Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Retrospectieve real-world vergelijking van atezolizumab en durvalumab voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (0)
2024-10-26 12:00   ( Nieuws )
Tags:  ES-SCLC atezolizumab versus durvalumab
Dr. Megan VinceDe behandelingen van eerste keus voor niet-eerder behandeld extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) zijn combinaties van chemotherapie en immuuntherapie.Een retrospectieve real-world studie van Moffitt Cancer Center (Tampa, Florida) heeft uitkomsten van eerstelijns atezolizumab plus chemotherapie voor ES-SCLC vergeleken met uitkomsten van durvalumab plus chemotherapie. Dr. Megan Vince en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde ES-SCLC patiënten die tussen oktober 2018 en juni 2023 bij Moffitt eerstelijns platina-doublet chemotherapie kregen met hetzij durvalumab (n=55) of atezolizumab (n=46). Het primaire eindpunt was overall survival. De mediane OS was 14,7 maanden in de durvalumabgroep versus 11,6 maanden in de atezolizumabgroep (HR 0,59; p=0,020). Er was geen statistisch significant verschil in progressievrije overleving tussen de twee groepen (6,3 versus 5,9 maanden; p=0,344). Atezolizumab was geassocieerd met een numeriek hogere incidentie van immuun-gerelateerde adverse events (47,8% versus 32,7%; p=0,157) en hospitalisatie voor deze gebeurtenissen (36,4% versus 16,7%; p=0,204).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met niet-eerder behandeld ES-SCLC durvalumab plus chemotherapie geassocieerd was met betere OS dan atezolizumab plus chemotherapie.

1.Vince M, Hussnain Naqvi SM, Pellini B et al. Real-world comparison of the efficacy and safety of atezolizumab versus durvalumab in extensive-stage small cell lung cancer. Lung Cancer 2024-00533-6

Summary: A real-world retrospective study found that first-line durvalumab plus chemotherapy was associated with improved overall survival in patients with ES-SCLC as compared with first-line atezolizumab plus chemotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van atezolizumab plus gerichte therapie voor anaplastisch schildkliercarcinoom (0)
2024-10-25 15:00   ( Nieuws )
Tags:  ATC atezolizumab plus targeted therapy
Dr. Maria CabanillasPatiënten met anaplastisch schildkliercarcinoom (ATC) hebben een slechte prognose. Een niet-gerandomiseerde fase 2-studie van MD Anderson Cancer Center (Houston TX) heeft de combinatie van atezolizumab met gerichte therapie voor ATC geëvalueerd. Dr. Maria Cabanillas en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 43 ATC-patiënten in drie cohorten op basis van hun driver-mutatie. Patiënten in cohort 1 hadden BRAF-V600E gemuteerde tumoren; deze patiënten kregen atezolizumab plus vemurafenib en cobimetinib. Patiënten in cohort 2 hadden tumoren met NRAS- of NF1/2-mutaties; deze patiënten kregen atezolizumab plus cobimetinib. Patiënten in cohort 3 hadden geen van deze varianten; deze patiënten kregen atezolizumab plus bevacizumab. Het primaire eindpunt van de studie was overall survival, die werd vergeleken met een historische mediane OS van 5 maanden.

Onder de 42 patiënten die in de primaire analyse werden opgenomen was de mediane OS 19 maanden (95%-bti 7,79-43,24). De figuur toont de OS en PFS in de drie afzonderlijke cohorten. De mediane OS in cohort 1 was 43 maanden (95%-bti 16-NE); de mediane OS in cohort 2 was 8,7 maanden (5,1-37,0), en de mediane OS in cohort 3 was 6,21 maanden (4,1-NE). De mediane progressievrije overleving in de drie cohorten was 13,9 maanden (95%-bti 6,6-64,1); 4,8 maanden (1,8-14,7); en 1,3 maanden (1,3-NE).

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van atezolizumab en gerichte therapie resulteerde in langere mediane OS dan wat is gerapporteerd voor historische controles, waarmee het primaire eindpunt van de studie bereikt werd.

1.Cabanillas ME, Dadu R, Ferranotto R et al. Anti-programmed death ligand 1 plus targeted therapy in anaplastic thyroid carcinoma. A nonrandomized clinical trial. JAMA Oncol 2024.4729

Summary: A phase 2 trial at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that atezolizumb combined with genetically matched targeted therapy resulted in longer median overall survival than what was seen in historical controls.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prognostische factoren in beperkt-stadium kleincellig longcarcinoom: secundaire analyse van RTOG 0538 (0)
2024-10-25 13:30   ( Nieuws )
Tags:  LS-SCLC prognostic factors
Dr. Michael FarrisEr is geen duidelijkheid over de impact van patiënt-gerelateerde, ziekte-gerelateerde, en sociale factoren op uitkomsten van patiënten met beperkt-stadium kleincellig longcarcinoom (LS-SCLC). Een post hoc analyse van de gerandomiseerde RTOG 0538 studie heeft deze impact onderzocht. Dr. Michael Farris (Wake Forest Medical University, Winston Salem NC) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

RTOG 0538 includeerde 638 volwassen LS-SCLC patiënten van 186 centra; de patiënten werden gerandomiseerd naar radiotherapie tweemaal daags (45 Gy over drie weken; n=313) of eenmaal daags (70 Gy over zeven weken; n=325). De nu gepubliceerde analyse includeerde 507 patiënten (51,3% vrouwen; gemiddelde leeftijd 62,6 ± 7,9 jaar). Vrouwelijk geslacht was geassocieerd met betere overall survival (HR 0,73; p=0,006) terwijl leeftijd hoger dan 69 jaar geassocieerd was met slechtere OS (HR 1,50; p=0,04); geslacht en leeftijd waren niet geassocieerd met progressievrije overleving. Vergeleken met patiënten met N1-ziekte hadden patiënten met N2-ziekte slechtere OS (HR 1,64; p=0,002) en PFS (HR 1,36; p=0,04) hetgeen ook het geval was voor patiënten met N3-ziekte (OS: HR 2,03; p<0,001 en PFS: HR1,63; p= 0,004). Vergeleken met stadium II-ziekte was de OS slechter onder patiënten met stadium IIIA-ziekte (HR 1,65; p=0,004) en stadium IIIB-ziekte (HR 1,94; p<0,001). Vergeleken met behandeling in een hoog-volume centrum was behandeling in een laag- of intermediair-volume centrum geassocieerd met slechtere PFS (HR 1,94; p<0,001 respectievelijk 1,44; p=0,002) en slechtere OS (HR 1,55; p=0,03) respectievelijk 1,33; p=0,02).

De onderzoekers concluderen dat vrouwen en patiënten jonger dan 70 jaar betere OS hadden, terwijl gevorderd stadium ziekte en behandeling in een niet-hoog volume centrum geassocieerd waren met slechtere uitkomsten.

1.Farris MK, Mix MD, Wang X et al. Prognostic factors in limited-stage small cell lung cancer. A secondary analysis of CALGB 30610-RTOG 0538. JAMA Network Open 2024;7:e2440673

Summary: Secondary analysis of the randomized RTOG 0538 trial found that among patients with limited-stage small cell lung cancer, female sex and being younger than 70 years were associated with improved survival, whereas advanced nodal stage and treatment at low- or middle-volume centers were associated with worse outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Comorbide depressie in patiënten met hoofd-halscarcinoom vergeleken met patiënten met andere maligniteiten (0)
2024-10-25 12:00   ( Nieuws )
Tags:  HNC versus onther cancers comorbid depression
Dr. Michelle ChenDepressie is meer prevalent onder patiënten met maligniteiten dan in de algemene bevolking. Een retrospectieve cohortstudie op basis van bevolkings-gebaseerde gegevens van volwassen patiënten met maligniteiten heeft de prevalentie van comorbide depressie onder patiënten met hoofd-halscarcinoom (HNC) vergeleken met de prevalentie onder patiënten met andere maligniteiten. Dr. Michelle Chen (Stanford University School of Medicine, Palo Alto CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Otolaryngology – Head & Neck Surgery.1

De studie is gebaseerd op gegevens van volwassen patiënten met maligniteiten die deelnamen aan de 2019 National Health Interview Survey en de Personal Health Questionnaire-8 (PHQ-8) hadden beantwoord. In een gewogen cohort van 23.496.725 patiënten (ongewogen 3817) waren er 377.080 met een HNC-diagnose (ongewogen 56; 1,5%). De prevalentie van milde, matige, of ernstige depressie was 40,1% onder HNC-patiënten en 22,3% onder patiënten met andere maligniteiten. Vergeleken met de patiënten met andere maligniteiten hadden HNC-patiënten vergelijkbare waarschijnlijkheid van positieve screening op angst/ongerustheid, gebruiken van medicatie voor depressie, en rapporteren dat ze nooit depressieve gevoelens hadden. In multivariate analyse was HNC vergeleken met andere maligniteiten geassocieerd met verhoogde waarschijnlijkheid van depressie (OR 2,94; 95%-bti 1,39-6,22). Andere factoren die geassocieerd waren met depressie waren ongehuwd zijn of niet-samenwonen met een partner (OR 1,94; 95%-bti 1,55-2,43) en angst/ongerustheid (23,14; 17,62-30,37).

De onderzoekers concluderen dat HNC-patiënten in vergelijking met patiënten met andere maligniteiten een bijna driemaal hogere waarschijnlijkheid hebben van positief screenen op een gevalideerde depressietest, ondanks vergelijkbare zelf-gerapporteerde depressie en gebruik van antidepressie-medicatie.

1.Martinez MC, Finegersh A, Baik FM et al. Comorbid depression in patients with head and neck cancer compared with other cancers. JAMA Otolaryngol Head Neck Surg 2024.3233

Summary: A population-based cohort study in the USA found that patients with head and neck cancer were more than twice as likely to screen positive for depression on a validated survey than those with other cancers, despite having similar rates of self-reported depression and depression medication use.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van multigenen-signatuur voor individualiseren van adjuvante chemotherapie voor TNBC (0)
2024-10-24 15:00   ( Nieuws )
Tags:  triple-negative breast cancer
Prof. Zhi-Ming ShaoTriple-negatief mammacarcinoom (TNBC) is geassocieerd met hoog risico van vroeg recidief. Adjuvante anthracycline/taxaan-gebaseerde chemotherapie is een standaard-behandeling voor vroeg-stadium TNBC, maar in 20% tot 40% van de patiënten wordt recidief gezien. In eerdere studies is gezien dat een signatuur van drie mRNAs en twee lncRNAs TNBC-patiënten met hoog risico van recidief kan onderscheiden van patiënten met laag risico van recidief. Een fase 3-studie in zeven centra in China heeft de uitkomsten van aanpassing van de adjuvante chemotherapie aan de hand van het signatuur geïnventariseerd. Prof. Zhi-Ming Shao (Fudan Universiteit, Shanghai) en collega’s publiceren de studie in BMJ.1

De studie includeerde vrouwen in de leeftijd van achttien tot zeventig jaar die chirurgie voor TNBC hadden ondergaan. Vrouwen die volgens het signatuur een hoog risico van recidief hadden werden 1:1 gerandomiseerd naar intensieve chemotherapie (vier cycli docetaxel-epirubicine- cyclofosfamide gevolgd door vier cycli gemcitabine-cisplatine; arm A; n=166) of standaard-chemotherapie (vier cycli epirubicine-cyclofosfamide gevolgd door vier cycli docetaxel; arm B; n=170). Vrouwen met een volgens het signatuur laag risico van recidief (arm C; n-168) kregen dezelfde adjuvante chemotherapie als in arm B. Het primaire eindpunt van de studie was ziektevrije overleving (DFS) in arm A versus arm B.

Onder de 504 gerecruteerde patiënten kregen 498 de geplande behandeling. De mediane follow-up was 45,1 maanden. De figuur toont de belangrijkste resultaten van de studie. Het drie-jaars DFS-percentage was 90,9% in arm A versus 80,6% in arm B (HR 0,51; p=0,03). Het drie-jaars recidiefvrije overlevings (RFS)-percentage was 92,6% in arm A versus 83,2% in arm B (HR 0,50; p=0,04). Het drie-jaars overall survival (OS)-percentage was 98,2% in arm A en 91,3% in arm B (HR 0,58; p=0,27). De uitkomsten in arm C waren ondanks hetzelfde chemotherapie-regime significant beter dan die in arm B (DFS: HR 0,57; p=0,04; RFS: HR 0,42; p=0,007; OS HR 0,14; p=0,002). De incidentie van graad 3 of 4 treatment-related adverse events was 64% in arm A, 51% in arm B, en 54% in arm C. Er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat het multigenen-signatuur in staat was TNBC-patiënten die intensieve adjuvante chemotherapie nodig hadden te onderscheiden van patiënten die voldoende profijt hadden van standaard adjuvante chemotherapie.

1.He M, Jiang Y-Z, Gong Y et al. Intensive chemotherapy versus standard chemotherapy among patients with high-risk, operable, triple negative breast cancer based on integrated mRNA-lncRNA signature (BCTOP-T-A01): randomised, multicentre, phase 3 trial. BMJ 2024-079603

Summary: A multicenter phase 3 trial in China found that a multigene signature (3 mRNAs and 2 lncRNAs) had the potential for tailoring adjuvant chemotherapy after surgery for TNBC. Intensive chemotherapy regimens significantly improved disease-free survival with manageable toxicity in women with high-risk disease.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van trastuzumab duocarmazine voor eerder-behandeld HER2-positief gevorderd mammacarcinoom (0)
2024-10-24 13:30   ( Nieuws )
Tags:  TULIP trial HER2-positive aBC T-Duo
Prof. Nicholas TurnerHER2-gerichte therapie is standaard-behandeling voor HER2-positief mammacarcinoom, maar de meeste patiënten ontwikkelen progressieve ziekte. Trastuzumab duocarmazine (T-Duo) is een derde-generatie HER2-gericht antibody-drug conjugate met werkzaamheid en acceptabele veiligheid in fase 1-studies van zwaar-voorbehandelde patiënten met HER2-positief of HER2-laag mammacarcinoom. De multinationale fase 3-studie TULIP vergeleek T-Duo met physician’s choice (PC) voor niet-resectabel lokaal-gevorderd of metastatisch mammacarcinoom na tenminste twee eerdere HER2-gerichte behandelingen of na trastuzumab emtansine. Prof. Nicholas Turner (Royal Marsden Hospital, London UK) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 437 patiënten die gerandomiseerd werden naar T-Duo (n=291) of PC 9n=146). De mediane leeftijd was 56,0 jaar (range 24-86); de meeste patiënten (93,6%) hadden metastatische ziekte. De mediane tijd tussen de diagnose gevorderde ziekte en inclusie in TULIP was 3,5 jaar; het mediane aantal eerdere HER2-gerichte lijnen van behandeling in de gevorderde setting was drie. De mediane PFS was 7,0 maanden met T-Duo versus 4,9 maanden met PC (HR 0,64; p=0,002); dit PFS-profijt werd gezien in de meeste vooraf-gedefinieerde subgroepen. De eerste analyse van de overall survival liet een mediane OS zien van 20,4 maanden met T-Duo en 16,3 maanden met PC (p=0,153). Graad 3 of hoger treatment-emergent adverse events werden gerapporteerd voor 52,8% van de T-Duo patiënten met 48,2% van de PC-patiënten. Oog-toxiciteit resulteerde in een hoger discontinueringspercentage in de T-Duo groep dan in de PC-groep.

De onderzoekers concluderen dat T-Duo het risico van progressie onder eerder-behandelde patiënten met gevorderd HER2-positief mammacarcinoom significant verlaagde.

1.Turner N, Saura C, Aftimos P et al. Trastuzumab duocarmazine in pretreated human epidermal growth factor receptor 2-positive advanced or metastatic breast cancer: an open-label, randomized, phase III trial (TULIP). J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 3 TULIP trial found that trastuzumab duocarmazine significantly reduced the risk of progression in patients with advanced HER2-positive breast cancer who have progressed during or after 2 or more HER2-targeted therapies or after trastuzumab emtansine. Tolerability of trastuzumab duocarmazine was affected by prevalent ocular toxicity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Modelstudie van lange-termijn uitkomsten met PSMA-PET imaging voor biochemisch recidiverend prostaatcarcinoom (0)
2024-10-24 12:00   ( Nieuws )
Tags:  BCR PSMA-PET imaging
Dr. Michael LeapmanProstate-specific membrane antigen positron emission tomography (PSMA-PET) heeft verbeterde sensitiviteit en specificiteit laten zien vergeleken met conventionele imaging voor de detectie van biochemisch recidiverend prostaatcarcinoom (BCR). Een modelstudie op basis van gegevens in de literatuur en een retrospectieve cohortstudie in twee centra heeft de lange-termijn uitkomsten met PSMA-PET voor BCR geïnventariseerd. Dr. Michael Leapman (Yale School of Medicine, New Haven CT) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie simuleerde uitkomsten van patiënten met BCR na initiële definitieve lokale therapie, die hetzij onmiddellijke PSMA-PET imaging ondergingen, of conventionele imaging (computed tomography plus botscan; CTBS) gevolgd door PSMA-PET als de CTBS-resultaten negatief of niet duidelijk waren, of alleen CTBS. De uitkomsten waren detectie van metastasen, overlijden aan prostaatcarcinoom, en gewonnen levensjaren en kwaliteit-gecorrigeerde levensjaren (QALYs).

Het model berekende dat per 1000 gesimuleerde patiënten met BCR (aangenomen mediane leeftijd 66 jaar), PSMA-PET resulteerde in 611 (95% onzekerheidsinterval 565-656) diagnosen van metastasen, vergeleken met 630 (586-675) met CTBS gevolgd door PSMA-PET en 297 (202-410) met alleen CTBS. Het aantal aan patiënten die aan prostaatcarcinoom overlijden werd geschat op 512 per 1000 gesimuleerde patiënten (95%-UI 472-552) met PSMA-PET, 520 (480-599) met CTBS gevolgd door PSMA-PET, en 587 met alleen CTBS. PSMA-PET imaging resulteerde per 1000 patiënten in 824 meer QALYs (95%-UI 698-885) dan alleen CTBS. Deze resultaten verschilden per PSA-niveau op het moment van testen, en waren gevoelig voor verwacht profijt van vroegere start van therapie voor BCR.

De onderzoekers concluderen dat de modelstudie suggereert dat upfront PSMA-PET imaging voor de evaluatie van BCR resulteert in verlaging van de mortaliteit en winst van levensjaren en QALYs, vergeleken met conventionele imaging.

1.Kunst N, Long JB, Westvold S et al. Long-term outcomes of prostate-specific membrane antigen-PET imaging of recurrent prostate cancer. JAMA Network Open 2024;7;e2440591

Summary: A modeling study found that upfront PSMA-PET imaging for the evaluation of biochemically recurrent prostate cancer is expected to be associated with reduced cancer mortality and gains in life-years and QALYs compared with the conventional imaging strategy, assuming modest benefits of earlier detection and treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Deense bevolkings-gebaseerde cohortstudie van risico van type 2 diabetes na een diagnose mammacarcinoom (0)
2024-10-23 15:00   ( Nieuws )
Tags:  BC survivors T2D risk
Kasper KjaergaardStudies van het risico van type 2 diabetes (T2D) in overlevers van mammacarcinoom (BC) hebben geen duidelijke resultaten opgeleverd. Een bevolkings-gebaseerde cohortstudie in Denemarken heeft dit risico geïnventariseerd. PhD-student Kasper Kjaergaard (Universiteit van Aarhus) en collega’s publiceren de studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

De studie includeerde 74.526 vrouwen die tussen begin 1996 en eind 2021 in Denemarken een diagnose BC kregen na de leeftijd 29 jaar, en een voor leeftijd en woonregio gematcht controlecohort van vijf BC-vrije vrouwen voor elke BC-patiënt (n=372.630). De beide cohorten werden gevolgd tot T2D-diagnose, emigratie, overlijden, of eind 2022. De vijf-jaars cumulatieve incidentie van T2D was 3,8% (95%-bti 3,7-3,9) in het BC-cohort en 3,3% (3,3-3,4) in het controlecohort. De T2D-risicoverhoging onder de BC-patiënten nam af in de loop van de tijd, van 1,20 (95%-bti1,15-1,25) tijdens de eerste vijf jaar na de BC-diagnose tot 1,09 (1,05-1,12) tijdens de eerste vijftien jaar na de diagnose. Adjuvante endocriene therapie (aHR 1,14; 95%-bti 1,10-1,19), aromataseremmers (1,25; 1,18-1,32), en in mindere mate tamoxifen (1,05; 0,99-1,11) waren geassocieerd met verhoogd vijf-jaars risico van T2D in BC-patiënten versus controlepersonen. Binnen de groep BC-patiënten waren chemotherapie (aHR 1,10; 95%-bti 1,03-1,17), rechtszijdige radiotherapie (1,18; 1,09-1,27), en linkszijdige radiotherapie (1,24; 1,15-1,33) geassocieerd met verhoogd risico van T2D.

De onderzoekers concluderen dat het T2D-risico onder vrouwen na een diagnose BC verhoogd is.De risicoverhoging neemt af in de tijd en wordt beïnvloed door het type behandeling.

1.Kjaergaard KA, Kousholt A, Thomsen RW et al. Risk of type-2-diabetes after breast cancer treatment: a population-based cohort study in Denmark. J Natl Cancer Inst 2024.djae261

Summary: A population-based cohort study in Denmark found that survivors of breast cancer have an excess risk of type 2 diabetes, though of lower magnitude than previously reported. The excess risk was temporary and related to breast cancer treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)