Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Patiënt-specifieke MRD-markers voor vroege detectie van klinisch recidief na HSCT voor myelodysplastisch syndroom (0)
2024-01-18 14:30   ( Nieuws )
Tags:  MDS patient-specific measurable residual disease markers
Dr. Magnus TobiassonPatiënten met klinisch recidief na hematopoïetische stamceltransplantatie (HSCT) voor myelodysplastisch syndroom (MDS) hebben een slechte prognose. Er is behoefte aan een methode voor vroege detectie van recidief. Een prospectieve studie in Denemarken, Finland, Noorwegen, en Zweden heeft patiënt-specifieke markers van meetbare residuele ziekte (MRD) voor vroege detectie van recidief geëvalueerd. Dr. Magnus Tobiasson (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 266 patiënten die HSCT ondergingen. De onderzoekers namen bloed- en beenmergmonsters voor aanvang van de HSCT en op regelmatige tijdstippen tijdens de follow-up tot recidief, overlijden, of twee jaar na de HSCT. Patiënt-specifieke mutaties werden geïdentificeerd met gerichte next-generation sequencing (NGS) en gevolgd met droplet digital polymerase chain reaction (ddPCR).

Het drie-jaars recidiefvrije overlevingspercentage was 59% en het drie-jaars overall survival percentage was 64%. MRD-resultaten waren beschikbaar van 221 patiënten. Recidief werd voorafgegaan door positieve beenmerg-MRD in 42 van 44 recidieven met complete MRD-data, met mediaan 71 dagen (range 23-283). Onder de 137 patiënten die gedurende de gehele observatieperiode in remissie bleven waren 93 consistent MRD-negatief, lieten 39 reversie zien van MRD-positiviteit naar MRD-negativiteit, en waren vijf MRD-positief bij de laatste monstername. De één-jaars recidiefvrije overlevingspercentages na de eerste positieve MRD waren 49%, 39%, en 30% bij afsnijwaarden 0,1% respectievelijk 0,3% en 0,5%. MRD-positiviteit was ook geassocieerd met kortere overall survival.

De onderzoekers concluderen dat geïndividualiseerde MRD-bepaling feasible is en gebruikt kan worden voor vroege detectie van recidief. Positieve MRD is geassocieerd met kortere recidiefvrije overleving en overall survival.

1.Tobiasson M, Pandzic T, Illman J et al. Patient-specific measurable residual disease markers predict outcome in patients with myelodysplastic syndrome and related diseases after hematopoietic stem-cell transplantation. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: A multinational prospective study found that after hematopoietic stem cell transplantation for myelodysplastic syndrome, assessment of individualized measurable residual disease is feasible and can be used for early detection of relapse.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van adjuvante radiotherapie op overleving na chirurgische resectie van stadium III merkelcelcarcinoom (0)
2024-01-18 13:00   ( Nieuws )
Tags:  stage III MCC adjuvant radiotherapy
Dr. Jukes NammAdjuvante radiotherapie (aRT) naar de locatie van de primaire tumor na resectie van stadium I en II merkelcelcarcinoom (MCC) is geassocieerd met verlaagd risico van recidief en verbeterde overleving. Er is geen consensus over de waarde van aRT na resectie van stadium III MCC. Een case-control analyse van gegevens in de National Cancer Database heeft de overlevingsimpact van aRT voor stadium III MCC geïnventariseerd. Dr. Jukes Namm (Loma Linda University, CA) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Surgery.1

In de NCDB over de periode begin 2004 tot eind 2016 identificeerden de onderzoekers 2683 patiënten met chirurgisch geresecteerd stadium III MCC, onder wie 67,1% aRT kreeg en 17,8% additionele aRT naar het lymph node basin. De meeste patiënten (77,7%) kregen geen chemotherapie. Propensity score matching identificeerde 1756 patiënten die al of geen aRT kregen. De mediane OS in de groep met aRT was 60,6 maanden (range 46,6-74,5) vergeleken met 38,7 maanden (33,7-43,8) in de groep zonder aRT (p<0,001). Additonele aRT naar de lymfeklierenwas niet geassocieerd met overlevingsvoordeel.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met geresecteerd stadium III MCC aRT geassocieerd was met betere OS. Het gebrek aan consensus op dit punt valt waarschijnlijk te verklaren uit heterogene patiëntpopulaties in eerdere studies.

1.Pairawan SS, Dominguez CE, Solomona N et al. Adjuvant radiotherapy for surgically resected stage III Merkel cell carcinoma. JAMA Surg 2024;2023.7016

Summary: A case-control analysis using the National Cancer Database found that among patients with resected stage III Merkel cell carcinoma, adjuvant radiotherapy resulted in improved overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde studie van toevoegen van toripalimab aan perioperatieve chemotherapie voor resectabel NSCLC (0)
2024-01-17 16:00   ( Nieuws )
Tags:  Neotorch randomized trial resectable NSCLC perioperative toripalimab plus chemotherapy
Prof. Shun LuNeoadjuvante en adjuvante immuuntherapie heeft de uitkomsten van vroeg-stadium niet-kleincellig longcarcinoom verbeterd. Er is echter nog geen duidelijkheid over de optimale combinatie van checkpointremming met chemotherapie. De gerandomiseerde Neotorch studie, in 50 centra in China, heeft toevoegen van toripalimab aan perioperatieve chemotherapie voor vroeg-stadium resectabel NSCLC geëvalueerd. Prof. Shun Lu (Shanghai Jiao Tong Universiteit) en collega’s publiceren een interimanalyse van de studie in JAMA.1




Neotorch includeerde patiënten met stadium II of III resectabel NSCLC (zonder EGFR- of ALK-veranderingen in niet-squameus NSCLC), die 1:1 werden gerandomiseerd naar toripalimab (240 mg) of placebo elke drie weken in combinatie met drie cycli platina-gebaseerde chemotherapie voorafgaand aan de chirurgie en één cyclus na de chirurgie, gevolgd door toripalimab (240 mg) of placebo iedere drie weken gedurende ten hoogste drie cycli. Primaire uitkomsten van de studie waren gebeurtenisvrije overleving (beoordeeld door lokale onderzoekers) en majeure pathologische respons (centraal geblindeerd beoordeeld).

Neotorch randomiseerde 501 patiënten: 404 met stadium III ziekte; 202 in de toripalimabgroep en 202 in de placebogroep. De 97 patiënten met stadium II ziekte werden uit de nu gepubliceerde interimanalyse geëxcludeerd. De mediane leeftijd van de stadium III patiënten was 62 jaar (IQR 56-65); 92% van de patiënten waren mannen; en de mediane follow-up was 18,3 maanden. De mediane EFS werd niet bereikt in de toripalimabgroep (95%-bti 24,4 maanden –NR) en was 15,1 maanden in de placebogroep (10,6-21,9), voor een HR 0,40 (p<0,001). De MPR was 48,5% in de toripalimabgroep (95%-bti 41,4-55,6) en was 8,4% in de placebogroep (5,0-13,1) voor een tussengroep-verschil van 40,2% (p<0,001). Pathologisch complete respons werd gezien in 24,8% versus 1,0%. Immuungerelateerde bijwerkingen waren meer frequent in de toripalimabgroep. Incidentie van graad 3 of hoger, graad 5, of tot discontinuering van de behandeling leidende bijwerkingen waren niet significant verschillend tussen de groepen. Er waren geen onverwachte toxiciteiten.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met resectabel stadium III NSCLC toevoeging van toripalimab aan perioperatieve chemotherapie resulteerde in significante verbetering van de EFS en de MPR, met een manageable veiligheidsprofiel.

1.Lu S, Zhang W, Wu L et al. Perioperative toripalimab plus chemotherapy for patients with resectable non-small cell lung cancer. The Neotorch randomized clinical trial. JAMA 2024;331:201-211

Summary: The randomized Neotorch trial, at 50 centers in China, found that among patients with stage III resectable NSCLC the addition of toripalimab to perioperative chemotherapy led to a significant improvement in event-free survival, with a manageable safety profile.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prospectieve studie van autologe dendritische celtherapie voor maligne gliomen (0)
2024-01-17 14:30   ( Nieuws )
Tags:  malignant gliomas autologous dendritic cell therapy
Dr. Artemii RyndaPatiënten met maligne gliomen hebben een slechte prognose. Een prospectieve cohortstudie in het Russisch Neurochirurgisch Instituut A.L. Polenov (Sint Petersburg) heeft toevoeging van autologe dendritische celtherapie aan standaard-behandeling voor glioblastoom geëvalueerd. Dr. Artemii Yurevich Rynda en collega’s publiceren de studie in het Journal of Neuro-Oncology.1

De studie includeerde 91 patiënten die chirurgie, radiotherapie en chemotherapie kregen voor morfologisch bevestigd glioblastoom. Eenenveertig patiënten kregen bovendien autologe dendritische celtherapie, terwijl de overige vijftig patiënten de controlegroep vormden. De mediane recidiefvrije overleving was 13,8 maanden (95%-bti 1-20) in de groep met dendritische celtherapie versus 7,9 maanden (1-12) in de controlegroep (p=0,003). De mediane overall survival was 21,7 maanden (95%-bti 4-37) in de groep met dendritische celtherapie versus 15,8 maanden (3-22) in de controlegroep (p=0,002).

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van dendritische celtherapie aan standaard-behandeling voor glioblastoom resulteerde in verbetering van de overlevingsuitkomsten.

1.Rynda AY, Rostovthev DM, Zabrodskaya YM, Olyushin VE. Immunotherapy with autologous dendritic cells in the complex treatment of malignant gliomas – results. J Neuro-Oncol 2024-04559-1

Summary: A prospective cohort study at Polenov Russian Neurosurgical Institute (St. Petersburg) found that among patients with malignant gliomas, addition of autologous dendritic cell therapy to standard treatment was associated with improved relapse-free and overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Overall survival analyse van CLEAR-studie: eerstelijns lenvatinib plus pembrolizumab versus sunitinib voor aRCC (0)
2024-01-17 13:00   ( Nieuws )
Tags:  CLEAR trial advanced renal cell carcinoma
Prof. Robert MotzerDe multinationale fase 3-studie CLEAR randomiseerde patiënten met nier-eerder behandeld gevorderd niercelcarcinoom (aRCC) naar oraal lenvatinib 20 mg eenmaal daags plus intraveneus pembrolizumab 200 mg iedere drie weken (LEN + PEMBRO; n=355) of oraal sunitinib 50 mg eenmaal daags gedurende de eerste vier weken van zes-weekse cycli (SUN; n=357). In 2021 werd de primaire analyse gepubliceerd, die liet zien dat met mediaan 26,6 maanden follow-up de progressievrije overleving en overall survival significant langer waren met LEN + PEMBRO dan met SUN. Prof. Robert Motzer (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology de vooraf-gespecificeerde finale analyse van de OS in de studie.1

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 4 jaar. De figuur laat de overlevingsuitkomsten en de respons zien. De mediane OS was 53,7 maanden met LEN + PEMBRO versus 54,3 maanden met SUN (HR 0,79; p=0,024), met een verschil tussen de armen dat na twee jaar bijna 11% en na drie jaar ruim 6% bedroeg. De update van de PFS liet mediane PFS 23,9% met LEN + PEMBRO zien versus 9,2 maanden met SUN (HR 0,47; p<0,0001). Objectieve respons werd gezien in 71,3% van de patiënten met LEN + PEMBRO versus 36,7% van de patiënten met SUN (RR 1,94; 95%-bti 1,67-2,26) met mediane duur van respons 26,7 maanden met LEN + PEMBRO en 14,7 maanden met SUN (HR 0,57; 95%-bti 0,43-0,76). Behandelings-gerelateerde adverse events werden gezien in meer dan 90% van de patiënten in beide armen.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met niet-eerder behandeld aRCC, LEN + PEMBRO resulteerde in consistent duurzaam profijt met een manageable veiligheidsprofiel.

1.Motzer RJ, Porta C, Eto M et al. Lenvatinib plus pembrolizumab versus sunitinib in first-line treatment of advanced renal cell carcinoma: final prespecified overall survival analysis of CLEAR, a phase III study. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Final survival analysis of the CLEAR trial found that the combination of lenvatinib and pembrolizumab achieved consistent, durable benefit with a manageable safety profile in treatment-naïve patients with advanced renal cell carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale gerandomiseerde fase 2-studie van neoadjuvant FOLFIRINOX versus upfront chirurgie voor resectabel PDAC (0)
2024-01-16 16:00   ( Nieuws )
Tags:  NORPACT-1 trial resectable pancreatic head cancer
Prof. Knut LaboriNa resectie van pancreas ductaal adenocarcinoom (PDAC) is adjuvant FOLFIRINOX vergeleken met andere chemotherapie-regimes geassocieerd met verbetering van de overall survival. De gerandomiseerde fase 2-studie NORPACT-1, in twaalf centra in Denemarken, Finland, Noorwegen, en Zweden heeft uitkomsten na neoadjuvant FOLFIRINOX gevolgd door chirurgie en adjuvante chemotherapie vergeleken met uitkomsten na upfront chirurgie gevolgd door adjuvante chemotherapie. Prof. Knut Labori (Universiteit van Oslo) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Gastroenterology & Hepatology.1

NORPACT-1 includeerde volwassen patiënten met een WHO performance status 0 of 1, met resectabele tumoren van de pancreaskop die op basis van radiologie werden beoordeeld als PDAC. De patiënten werden gerandomiseerd naar de neoadjuvante groep of de upfront-chirurgiegroep. Adjuvante chemotherapie was aanvankelijk gemcitabine-capecitabine, en na een protocolwijziging FOLFIRINOX. Het primaire eindpunt van de studie was overall survival na achttien maanden.

De neoadjuvante groep telde 77 patiënten en de upfront-chirurgiegroep 63. In de ITT-populatie bedroeg het percentage patiënten die na achttien maanden nog in leven waren 60% in de neoadjuvante groep versus 73% in de upfront-chirurgiegroep (p=0,032), met mediane OS 25,1 maanden versus 38,5 maanden (HR 1,52; p=0,050). In de per-protocol populatie bedroeg het percentage na achttien maanden overlevende patiënten 57% in de neoadjuvante groep versus 70% in de upfront-chirurgiegroep (p=0,14), met mediane OS 23,0 maanden versus 34,4 maanden (HR 1,46; p=0,058). Tenminste één graad 3 of hoger treatment-related adverse event werd gezien in 58% van de patiënten in de neoadjuvante groep en 40% van de patiënten in de upfront-chirurgiegroep.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met resectabel PDAC, neoadjuvant FOLFIRINOX vergeleken met upfront chirurgie niet resulteerde in betere overleving.

Summary: The randomized phase 2 NORPACT-1 trial in Denmark, Finland, Norway, and Sweden found that among patients with resectable PDAC, neoadjuvant FOLFIRINOX followed by surgery and adjuvant chemotherapy resulted in a trend of worse overall survival when compared with upfront surgery followed by adjuvant chemotherapy.







  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter retrospectief overzicht van vitiligo-achtige lesies in patiënten met CDK4/6-remmer behandeld mammacarcinoom (0)
2024-01-16 14:30   ( Nieuws )
Tags:  CDK4 6-inhibitors for breast cancer VLL
Prof. Bernice kwongCDK4/6-remmers kunnen de oncologische uitkomsten van patiënten met metastatisch mammacarcinoom (mBC) verbeteren, maar zijn ook geassocieerd met cutane bijwerkingen.Vitiligo-achtige lesies (VLLs) kunnen de kwaliteit van leven van de patiënten negatief beïnvloeden. Een retrospectief overzicht van tien patiënten van vijf centra in de Verenigde Staten en Frankrijk heeft klinische kenmerken van VLLs in patiënten met CDK4/6 behandeld mBC geïnventariseerd. Prof. Bernice Kwong (Stanford University, Palo Alto CA) en collega’s publiceren het overzicht in Breast Cancer Research and Treatment.1


De mediane leeftijd van de patiënten was 55 jaar (range 37-86). De mediane progressievrije overleving was 24 maanden in vijf patiënten. De mediane tijd tot het ontstaan van de VLLs was 10 maanden. Aan zonlicht blootgestelde lichaamsoppervlakken zoals armen en gezicht waren het meest aangedaan. Op de huid gerichte behandelingen zoals topische therapie, laser, en fototherapie hadden slechts gering succes. In één patiënt werd met ruxolitinib creme milde repigmentatie bereikt. VLLs leidden in één patiënt tot discontinuering van de CDK4/6-behandeling. De patiënten worden verder gevolgd voor een associatie tussen ontwikkeling van VLLs en overlevingsuitkomsten.

De onderzoekers concluderen dat topisch rituximab een potentiële behandeling voor VLLs in CDK4/6-behandeld mBC zou kunnen zijn. Er kunnen nog geen conclusies getrokken worden over een associatie tussen VLLs en overlevingsuitkomsten.

1.Bang AS, Fay CJ, LeBoeuf NR et al. Multi-center retrospective review of vitiligo-like lesions in breast cancer patients treated wit cyclin-dependent kinase 4 and 6 inhibitors. Breast Cancer Res Treat 2024; epub ahead of print

Summary: A multicenter retrospective review describes clinical characteristics of vitiligo-like lesions in patients receiving CDK4/6-inhibitors for metastatic breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van presentatie en uitkomsten van pediatrisch craniofaryngeoom (0)
2024-01-16 13:00   ( Nieuws )
Tags:  pediatric craniopharygioma presentation and outcomes
Prof. Guftar ShaikhCraniofaryngeomen kunnen agressief zijn en leiden tot significante morbiditeit. Er zijn geen bekende voorspellende factoren voor incidentie en uitkomsten. Een retrospectieve studie van het Royal Hospital for Children Glasgow (Schotland) heeft presentatie en uitkomsten van pediatrisch craniofaryngeoom geïnventariseerd. Prof. Guftar Shaikh en collega’s publiceren de studie in het Journal of Neuro-Oncology.1

Tussen begin 1995 en eind 2021 werden in het ziekenhuis in Glasgow 21 kinderen met craniofaryngeoom behandeld. De meest frequente symptomen bij presentatie waren hoofdpijn (81% van de patiënten), visuele stoornis (62%), braken (43%), en groeistoornis (33%). Zeventien patiënten (81%) ondergingen hydrocefalus en/of resectiechirurgie binnen drie maanden na de diagnose, gewoonlijk in de eerste twee weken (62%). Subtotale resectie werd uitgevoerd in 71% van de patiënten, en de mediane tijd tussen achtereenvolgende resecties wegen recidief was 4 jaar.De BMI standaarddeviatiescore was na vijf jaar follow-up significant toegenomen (p=0,021), met obesitas (BMI > +2 SD) in 43%. Hypopituïarisme werd gezien in 27% van de patiënten voor aanvang van de chirurgie en in 88% van de patiënten na de chirurgie. Vijf patiënten (24%) overleden, met een mediane tijd tussen diagnose en overlijden van 9 jaar.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met pediatrisch craniofaryngeoom comorbiditeiten zoals obesitas frequent voorkomen, en dat het mortaliteitsrisico in het Schotse cohort 25% bedroeg.

1.Kuah ZYC, Lucas-Herald AK. McCarrison S et al. Presentation and outcomes of paediatric craniopharyngioma in the west of Scotland: a 25 year experience. J Neuro-Oncol 2024-04490-5

Summary: A retrospective review of pediatric craniopharyngioma patients treated at the Royal Hospital for Children Glasgow (Scotland) found that postoperative comorbidities such as obesity are difficult to manage and mortality risk can be up to 25%.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)