Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Inductie concurrente chemoradiotherapie met of zonder sintilimab voor locoregionaal-gevorderd nasofarynxcarcinoom (0)
2024-05-31 11:50   ( Nieuws )
Tags:  CONTINUUM trial LA NPC induction CRT with or without sintilimab
Prof. Jun MaAnti-PD-1 therapie plus chemotherapie wordt aanbevolen als eerstelijns behandeling voor recidiverend of metastatisch nasofarynxcarcinoom (NPC), maar de rol van PD-1 blokkade voor locoregionaal-gevorderd (LA)-NPC is niet duidelijk. De fase 3-studie CONTINUUM, in negen centra in China, heeft toevoegen van de PD-1 remmer sintilimab aan standaard chemoradiotherapie (CRT) voor LA-NPC geëvalueerd. Prof. Jun Ma (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1

De studie includeerde patiënten in de leeftijd van 18 tot en met 65 jaar met nieuw-gediagnostiseerd hoog-risico LA-NPC. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar gemcitabine-cisplatine inductiechemotherapie gevolgd door concurrent cisplatine en radiotherapie (standaardtherapiegroep) of standaardtherapie met twaalf cycli 200 mg sintilimab iedere drie weken (drie inductiecycli, drie concurrente cycli, en zes adjuvante cycli; sintilimabgroep). Het primaire eindpunt was gebeurtenisvrije overleving (EFS; tijd tussen randomisatie en locoregionaal of distant recidief of overlijden aan any cause).

De sintilimabgroep bestond uit 210 patiënten en de standaardtherapiegroep uit 215. De mediane duur van follow-up was 41,9 maanden (IQR 38,0-44,8). Panel A laat zien dat de 36-maands EFS-percentages 86% in de sintilimabgroep en 76% in de standaardtherapiegroep bedroegen (sHR 0,59; p=0,019). Panels B en C laten zien dat ook de percentages met afstands- respectievelijk locoregionaal recidief gunstiger waren in de sintilimabgroep, terwijl panel D laat zien dat er geen verschillen tussen de groep voor overall survival na drie jaar. Graad 3 of 4 adverse events werden gerapporteerd voor 74% van de patiënten in de sintilimabgroep en 65% van de patiënten in de standaardtherapiegroep. Twee patiënten in de sintilimabgroep overleden aan oorzaken die met de behandeling samenhingen; in de standaardtherapiegroep overleed één patiënt.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van sintilimab aan CRT geassocieerd was met verbetering van de EFS, en met verhoogde incidentie van (manageable) AEs.

  • 1.Liu X, Zhang Y, Yang K-Y et al. Induction-concurrent chemoradiotherapy with or without sintilimab in patients with locoregionally advanced nasopharyngeal carcinoma in China (CONTINUUM): a multicentre, open-label, parallel-group, randomised, controlled, phase 3 trial. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 3 CONTINUUM trial in China found that among patients with locoregionally advanced nasopharyngeal carcinoma, addition of sintilimab to standard chemoradioherapy improved event-free survival, albeit with higher but manageable adverse events.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fertiliteitspreservatie en geassisteerde reproductie na interruptie van endocriene therapie voor mammacarcinoom (0)
2024-05-30 15:00   ( Nieuws )
Tags:  POSITIVE trial breast cancer interruption of adjuvant endocrine therapy fertility preservation
Prof. Hatem AzimAdjuvante endocriene therapie (ET) voor mammacarcinoom (BC) in premenopauzale vrouwen heeft een negatieve impact op de vruchtbaarheid. De multinationale prospectieve POSITIVE-studie heeft de mogelijkheid om ET onder vrouwen met een kinderwens veilig te onderbreken geïnventariseerd. Prof. Hatem Azim (Zambrano Helion Ziekenhuis, San Pedro Garza Garcia, Mexico) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1


De studie includeerde 518 vrouwen die ET kregen voor vroeg-stadium HR-positief BC en deze behandeling onderbraken om zwanger te kunnen worden. Van deze vrouwen rapporteerden 273 (53%) amenorroe bij inclusie in de studie. Binnen een jaar na onderbreking van de RT rapporteerden 94% herstel van de menstruatie. Onder 497 evalueerbare patiënten werd tenminste één zwangerschap vastgesteld in 368 (74%). Jeugdigere leeftijd was de belangrijkste factor die geassocieerd was met kortere tijd tot zwangerschap: cumulatieve incidentie van zwangerschap binnen één jaar 63,5% onder patiënten jonger dan 35 jaar; 54,3% onder patiënten in de leeftijd van 35 tot 40 jaar; en 37,3% onder patiënten in de leeftijd van 40 tot en met 42 jaar. Zesendertig procent van de patiënten (n=179) hadden bij diagnose embryo-/oöcyt-cryopreservatie, onder wie 68 embryotransfer rapporteerden bij inclusie in de studie. Embryotransfer was de enige geassisteerde-reproductietechniek die geassocieerd was met hogere waarschijnlijkheid van zwangerschap (OR 2,41; 95%-bti 1,75-4,95). De drie-jaars cumulatieve incidentie van BC-gebeurtenissen was similar onder vrouwen die ovariumstimulatie voor cryopreservatie ondergingen (9,7%; 95%-bti 6,0-15,4) en vrouwen die geen ovariumstimulatie ondergingen (8,7%; 6,0-12,5).

De onderzoekers concluderen dat in POSITIVE vruchtbaarheidspreservatie met ovariumstimulatie niet geassocieerd was met korte-termijn ongunstige impact op de BC-prognose.

1.Azim HA, Niman SM, Partridge AH et al. Fertility preservation and assisted reproduction in patients with breast cancer interrupting adjuvant endocrine therapy to attempt pregnancy. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational prospective POSITIVE trial found that among premenopausal patients receiving adjuvant endocrine therapy for HR-positive breast cancer, interruption of ET to attempt pregnancy resulted in at least one pregnancy in 74%. Fertility preservation using ovarian stimulation was not associated with short-term detrimental impact on cancer prognosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 1-studie van BL-B01D1 voor lokaal-gevorderde of metastatische solide tumoren (0)
2024-05-30 13:30   ( Nieuws )
Tags:  LA M solid tumors BL-B01D1
Prof. Hongyun ZhaoBL-B01D1 is een first-inclass EGFR-HER3 bispecifiek antibody-drug conjugate. Een fase 1-studie in zeven centra in China heeft BL-B01D1 geëvalueerd voor lokaal-gevorderde of metastatische (LA/M) solide tumoren. Prof. Hongyun Zhao (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde volwassen patiënten met een levensverwachting van tenminste drie maanden, een ECOG performance status 0 of 1, en LA/M solide tumoren met progressie op standaard-behandelingen (waaronder niet-kleincellig longcarcinoom, nasofarynxcarcinoom, kleincellig longcarcinoom, en hoofd-hals squameus celcarcinoom). In fase 1a (n=25) werd de hoogst-verdragen dosering bereikt bij 3,0 mg/kg op dag één en dag acht iedere drie weken of 6,0 mg/kg op dag één iedere drie weken. In fase 1b (n=170) was de mediane follow-up 6,9 maanden (IQR 4,5-8,9) en werd objectieve repons gezien in 34% van de patiënten (95%-bti 27-42). Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 71% van de patiënten, doseringsreductie was noodzakelijk in 27%, en discontinuering vanwege TRAEs in 3%. Drie patiënten (2%) overleden aan oorzaken die met de behandeling samenhingen.

De onderzoekers concluderen dat BL-01D1 een acceptabel veiligheidsprofiel had en preliminaire antitumoractiviteit onder zwaar-voorbehandelde patiënten met LA/M solide tumoren.

1.Ma Y, Huang Y, Zhao Y et al. BL-D01D1, a first-in-class EGFR-HER3 bispecific antibody-drug conjugate, in patients with locally advanced or metastatic solid tumors: a first-in-human, open-label, multicentre, phase 1 study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: BL-01D1 is a first-in-class EGFR-HER3 bispecific antibody-drug conjugate. A phase 1 study at 7 centers in China found that BL-01D1 had an acceptable safety profile and preliminary antitumor activity in heavily pretreated patients with locally advanced or metastatic solid tumors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Overall survival na open versus minimaal-invasieve radicale hysterectomie voor vroeg-stadium cervixcarcinoom (0)
2024-05-30 12:00   ( Nieuws )
Tags:  LACC trial final analysis
Dr. Pedro RamirezDe multinationale Laparoscopic Approach to Cervical Cancer (LACC)-studie vergeleek minimaal-invasieve radicale hysterectomie versus open hysterectomie voor stadium IA1, IA2, of IB1 cervixcarcinoom. In 2018 is gepubliceerd dat het drie-jaars ziektevrije-overlevingspercentage lager was in de groep met minimaal-invasieve chirurgie dan in de groep met open chirurgie. Dr. Pedro Ramirez (Methodist Hospital, Houston TX) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology nu overall survival resultaten van de studie na mediaan 4,5 jaar follow-up.1

De studie includeerde 289 patiënten in de minimaal-invasieve chirurgiegroep en 274 patiënten in de open-chirurgiegroep. Na 4,5 jaar waren de overall survival percentages 90,6% in de groep met minimaal-invasieve chirurgie versus 96,2% in de groep met open chirurgie (HR 2,71; p=0,07) en waren de ziektevrije-overlevingspercentages 85,0% versus 96,0% (HR 3,91; p<0,001; p=0,95 voor noninferioiriteit).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met vroeg-stadium cervixcarcinoom, open chirurgie standaard-zorg dient te zijn.

1.Ramirez PT, Robledo KP, Frumovitz M et al. LACC trial: final analysis on overall survival comparing open versus minimally invasive radical hysterectomy for early-stage cervical cancer. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Final overall survival analysis of the multinational LACC trial found that among patients with early-stage cervical cancer, minimally invasive surgery resulted in worse overall survival than open surgery.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Tremelimumab plus durvalumab voor niet-resectabel levercelcarcinoom: patiënt-gerapporteerde uitkomsten van HIMALAYA (0)
2024-05-29 15:00   ( Nieuws )
Tags:  HIMALAYA trial PROs uHCC
Prof. Bruno SangroIn de multinationale fase 3-studie HIMALAYA werden patiënten met niet-eerder systemisch behandeld niet-resectabel levercelcarcinoom gerandomiseerd naar single tremelimumab regular interval durvalumab (STRIDE), durvalumab, of sorafenib. In 2022 is gepubliceerd dat de overall survival in de STRIDE-groep significant beter was dan in de sorafenibgroep, en dat durvalumab monotherapie niet-inferieur was aan sorafenib. Prof. Bruno Sangro (Universiteit van Navarra, Spanje) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology patiënt-gerapporteerde uitkomsten (PROs) van de studie.1

De PROs werden bepaald met de EORTC 30-item QOL vragenlijst en de 18-item HCC module. PRO-evalueerbaar waren 393 patiënten in de STRIDE-groep, 389 in de durvalumabgroep en 389 in de sorafenibgroep. Over alle patiënten was de compliance voor de PROs hoger dan 77% bij baseline en hoger dan 70% overall. De figuur toont de belangrijkste resultaten van de analyse. De baselinescores verschilden niet significant tussen de groepen. De tijd tot verslechtering van algemene gezondheid/kwaliteit van leven (GHS/QOL), fysiek functioneren, vermoeidheid, eetlust, en abdominale pijn was numeriek langer met STRIDE en durvalumab vergeleken sorafenib. De tijd tot verslechtering van misselijkheid en abdominale zwelling was numeriek langer met STRIDE dan met sorafenib. De waarschijnlijkheid van klinisch relevante verbetering van GHS/QOL, rolfunctioneren, emotioneel en sociaal functioneren, en ziekte-gerelateerde symptomen was groter met STRIDE en durvalumab dan met sorafenib.

De onderzoekers concluderen dat vergeleken met sorafenib, zowel STRIDE als durvalumab geassocieerd waren met klinisch relevant betere PROs.

1.Sangro B, Galle PR, Kelley RK et al. Patient-reported outcomes from the phase III HIMALAYA study of tremelimumab plus durvalumab in unresectable hepatocellular carcinoma. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Patient-reported outcomes of the multinational phase 3 HIMALAYA study showed that among patients with unresectable hepatocellular carcinoma both STRIDE and durvalumab, compared with sorafenib, were associated with clinically meaningful improvements in GHS/QOL, functioning, and symptom benefits.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van oraal azacitidine versus standaardtherapie voor R/R folliculair helper T-cel lymfoom (0)
2024-05-29 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ORACLE study TFHL oral azacitidine
Dr. Jehan DupuisIn folliculair helper T-cel lymfoom (TFHL) worden vaak veranderingen gezien in genen die DNA-methylering reguleren. Behandeling met 5-azacitidine zou antitumoractiviteit kunnen hebben in patiënten met TFHL. De multinationale fase 3-studie ORACLE heeft oraal azacitdine voor recidiverend of refractair (R/R) TFHL vergeleken met therapie naar keus van de onderzoeker (ICT: gemcitabine, bendamustine, of romidepsine). Dr. Jehan Dupuis (Groupe hospitalo-universitaire Chenevier Mondor, Créteil, Frankrijk) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Haematology.1

ORACLE werd uitgevoerd in vijf Europese landen en Japan. De studie includeerde 50 mannen en 36 vrouwen (mediane leeftijd 69 jaar; IQR 62-76) met R/R TFHL en een ECOG performance status 3 of beter. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar oraal azacitidine 300 mg eenmaal daags (200 mg in Japan) gedurende de eerste 2 weken van vier-weekse cycli (n=42) of ICT (n=44). Het primaire eindpunt van de studie was progressievrije overleving. De mediane PFS was 5,6 maanden in de azacitidinegroep versus 2,8 maanden in de ICT-groep (HR 0,63; p=0,042). Graad 3 of 4 adverse events werden gezien in 76% van de patiënten in de azacitidinegroep en 98% van de patiënten in de ICT-groep. Twee patiënten in de azacitidinegroep en drie patiënten in de ICT-groep overleden aan met de behandeling samenhangende oorzaken.

De onderzoekers concluderen dat azacitidine een behandelingsoptie kan zijn voor patiënten met R/R TFHL.

1.Dupuis J, Bachy E, Morschhauser F et al. Oral azacitidine compared with standard therapy in patients with relapsed or refractory follicular helper T-cell lymphoma (ORACLE): an open-label, randomised, phase 3 study. Lancet Haematol 2024;11:E406-E414

Summary: The multinational phase 3 ORACLE trial found antitumor efficacy and acceptable safety of oral azacitidine for relapsed or refractory follicular helper T-cell lymphoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie van fenotypes van pre-chemotherapie lichaamssamenstelling met mortaliteit in patiënten met epitheliaal ovariumcarcinoom (0)
2024-05-29 12:00   ( Nieuws )
Tags:  EOC HGSOC body composition phenotypes
Dr. Rikki CanniotoEr is weinig inzicht in de associatie tussen lichaamssamenstelling en de mortaliteit onder patiënten met epitheliaal ovariumcarcinoom (EOC) en hooggradig sereus ovariumcarcinoom (HGSOC). Er zijn enige aanwijzingen dat hoge adipositeit geassocieerd is met lagere mortaliteit, maar de impact van spiermassa op deze associatie is niet onderzocht. Een analyse onder deelnemers van de doorlopende prospectieve The Body Composition and Epithelial Ovarian Cancer Survival Study heeft deze impact geïnventariseerd. Dr. Rikki Cannioto (Roswell Park Comprehensive Cancer Center, Buffalo NY) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of the National Cancer Institute.1

De analyse includeerde 500 vrouwen met bekende pre-chemotherapie lichaamssamenstelling-gegevens. De groep met normale skeletal muscle index (SMI) en lage adipositas (referentiegroep) maakte 16,2% van de deelnemers uit, de groep met normale SMI en hoge adipositas 51,2%, de groep met lage SMI en hoge adipositas 15,6%, en de groep met lage SMI en lage adipositas 17,0%. Vergeleken met normaal gewicht was overgewicht/obesitas geassocieerd met verhoogde mortaliteit onder EOC-patiënten (HR 1,51; 95%-bti 1,05-2,19) en HGSOC-patiënten (2,04; 1,29-3,21). Lage SMI gecombineerd met overgewicht/obesitas was eveneens geassocieerd met verhoogde mortaliteit in EOC (HR 1,66; 95%-bti 1,13-2,45) en in HGSOC (1,67; 1,05-2,68), evenals lage SMI met lage adipositas in EOC (1,73; 1,14-2,63) en in HGSOC (2,09; 1,25-3,50).

De onderzoekers concluderen dat de fenotypes overgewicht/obesitas, sarcopenie met overgewicht/obesitas, en sarcopenie met cachexie geassocieerd waren met verhoogde mortaliteit onder patiënten met EOC en HGSOC.

1.Davis EW, Attwood K, Prunier J et al. The association of body composition phenotypes before chemotherapy with epithelial ovarian cancer mortality. J Natl Cancer Inst 2024.djae112

Summary: Analysis among participants of The Body Composition and Epithelial Ovarian Cancer Survival Study found that overweight/obesity, sarcopenia/overweight-obesity, and sarcopenia/cachexia phenotypes were each associated with increased mortality in epithelial ovarian carcinoma and high-grade serous ovarian carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Adenosquameus carcinoom van de long: klinisch-pathologische kenmerken en prognose na R0-resectie (0)
2024-05-28 15:00   ( Nieuws )
Tags:  lung ASC clinicopathological features and prognosis after RO resection
Dr. Tomoyuki HishidaEr is geen duidelijkheid over klinisch-pathologische kenmerken en prognose na R0-resectie van adenosquameus carcinoom (ASC) van de long. Een retrospectieve studie in Japan heeft kenmerken en overleving na R0-resectie van ASC vergeleken met adenocarcinoom (AC) en squameus celcarcinoom (SC). Dr. Tomoyuki Hishida (Keio Universiteit, Tokio) en collega’s publiceren de studie in Clinical Lung Cancer.1

In een Japan-brede multicenter longcarcinoom-database identificeerden de onderzoekers 15.542 patiënten die in 2010 RO-resectie ondergingen voor ASC (n=326), AC (n=11.820) of SC (n=3396). De vijf-jaars recidiefvrije-overlevingspercentages waren slechter in de ASC-groep (44,4%) dan in de AC-groep (73,1%; p<0,001) en in de SC-groep 55,9%; p<0,001). Ook de vijf-jaars overall survival percentages waren slechter in de ASC groep (57,5%) dan in de AC-groep (83,9%; p<0,001) en in de SC-groep (62,3%; p=0,086). Prognostische factoren voor OS van ASC in multivariate analyse waren mannelijk geslacht, p-stadium II-III, en postoperatieve complicaties binnen dertig dagen. Een sensitizerende EGFR-mutatie werd gedetecteerd in 21,5% van de gescreende ASC-patiënten, maar had geen impact op overlevingsuitkomsten. In multivariate en IPTW-gecorrigeerde analyses werd geen positief effect van adjuvante chemotherapie op recidiefvrije overleving en overall survival in ASC gezien.

De onderzoekers concluderen dat long-ASC meer agressief was dan long-AC en long-SC.

1.Hishida T, Okami J, Asamura H et al. Clinicopathological features and survival outcomes of resected lung adenosquamous carcinoma: results from a nationwide Japanese registry data. Clin Lung Cancer 2024.05.010

Summary:  Retrospective analysis of a nationwide Japanese registry found that lung adenosquamous carcinoma was more aggressive and had worse survival outcomes than both lung adenocarcinoma and lung squamous cell carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)