Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Meta-analyse van studies van upfront chirurgische resectie versus biopsie voor glioblastoom in oudere patiënten (0)
2024-07-12 12:00   ( Nieuws )
Tags:  glioblastoma in elderly patients surgical resection versus biopsy
Dr. Yoshua EquenaziIn observationele studie is gezien dat maximaal-veilige resectie de overall survival van oudere patiënten (ouder dan 65 jaar) met glioblastoom verbeterde, maar in de enige klinische studie die resectie vergeleek met biopsie onder deze patiënten werd geen statistisch significant overlevingsvoordeel gezien. Een meta-analyse van tot 9 oktober 2023 gepubliceerde studies heeft nu uitkomsten met upfront resectie voor nieuw-gediagnostiseerd glioblastoom in oudere patiënten vergeleken met die van biopsie. Dr. Yoshua Esquenazi (The University of Texas Health Science Center, Houston) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Neuro-Oncology.1

De meta-analyse includeerde twintig cohortstudies en één gerandomiseerde gecontroleerde studie, met tezamen 20.523 patiënten. Patiënten die chirurgische resectie ondergingen hadden een overall survival profijt van gemiddeld 6,13 maanden, met een HR 0,43; p<0,00001) en een progressievrije-overlevingsverschil van gemiddeld 2,34 maanden (0,50; p< 0,00001) maar ook een hoger risico van postoperatieve compliaties (RR 1,49; 95%-bti 1,06-2,10).

De onderzoekers concluderen dat onder oudere patiënten met nieuw-gediagnostiseerd glioblastoom upfront resectie geassocieerd was met betere overlevingsuitkomsten maar ook met verhoogd risico van postoperatieve complicaties.

1.Pichardo-Rojas PS, Pichardo-Rojas DP, Marín-Castañeda LA et al. Prognostic value of surgical resection over biopsy in elderly patients with glioblastoma: a meta-analysis. J Neuro-Oncology 2024-04752-w

Summary: Meta-analysis of 21 studies (together 20,532 newly diagnosed glioblastoma patients aged 65 years or older) found that upfront resection was associated with improved progression-free survival and overall survival over biopsy. However, postoperative complications were more common with resection.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde fase 3-studie van benmelstobart, anlotinib, en chemotherapie voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (0)
2024-07-11 15:00   ( Nieuws )
Tags:  ETER701 trial ES-SCLC benmelstobart
Dr. Runxiang WangChemo-immuuntherapie is de standaard eerstelijns behandeling voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC). Combinatie van deze behandeling met anti-angiogenese zou de werkzaamheid kunnen verbeteren. De fase 3-studie ETER701, in 72 centra in China, heeft de combinatie van benmelstobart (PD-L1 remmer), anlotinib (multitarget antiantiogeen small molecule), en etoposide-carboplatine chemotherapie (EC) voor niet-eerder behandeld ES-SCLC geëvalueerd. Dr. Runxiang Yang (Yunnan Cancer Hospital, Kunming) en collega’s publiceren de studie in Nature Medicine.1

De studie includeerde 738 patiënten die 1:1:1 werden gerandomiseerd naar benmelstobart, anlotinib plus EC (n=246), placebo en anlotinib plus EC (n=245), of dubbele placebo plus EC (n=247) gevolgd door matchende onderhoudstherapie. Primaire eindpunten waren progressievrije overleving en overall survival. De nu gepubliceerde analyse heeft betrekking op finale PFS-resultaten en interim OS-resultaten. Deze figuur laat zien dat de OS significant beter was met benmelstobart plus anlotinib en EC dan met alleen EC, terwijl de OS niet significant beter was met anlotinib plus EC dan met alleen EC. Deze figuur laat zien dat de PFS zowel met benmestobart plus anlotinib plus EC als ook met anlotinib plus EC significant beter was dan met alleen EC. De incidentie van graad 3 of hoger treatment-related adverse events was 93,1% in de groep met benmelstobart plus anlotinib plus EC vergeleken met 94,3% in de groep met anlotinib plus EC en 87,0% in de groep met alleen EC.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van eerstelijns chemo-immuuntherapie met antiangiogene therapie resulteerde in gunstige overlevingsresultaten vergeleken met wat eerder is gerapporteerd voor ES-SCLC, met een tolerabel en manageable veiligheidsprofiel.

1.Cheng Y, Chen J, Zhang W et al. Benmelstobart, anlotinib, and chemotherapy in extensive-stage small-cell lung cancer: a randomized phase 3 trial. Nature Med 2024-03132-1

Summary: The multicenter phase 3 ETER701 trial in China found that among patients with previously untreated extensive-stage small cell lung cancer, the combination of benmelstobart (anti-PD-L1), anlotinib, and etoposide-carboplatin chemotherapy resulted in a median OS greater than recorded in prior randomized studies in patients with ES-SCLC, with a safety profile that was tolerable and manageable.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 2-studie van ruxolitinib voor chronische graft-versus-host ziekte in pediatrische patiënten (0)
2024-07-11 13:30   ( Nieuws )
Tags:  REACH5 study cGVHD in pediatric patients ruxolitinib
Prof. Franco LocatelliChronische graft-versus-host ziekte (cGVHD) is een debiliterende en soms levensbedreigende complicatie van allogene hematopoïetische celtransplantatie (alloHSCT). De multinationale fase 2-studie REACH5, in 21 centra in veertien landen, heeft ruxolitinib voor behandelings-naïeve of corticosteroïd-refractaire matig-tot-ernstige cGVHD in pediatrische patiënten geëvalueerd. Prof. Franco Locatelli (Kinderziekenhuis Kindeke Jezus, Rome) en collega’s publiceren een interimanalyse van de studie in The Lancet Haematology.1


De studie includeerde 45 patiënten in de leeftijd van twee tot achttien jaar. De mediane leeftijd was 11,0 jaar (IQR 7,2-14,3). Zeventien patiënten (38%) hadden behandelings-naïeve cGVHD en 28 patiënten (62%) hadden corticosteroïd-refractaire cGCHD. Het primaire eindpunt was overall response rate op dag één van de zevende vier-weekse cyclus (C7D1). De nu gepubliceerde vooraf-gespecificeerde interimanalyse werd uitgevoerd één jaar na de start van de behandeling in de laatst geïncludeerde patiënt, na mediaan 55,1 weken ruxolitinib-blootstelling (IQR 13,1-75,3).

De patiënten kregen oraal ruxolitinib gedoseerd aan de hand van de leeftijd bij de start van de behandeling: patiënten in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar kregen 10 mg tweemaal daags, patiënten in de leeftijd van zes tot twaalf jaar kregen 5 mg tweemaal daags, en patiënten in de leeftijd jonger dan zes jaar kregen 4 mg/m2 tweemaal daags. De ORR op C7D1 was 40% (90%-bti 27,7-53,3); 41% onder patiënten met behandelings-naïef cGVHD en 39% onder patiënten met corticosteroïd-refractair cGVHD. De meest-gerapporteerde graad 3 of hoger treatment-related adverse events waren neutropenie (18% van de patiënten) en trombocytopenie (13%). Drie patiënten overleden tijdens de behandeling of binnen dertig dagen na discontinuering, aan oorzaken die werden beoordeeld als niet samenhangend met ruxolitinib.

De onderzoekers concluderen dat de interimanalyse suggereert dat ruxolitinib actief was en goed werd verdragen onder cGVHD-patiënten in de leeftijd van twee tot achttien jaar.

1.Locatelli F, Antmen B, Kang HJ et al. Ruxolitinib in treatment-naive or corticosteroid-refractory paediatric patients with chronic graft-versus-host disease (REACH5): interimanalysis of a single-arm, multicentre, phase 2 study. Lancet Haematol 2024; epub ahead of print

Summary: Interim analysis of the multinational phase 2 REACH5 study found that ruxolitinib is active and well tolerated in both treatment-naïve and corticosteroid-refractory cGVHD patients aged 2 to 18 years.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Screening op levercelcarcinoom en overleving in patiënten met cirrose na genezing van hepatitis C virus (0)
2024-07-11 12:00   ( Nieuws )
Tags:  survival with HCC screening in patients with cirrhosis after HCC cure with DAA therapies
Dr. Catherine MezzacappaHet risico van levercelcarcinoom (HCC) neemt af in de tijd onder patiënten met cirrose na genezing van hepatitis C virus (HCV) door direct-acting antiviral (DAA)-therapie. De waarde van HCC-screening onder deze patiënten is niet duidelijk. Een retrospectieve cohortstudie in het Veterans Affairs health system heeft de overlevingsimpact van deze screening onder patiënten die HCC ontwikkelden geëvalueerd. Dr. Catherine Mezzacappa (Yale School of Medicine, New Haven CT) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 16.902 patiënten (mediane leeftijd 64,0 jaar; IQR 60,5-67,4) met HCV-geassocieerde cirrose die DAA-geassocieerde genezing van HCV bereikt hadden. Onder deze patiënten waren er 1622 die tijdens zeven jaar follow-up HCC ontwikkelden. De cumulatieve incidentie van HCC nam af van 2,4% in het eerste jaar van follow-up tot 1,0% in het zevende jaar. De figuur laat zien dat patiënten die tijdens de vier jaar voorafgaand aan de HCC-diagnose tenminste 50% van de tijd up-to-date waren met screening een significant betere overall survival hadden dan patiënten met lagere adherentie aan de screening (p=0,002). In multivariate analyse was iedere 10% toename van de follow-up tijd doorgemaakt up-to-date met screening geassocieerd met 3,2% afname van het risico van overlijden (HR 0,97; 95%-bti 0,95-0,99) en 10,% toename van de waarschijnlijkeid van diagnose van vroeg-stadium HCC (6,3-14,0) en 6,8% toename van waarschijnlijkheid van curatieve behandeling (2,8-11,0).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met HCV-gerelateerde cirrose die HCV-genezing bereikten en vervolgens HCC ontwikkelden, up-to-dat blijven met screening geassocieerd was met betere overleving.

1.Mezzacappa C, Kim NJ, Vutien P et al. Screening for hepatocellular carcinoma and survival in patients with cirrhosis after hepatitis C virus cure. JAMA Network Open 2024;7:e2420963

Summary: A cohort study within the Veterans Affairs health care system found that persons with HCV-related cirrhosis who achieved HCV cure and subsequently developed HCC, remaining up to date with HCC screening was associated with improved overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 1-studie van CD22-gerichte CAR T-celtherapie voor LBCL na falen van CD19-gerichte CAR T-celtherapie (0)
2024-07-10 15:00   ( Nieuws )
Tags:  large B-cell lymphoma CD22-directed CAR T-cell therapy
Prof. David MiklosPatiënten met grootcellig B-cel lymfoom (LBCL) dat recidiveert na CD19-gerichte CAR T-celtherapie hebben een slechte prognose. CD22 is een vrijwel universeel tot expressie komend B-cel surface antigen. Een fase 1-studie van Stanford University (CA) heeft werkzaamheid van CD22-gerichte CAR T-celtherapie voor LBCL geëvalueerd. Prof. David Miklos en zijn collega’s van de CARdinal-22 Investigator group publiceren de studie in The Lancet.1

De studie includeerde 40 volwassen patiënten die leukaferese ondergingen; de productie van het CAR T-celproduct was succesvol voor 38 patiënten (mediane leeftijd 65 jaar; range 25-84; 45% vrouwen; mediaan 4 eerdere lijnen therapie; range 3-8). Onder deze 38 patiënten waren 37 (97%) eerder behandeld met CD19-gerichte CAR T-celtherapie. De hoogst-verdragen dosering was 1 miljoen CAR T-cellen per kg lichaamsgewicht. Met deze dosering werden geen doserings-limiterende toxiciteiten gezien, en evenmin graad 3 of hoger CRS, ICANS, of IECAHL. Complete respons werd gezien in 53% van de patiënten en partiële respons in 68%.

De onderzoekers concluderen dat CD22 een geschikt immuuntherapeutisch target is in LBCL, en dat CD22-gerichte CAR T-celtherapie werkzaam was in patiënten met ziekteprogressie na CD19-gerichte CAR T-celtherapie.

1.Frank MJ, Baird JH, Kramer AM et al. CD22-directed CAR T-cell therapy for large B-cell lymphomas progressing after CD19-directed CAR T-cell therapy: a dose-finding phase 1 study. The Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: A phase 1 study at Stanford University (Standford, CA) found tolerability and activity of CD22-directed CAR T-cell therapy for LBCL progressing after CD19-directed CAR T-cell therapy

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Temporele trends in invasief recidief na borstsparende behandeling voor DCIS van de borst in Nederland (0)
2024-07-10 13:30   ( Nieuws )
Tags:  DCIS BCS time trends of invasive recurrence
Dr. Adri VoogdBorstsparende chirurgie (BCS) met of zonder adjuvante radiotherapie (RT) is een veel-toegepaste behandeling voor patiënten met ductaal carcinoom in situ (DCIS). Een retrospectieve cohortstudie op basis van gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie heeft temporele trends van ontwikkeling ipsilateraal invasief mammacarcinoom (iIBC) na BCS met of zonder RT geïnventariseerd. Dr. Adri Voogd (Maastricht University) en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Cancer.1

In de NKR-database identificeerden de onderzoekers 25.719 vrouwen die BCS ondergingen voor DCIS tussen begin 1989 en eind 2021. Onder deze vrouwen waren er 19.034 die adjuvante RT kregen. In 1135 patiënten werd tijdens de follow-up iIBC gezien. Onder patiënten die werden behandeld in de perioden 1989 tot en met 1998, 1999 tot en met 2008, en 2009 tot en met 2021 waren de tien-jaars cumulatieve incidentiepercentages 12,6%; 9,0%, en 5,0% (p<0,001) zonder RT en 5,7%; 3,7%, en 2,2% (p<0,001) met RT. In multivariate analyse was de DCIS-graad niet geassocieerd met het risico van iIBC.

De onderzoekers concluderen dat sinds 1989 het iIBC-risico na BCS met of zonder RT voor DCIS substantieel afgenomen is, en dat er geen significant associatie tussen DCIS-graad en iIBC-risico was.

1.O’Leary BL, Duijm LEM, Boersma LJ et al. Invasive recurrence after breast conserving treatment of ductal carcinoma in situ of the breast in the Netherlands: time trends and the association with tumour grade. Br J Cancer 2024-02785-6

Summary: A retrospective cohort study using data from the Netherlands Cancer Registry found that since 1989 the risk of ipsilateral invasive breast cancer (iIBC) after breast-conserving surgery with or without radiotherapy for DCIS has decreased substantially. No significant association of DCIS grade with iIBC was observed.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen botpijn en overleving onder patiënten met mHSPC in de fase 3-studie SWOG-1216 (0)
2024-07-10 12:00   ( Nieuws )
Tags:  secondary analysis of SWOG-1216 metastatic hormone-sensitive prostate cancer
Prof. Neeraj AgarwalBotpijn is significant geassocieerd met slechtere overall survival onder patiënten met castratieresistent prostaatcarcinoom. Een secundaire analyse van de fase 3-studie SWOG-1216, in 248 centra in de Verenigde Staten, heeft onderzocht of deze associatie ook bestaat onder patiënten met metastatisch hormoon-gevoelig prostaatcarcinoom (mHSPC). Prof. Neeraj Agarwal (University of Utah, Salt Lake City) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

De studie includeerde nieuw-gediagnostiseerde mHSPC patiënten die werden gerandomiseerd naar androgeen deprivatietherapie (ADT) plus orteronel of ADT plus bicalutamide. De nu gepubliceerde analyse includeerde alle studiedeelnemers met beschikbare informatie over botpijn bij inclusie (n=1197), onder wie 301 met botpijn en 896 zonder botpijn. De mediane leeftijd van de patiënten was 67,6 jaar (IQR 61,8-73,6). De patiënten met baseline-botpijn waren gemiddeld jonger en hadden een hogere incidentie van hoog-volume ziekte. De figuur laat zien dat progressievrije overleving en overall survival significant slechter waren in de groep met baseline-botpijn.

De onderzoekers concluderen dat mHSPC-patiënten met botpijn bij diagnose slechtere overlevingsuitkomsten hadden dan mHSPC-patiënten zonder botpijn bij diagnose.

1.Gebrael G, Jo Y, Swami U et al. Bone pain and survival among patients with metastatic, hormone-sensitive prostate cancer. A secondary analysis of the SWOG-1216 trial. JAMA Network Open 2024;7:e2419966

Summary: Secondary analysis of the multicenter phase 3 SWOG-1216 trial found that among patients with metastatic hormone-sensitive prostate cancer, baseline bone pain was associated with worse survival outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van studies van nonrelapse mortaliteit na CAR T-celtherapie voor lymfoom en multipel myeloom (0)
2024-07-09 15:00   ( Nieuws )
Tags:  CAR T cell therapy nonrelapse mortality
Dr. Kai RejeskiChimeric antigen receptor (CAR) T-celtherapie kan de oncologische uitkomsten van verscheidene typen maligniteiten verbeteren, maar is ook geassocieerd met verhoogd risico van toxiciteiten die bijdragen aan morbiditeit en mortaliteit. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft het risico van nonrelapse mortaliteit (NRM) na CAR T-celtherapie voor lymfoom en multipel myeloom geïnventariseerd. Dr. Kai Rejeski (Ludwig-Maximilians Universiteit, München) en collega’s publiceren de analyse in Nature Medicine.1

In de literatuur tot maart 2024 identificeerden de onderzoekers 18 klinische en 28 real-world studies, met tezamen 7604 patiënten. NRM werd gerapporteerd voor 574 patiënten (7,55%). NRM-percentages liepen uiteen voor verschillende ziekte-entiteiten, en waren het hoogst onder patiënten met mantelcellymfoom (10,6%), gevolgd door multipel myeloom (8,0%), grootcellig B-cel lymfoom (6,1%), en indolent lymfoom (5,7%). Vergeleken met andere typen CAR T-celtherapie waren axicabtagene ciloleucel en ciltacabtagene autoleucel geassocieerd met de hoogste NRM-percentages onder patiënten met grootcellig B-cel lymfoom respectievelijk multipel myeloom. Iets meer dan de helft (50,9%) van de NRM werd toegeschreven aan infecties, gevolgd door secundaire maligniteiten (7,8%) en cardiovasculaire/respiratoire gebeurtenissen (7,3%). De specifieke CAR T-celtherapie bijwerkingen ICANS, CRS, en hemofagocytische lymfohistiocytose resulteerden met cumulatief 11,5% slechts in een minderheid van de NRM.

De onderzoekers concluderen dat de analyse NRM na CAR T-celtherapie voor lymfoom en multipel myeloom nader heeft gekarakteriseerd.

1.Cordas dos Santos DM, Tix T, Shouval T et al. A systematic review and meta-analysis of nonrelapse mortality after CAR T cell therapy. Nature Med 2024-03084-6

Summary: Systematic review and meta-analysis of 18 clinical trials and 28 real-world studies investigated nonrelapse mortality after CAR T cell therapy for lymphoma and multiple myeloma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)