagevoelig recidiverend ovariumcarcinoom (PSROC). De accuratesse van deze methode is niet duidelijk. Een analyse in het cohort (n=975) van de fase 3-studie CALPYPSO [carboplatine plus gepegyleerd liposomaal doxorubicine (CPLD) versus carboplatine plus paclitaxel (CP) voor PSROC] heeft concordantie tussen CA-125 progressie en RECIST-progressie onderzocht. Dr. Chee Khoon Lee (The University of Sydney, Australië) en collega’s publiceren de analyse in het British Journal of Cancer.1



Onder de 769 evalueerbare patiënten in de studie hadden 387 patiënten CA-125 PD terwijl slechts 276 van deze patiënten concordante RECIST PD hadden (positive predictive value 71%; 95%-bti 67-76). Onder de 382 patiënten zonder CA-125 PD hadden 255 RECIST PD maar 127 niet (negative predictive value 33%; 95%-bti 29-38). Er waren significante verschillen in negatieve voorspellende waarde op grond van baseline CA-125 (≤100 versus >100: 42% versus 25%; p<0,001), niet-meetbare versus meetbare ziekte (51% versus 26%; p<0,001), en platinavrij interval (>12 versus 6-12 maanden: 41% versus 14%; p<0,001). Er werden afnames van CA-125 niveaus gezien in 78% van de patiënten met RECIST PD en CA-125 non-PD.

De onderzoekers concluderen dat ongeveer twee van elke drie PSROC-patiënten die RECIST PS hadden geen CA-125 PD hadden. Het monitoren van alleen CA-125 is geen betrouwbare methode voor het detecteren van PD in patiënten met PSROC.

1.Sinikovic Zebic D, Tjokrowidjaja A, Francis KE et al. Discordance between GCIG CA-125 progression and RECIST progression in the CALYPSO trial of patients with platinum-sensitive recurrent ovarian cancer. Br J Cancer 2023-02528-z

Summary: Retrospective analysis of the CALYPSO trial found that approximately 2 in 3 women with platinum-sensitive recurrent ovarian cancer who had RECIST progressive disease did not have CA-125 progressive disease. Monitoring CA-125 levels alone is not reliable for detecting progressive disease in PSROC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prediabetes en geassocieerd risico van CVEs en CKD in volwassen overlevers van maligniteiten tijdens de jeugd (0)
2023-12-14 16:00   ( Nieuws )
Tags:  childhood cancer survivors prediabetes cardiovascular events and chronic kidney disease
Dr. Stephanie DixonEr is weinig informatie beschikbaar over de prevalentie van prediabetes en daarmee samenhangend risico van cardiovasculaire gebeurtenissen (CVEs) en chronische nierziekte (CKD) in volwassen overlever van maligniteiten tijdens de jeugd. Een analyse in het St Jude Lifetime Cohort met controlepersonen in de algemene bevolking heeft deze prevalentie en risico’s geïnventariseerd. Dr. Stephanie Dixon (St Jude Children’s Research Hospital, Memphis TN) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Clinical Oncology.1

De analyse includeerde 3529 volwassen overlevers (mediane leeftijd 30 jaar; IQR 18-65; tenminste vijf jaar na de diagnose van een maligniteit) en 448 voor leeftijd gematchte controlepersonen. De figuur toont de prevalentie van prediabetes (nuchter glucose 100 tot 125 mg/dl en/of HbA1c 5,7-6,4%) en diabetes onder de overlevers en controlepersonen gestratificeerd naar leeftijd. De prevalentie van prediabetes overall was 29,2% (95%-bti 27,7-30,7) in de groep overlevers versus 18,1% (14,5-21,6) in de groep controlepersonen en de prevalentie van diabetes was 6,5% (5,7-7,3) versus 4,7% (2,7-6,6). In de leeftijd van veertig tot vijftig jaar had meer dan de helft van de overlevers prediabetes (45,5%) of diabetes (14,0%). Onder 695 overlevers met prediabetes en longitudinale follow-up werd tijdens mediaan 5,1 jaar follow-up progressie naar diabetes gezien in 68 overlevers (10%). Het risico van progressie was geassocieerd met bestraling naar de pancreas en totaal-lichaamsbestraling. Vergeleken met overlevers met normale glucosecontrole hadden overlevers met prediabetes verhoogd risico van toekomstig myocardinfarct (HR 2,4; 95%-bti 1,2-4,8) en CKD (2,9; 1,04-8,15) terwijl overlevers met diabetes ook verhoogd risico hadden van toekomstige cardiomyopathie (3,8; 1,4-10,5) en stroke (3,4; 1,3-8,9).

De onderzoekers concluderen dat prediabetes zeer prevalent is in volwassen overlevers van maligniteiten tijdens de jeugd, en onafhankelijk geassocieerd is met verhoogd risico van toekomstige cardiovasculaire en renale complicaties. Prediabetes, een modificeerbare risicofactor, onder deze overlevers is een nieuw target voor interventies die morbiditeit en mortaliteit kunnen verminderen.

1.Dixon SB, Wang F, Wilson CL et al. Prediabetes and associated risk of cardiovascular events and chronic kidney disease among adult survivors of childhood cancer in the St Jude Lifetime Cohort. J Clin Oncol 2023; epub ahead of print

Summary: Analysis of the St Jude Lifetime Cohort found that among survivors of childhood cancer, prediabetes is highly prevalent and is independently associated with an increased risk of future cardiovascular and kidney complications.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van associatie tussen metabool syndroom en incidentie van pancreascarcinoom (0)
2023-12-14 14:30   ( Nieuws )
Tags:  MetS PaC
Dr. Masafumi KitakazeIn eerdere studies is gezien dat metabool syndroom (MetS) een van de factoren is die bijdragen aan het risico van pancreascarcinoom (PaC), maar er zijn geen duidelijke aanwijzingen over de associatie tussen vroege stadia van MetS en de incidentie van PaC. Een retrospectieve studie in Japan heeft deze associatie geïnventariseerd. Dr. Masafumi Kitakaze (Hanwa Memorial Hospital, Osaka) en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde in 2005 ongeveer 4,6 miljoen Japanners die gedurende meer dan 10 jaar gevolgd werden. Voor 2.707.296 van deze patiënten kon het wel of niet bestaan van MetS bij inclusie worden achterhaald (volgens de definitie van NCEP/ATPIII) onder deelnemers die bij inclusie vrij waren van PaC. Tijdens gemiddeld 40,7 maanden follow-up van deze patiënten werd PaC gediagnostiseerd in 87.857 deelnemers in het cohort. De figuur laat de PaC-vrije overleving in de studie zien. PaC werd gezien in 4,9% van de deelnemers met MetS en 3,0% van de deelnemers zonder MetS (HR 1,37; p<0,0001 na correctie voor leeftijd, geslacht, en roken). Deze figuur laat zien dat met toename van het aantal MetS-factoren van één tot vijf de incidentie van PaC eveneens toenam (HR 1,11; 1,23; 1,42; 1,66; en 2,03; p<0,0001 voor elke toename).

De onderzoekers concluderen dat de studie de link tussen MetS en PaC bevestigt, hoewel niet kan worden geconcludeerd dat de associatie causaal is.

1.Miyashita Y, Hitsumoto T, Fukuda H et al. Metabolic syndrome is linked to the incidence of pancreatic cancer. eClinMed 2023.102353

Summary: A retrospective study in Japan found that metabolic syndrome was associated with increased risk of pancreatic cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)