
De studie includeerde 24 NSCLC-patiënten met pCR na neoadjuvante behandeling. Zestien van deze patiënten hadden neoadjuvant CT plus ICIs gekregen, en acht patiënten hadden alleen neoadjuvante CT gekregen. In de CT groep kregen alle patiënten adjuvante chemotherapie; in de ICI+CT groep kregen twaalf patiënten adjuvante chemotherapie (75%). Alle patiënten werden tenminste 20 maanden gevolgd. De figuur laat zien dat na 20 maanden het recidiefpercentage in de ICI+CT groep 6,25% bedroeg, terwijl het recidiefpercentage in de alleen-CT groep 37,5% was (p=0,044). Eén patiënt in de alleen-CT groep overleed 11 maanden na de chirurgie aan gastroïntestinale bloeding; in de ICI+CT groep overleed geen van de patiënten tijdens de follow-up. Tijdens de adjuvante therapie was het risico van anemie significant lager in de ICI+CT groep dan in de alleen-CT groep (12,5% versus 50%; p=0,046).
De onderzoekers concluderen dat onder NSCLC-patiënten met pCR na neoadjuvante behandeling, het risico van recidief significant lager was onder patiënten die neoadjuvante ICI+CT hadden gekregen dan onder patiënten die neoadjuvant alleen-CT hadden gekregen.
1.Mao Y, Chen F, Ye Z et al. Neoadjuvant immune checkpoint inhibitor reduced recurrence in operable NSCLC patients with pathologic complete response: a retrospective analysis. BMC Cancer 2024;24:1366
Summary: A retrospective study at Zhejiang University (China) found that among NSCLC patients with pCR after neoadjuvant therapy, the risk of recurrence was lower in patients who had received neoadjuvant chemotherapy plus immune checkpoint inhibitors compared with patients who had received neoadjuvant chemotherapy alone.
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)