Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Straling-geassocieerde secundaire maligniteiten in patiënten met mammacarcinoom en kiemlijn TP53-varianten (0)
2024-09-13 15:00   ( Nieuws )
Tags:  patients with breast cancer harboring TP53 germline variants RT-associated secondary cancer
Dr. Lior BraunsteinPatiënten met mammacarcinoom en TP53-kiemlijnvarianten zouden een verhoogd risico kunnen hebben van radiotherapie (RT)-geassocieerde secundaire maligniteiten, maar de mate van risicoverhoging is niet bekend. Een retrospectieve analyse van prospectief-bijgehouden databases van twee centra in de Verenigde Staten heeft het risico van sarcoom na RT in deze patiënten geëvalueerd. Dr. Lior Braunstein (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Oncology.1

De onderzoekers identificeerden 91 mammacarcinoompatiënten met waarschijnlijk pathogene TP53 –kiemlijnvarianten (PV) of TP53-kiemlijnvarianten van onbekende significantie (VUS). Veertig patiënten kregen RT (28 PV, 12 VUS) en 51 kregen geen RT (41 PV, 10 VUS). De patiënten die RT kregen hadden een hoger tumorstadium (T1: 57% geen RT versus 35% RT; p=0,04), hoger aantal betrokken axillaire klieren (N0: 71% geen RT versus 42% RT; p=0,01), en hogere graad histologische kenmerken (graad 3: 25% geen RT versus 38% RT; p<0,001). De mediane leeftijd onder de TP53 PV-dragers die RT kregen was 35 jaar (IQR 30-45) met een mediane follow-up van 14 jaar (8-18). De mediane leeftijd in het propensity score (PS)-gematchte controlecohort, bestaande uit niet-geselecteerde mammacarcinoompatiënten die adjuvante RT kregen, was 38 jaar (IQR 32-43) met een mediane follow-up van 11 jaar (8-12). Onder de 28 TP53 PV dragers die RT kregen ontwikkelden 3 een secundair in-field sarcoom (15-jaar risico 8,8%; 95%-bti 1,4-25), vergeleken met geen gebeurtenissen onder 420 PS-gematchte controles. Er waren geen in-field sarcomen onder de 12 TP53 VUS-dragers die RT kregen, en evenmin onder de 12 TP53 variantdragers die geen RT kregen. Het tien-jaars risico van het ontwikkelen van any secundaire maligniteit was niet significant verschillend tussen TP53 PV-dragers die RT kregen en TP53 PV-dragers die geen RT kregen (22,5% versus 38%; p=0,55).

De onderzoekers concluderen dat het longitudinale risico van in-field sarcoom onder mammacarcinoompatiënten met TP53 PVs die RT kregen 8,8% na vijftien jaar bedroeg, significant hoger dan in de algemene bevolking.

1.Cederquist GY, Boe LA, Walsh M et al. Radiation-associated secondary cancer in patients with breast cancer harboring TP53 germline variants. JAMA Oncology 2024; epub ahead of print

Summary: Retrospective analysis of prospectively maintained institutional databases found that the longitudinal risk of radiotherapy-associated in-field sarmoma in breast cancer patients harboring TP53 germline variants was 8.8% at 15 years – signifcantly increased compared with that of the general populaton.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van sintilimab plus bevacizumab voor recidiverend of persistent heldercellig ovariumcarcinoom (0)
2024-09-13 13:30   ( Nieuws )
Tags:  INOVA trial ovarian clear cell carcinoma sintilimab plus bevacizumab
Prof. Qinglei ZhaoEr is geen duidelijkheid over de optimale behandeling van heldercellig ovariumcarcinoom (OCCC) dat recidiveert na eerstelijns chemotherapie. De fase 2-studie INOVA, in acht academische centra in China, heeft de combinatie van sintilimab en bevacizumab voor recidiverend of persistent OCCC geëvalueerd. Prof. Qinglei Gao (Huazhong Universiteit, Wuhan) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1




INOVA includeerde 41 patiënten in de leeftijd van 18 tot en met 75 jaar met een ECOG performance status 2 of beter die tenminste één cyclus platina-bevattende chemotherapie hadden gekregen voor histologisch bevestigd OCCC. De patiënten kregen intraveneus sintilimab 200 mg en bevacizumab 15 mg/kg iedere drie weken tot ziekteprogressie. Het primaire eindpunt was centraal onafhankelijk beoordeelde objectieve respons. Onder de 37 voor respons evalueerbare patiënten werd objectieve respons gezien in 15 patiënten (ORR 40,5%; 95%-bti 24,8-57,9) onder wie 5 met complete respons (14%). Drie patiënten (7%) hadden graad 3 treatment-related adverse events (proteïnurie, myocarditis, en rash), en er waren geen graad 4 of 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van sintilimab en bevacizumab veelbelovende antitumoractiviteit en manageable veiligheid had onder patiënten met recidiverend of persistent OCCC.

1.Peng Z, Li H, Gao Y et al. Sintilimab combined with bevacizumab in relapsed or persistent ovarian clear cell carcinoma (INOVA): a multicentre, single-arm, phase 2 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 2 INOVA trial in China found promising antitumor activity and manageable safety of the combination of sinitlimab and bevacizumab in patients with relapsed or persistent ovarian clear cell carcinoma.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van atezolizumab, venetoclax, en obinutuzumab voor Richter transformatie DLBCL (0)
2024-09-13 12:00   ( Nieuws )
Tags:  MOLTO trial DLBCL-RT
Dr. Alessandra TedeschiDe diffuus grootcellig B-cel lymfoom van Richter transformatie (DLBLC-RT) is chemoresistent en geassocieerd met slechte prognose. De fase 2-studie MOLTO, in vijftien centra in Italië en Zwitserland, heeft de chemotherapievrije eerstelijns combinatie van atezolizumab met venetoclax en obinutuzumab voor DLBCL-RT geëvalueerd. Dr. Alessandra Tedeschi (Niguarda Cancer Center, Milaan) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde 28 volwassen patiënten (16 vrouwen en 12 mannen) die niet eerder behandeld waren voor DLBCL-RT en een ECOG performance status 2 of beter hadden. De patiënten kregen 35 drie-weekse cycli van de combinatie van atezolizumab met venetoclax en obinutuzumab. De mediane follow-up was 16,8 maanden (IQR 7,8-32,0). Het primaire eindpunt was percentage patiënten met respons op dag 21 van cyclus zes, met een ORR 67% als criterium voor klinische activiteit. Objectieve respons na cyclus zes werd gezien in 19 van 28 patiënten, voor een ORR van 67,9% (95%-bti 47,6-84,1). Graad 3 of hoger treatment-emergent adverse events werden gerapporteerd voor 17 patiënten (61%; 95%-bti 40,6-78,5) waarvan neutropenie het meest frequent was (39%; 21,5-59,4). Ernstige TRAEs weren gerapporteerd voor 8 patiënten (29%; 95%-bti 14,2-48,7), voornamelijk infecties (18%; 6,1-36,9). Twee patiënten overleden tijdens de studie, aan oorzaken die door de onderzoekers werden beoordeeld als niet direct samenhangend met de behandeling. Zes patiënten (21,4%) hadden immuun-gerelateerde bijwerking, die niet leidden tot discontinuering. Er werd geen tumor lysis syndrome gezien.

De onderzoekers concluderen dat de eerstelijns combinatie van atezolizumab, venetoclax, en obinutumumab actief en veilig was onder patiënten met DLBCL-RT.

1.Tedeschi A, Frustaci AM, Condoluci A et al. Atezolizumab, venetoclax, and obinutuzumab combination in Richter transformation diffuse large B-cell lymphoma (MOLTO): a multicentre, single-arm, phase 2 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 2 MOLTO trial, at 15 centers in Italy and Switzerland, found promising activity and acceptable safety of the first-line chemotherapy-free combination of atezolizumab, venetoclax, and obinutuzumab for DLBCL-RT.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van neoadjuvant tislelizumab plus chemotherapie voor resectabel spierinvasief blaascarcinoom (0)
2024-09-12 15:00   ( Nieuws )
Tags:  resectable MIBC neoadjuvant gemcitabine-cisplatin plus tislelizumab
Prof. Tianxin LinPD-1 blokkade door tislelizumab is goedgekeurd voor metastatisch urotheelcarcinoom maar niet als onderdeel van neoadjuvante therapie voor spierinvasief blaascarcinoom (MIBC). Een multicenter fase 2-studie in China heeft neoadjuvant tislelizumab met gemcitabine en cisplatine voor resectabel MIBC geëvalueerd. Prof. Tianxin Lin (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in Nature Cancer.1

De studie includeerde 65 patiënten met cT2-4aN0M0 MIBC. Na de neoadjuvante behandeling ondergingen 57 patiënten radicale cystectomie. Onder deze patiënten hadden 29 patiënten pathologisch complete respons (50,9%; 95%-bti 37,3-64,4) en 43 patiënten pathologische downstaging (75,4%; 62,2-85,9). Genomische en transcriptomische analyses lieten drie MIBC moleculaire subtypen zien: S1 (immune desert; n=19) met geactiveerde celcyclus-route, S2 (immune-excluded; n=13) met geactiveerde transforming growth factor-β route, en S3 (immune-inflamed; n=15) met opregulering van interferon-α en interferon-γ respons. Post hoc analyses lieten zien dat de percentages met pCR 16%, 77%, en 80% waren onder patiënten met S1 respectievelijk S2 en S3.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvant tislelizumab plus gemcitabine-cisplatine chemotherapie voor MIBC in specifieke groepen patiënten veelbelovende activiteit had.

1.Li K, Zhong W, Fan J et al. Neoadjuvant gemcitabine-cisplatin plus tislelizumab in persons with resectable muscle-invasive bladder cancer: a multicenter, single-arm, phase 2 trial. Nature Med 2024-00822-0

Summary: A multicenter phase 2 trial in China found promising activity of neoadjuvant tislelizumab plus gemcitabine and cisplatin chemotherapy for resectable muscle-invasive bladder cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde fase 2-studie van sunitinib versus cabozantinib voor gevorderd papillair niercelcarcinoom: finale OS-resultaten (0)
2024-09-12 13:30   ( Nieuws )
Tags:  S1500 trial aPRCC
Dr. Sumanta PalDe mesenchymaal-epitheliale transitie (MET)-route speelt een rol in de pathogenese van geselecteerde patiënten met papillair niercelcarcinoom (PRCC). De fase 2-studie S1500, in 65 centra in Canada en de Verenigde Staten, vergeleek vier MET-remmers (sunitinib, cabozantinib, crizotinib, en savolitinib) voor gevorderd PRCC in patiënten die ten hoogste één eerdere lijn behandeling hadden gekregen. De crizotinib-arm en de savolitinib-arm werden wegens futiliteit gesloten. In 2021 is gepubliceerd dat de progressievrije overleving significant langer was met cabozantinib dan met sunitinib. Dr. Sumanta Pal (City of Hope Comprehensive Cancer Center, Duarte CA) en collega’s publiceren nu finale overall survival resultaten van de studie in het Journal of Clinical Oncology.1




De sunitinibgroep telde 46 patiënten en de cabozantinibgroep 44 patiënten. Met mediaan 17,5 maanden follow-up was de mediane OS 21,5 maanden met cabozantinib en 17,3 maanden met sunitinib (HR 0,83; p=0,46). De OS-percentages met cabozantinib en sunitinib waren 50% versus 39% na 24 maanden en 32% versus 28% na 36 maanden. Graad 3 of hoger adverse events werden gezien in 67% van de patiënten in de cabozantinibgroep en 69% van de patiënten in de sunitinibgroep.

De onderzoekers concluderen dat er geen significant OS verschil was met cabozantinib versus sunitinib voor PRCC.

1.Barata P, Tangen C, Plets M et al. Final overall survival analysis of S1500: a randomized phase II study comparing sunitinib with cabozantinib, crizotinib, and savolitinib in advanced papillary renal cell carcinoma. J Clin Oncol 2024.00767

Summary: Final overall survival analysis of the multicenter randomized phase 2 S1500 trial found no significant difference in OS with cabozantinib versus sunitinib for papillary renal cell carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter placebo-gecontroleerde studie van naldemedine voor opioïde-geïnduceerde constipatie in patiënten met maligniteiten (0)
2024-09-12 12:00   ( Nieuws )
Tags:  opioid-induced constipation naldemedine
Dr. Jun HamanoOpioïde-geïnduceerde constipatie (OIC) is een frequente bijwerking van opioïden-analgesie voor pijn in patiënten met maligniteiten. Een placebo-gecontroleerde studie in vier academische centra in Japan heeft naldemedine voor OIC geëvalueerd. Dr. Jun Hamano (Universiteit van Tsukuba) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde volwassen (in Japan 20 jaar en ouder) patiënten met maligniteiten die een eerste sterke opioïde voor kankerpijn startten. De patiënten werden gerandomiseerd naar naldemedine (n=49) of placebo (n=50). Het primaire eindpunt was percentage patiënten met Bowel Function Index (BFI) < 28,8 op dag veertien. Dit percentage was 64,4% (95%-bti 51,1-78,1) in de naldemedinegroep versus 17,0% (6,3-27,8) in de palcebogroep. De naldemedingroep had ook significant betere resultaten dan de placebogroep voor de secundaire eindpunten frequentie van spontane bowel movements, kwaliteit van leven, en frequentie van opioïd-geinduceerde misselijkheid en braken.

De onderzoekers concluderen dat naldemedine constipatie verminderde en constipatie-gerelateerde kwaliteit van leven verbeterde in patiënten die sterke opioïde kregen voor kankerpijn.

1.Hamano J, Higashibata T, Kessoku T et al. Naldemedine for opioid-induced constipation in patients with cancer: a multicenter, double-blind, randomized, placebo-controlled trial. J Clin Oncol 2024.00381

Summary: A placebo-controlled trial at four academic centers in Japan found that naldemedine prevented constipation and improved constipation-related quality of life in patients with cancer starting regularly dosed opioids therapy for cancer pain.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van datopotamab deruxtecan voor eerder-behandeld gevorderd of metastatisch NSCLC (0)
2024-09-11 15:00   ( Nieuws )
Tags:  TROPION-Lung01 study A M NSCLC Dato-DXd versus docetaxel
Dr. Jacob SandsDe uitkomsten van patiënten met gevorderd of metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom (A/M NSCLC) die standaard docetaxel-gebaseerde chemotherapie krijgen na ziekteprogressie zijn suboptimaal. De multinationale fase 3-studie TROPION-Lung01 vergeleek datopotamab deruxtecan (Dato-DXd) met docetaxel voor eerder-behandeld A/M NSCLC. Dr. Jacob Sands (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 604 patiënten, die gerandomiseerd werden naar Dato-DXd 6 mg/kg iedere drie weken (n=299) of docetaxel 75 mg/m2 iedere drie weken (n=305). Primaire eindpunten waren progressievrije overleving en overall survival. De mediane PFS was 4,4 maanden in de Dato-DXd groep versus 3,7 maanden in de docetaxelgroep (HR 0,75; p=0,004). De mediane OS was 12,9 maanden in de Dato-DXd groep versus 11,8 maanden in de docetaxelgroep (HR 0,94; p=0,530). Onder de patiënten met niet-squameuze histologie was de mediane PFS 5,5 versus 3,6 maanden (HR 0,63; 95%-bti 0,51-0,79) en was de mediane OS 14,6 versus 12,3 maanden (HR 0,84; 95%-bti 0,68-1,05). In de subgroep met squameuze histologie was de mediane PFS 2,8 versus 3,9 maanden (HR 1,41; 95%-bti 0,95-2,08) en was de mediane OS 7,6 versus 9,4 maanden (HR 1,32; 95%-bti 0,91-1,92). Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gerapporteerd voor 25,6% van de patiënten met Dato-DXd en 42,1% van de patiënten met docetaxel.

De onderzoekers concluderen dat Dato-DXd vergeleken met docetaxel de PFS verbeterde onder patiënten met A/M NSCLC, een verbetering die werd gedreven door patiënten met niet-squameuze histologie.

1.Ahn M-J, Tanaka K, Paz-Ares L et al. Datopotamab deruxtecan versus docetaxel for previously treated advanced or metastatic non-small cell lung cancer: the randomized, open-label phase III TROPION-Lung01 study. J Clin Oncol 2024-01544

Summary: The multinational phase 3 TROPION-Lung01 study found that datopotamab deruxtecan improved progression-free survival versus docetaxel in patients with advanced/metastatic NSCLC, driven by patients with nonsquamous histology.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Waarde van meetbare residuele-ziekteresultaten na consolidatietherapie voor kinderen met acute lymfoblastische leukemie (0)
2024-09-11 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ALL in children MRD at EOC
Dr. Janine StutterheimMeetbare residuele ziekte (MRD) wordt in kinderen met acute lymfoblastische leukemie (ALL) regelmatig getest na het eind van de eerste consolidatie (EOC). Het is niet duidelijk of dit nuttig is voor het detecteren van (moleculaire) relapse. Een analyse van resultaten van de DCOG-ALL-10 (n=271) en DCOG-ALL-9 (n=122) studies heeft de klinische relevantie van MRD na EOC van intermediair-risico ALL in kinderen met MRD < 0,05% bij EOC geïnventariseerd. Dr. Janine Stutterheim (Prinses Máxima Centrum voor Pediatrische Oncologie, Utrecht) en collega’s publiceren de analyse in Leukemia.1

De figuur toont het CONSORT-diagram van ALL-10. EOC MRD-negatieve patiënten (n=178) hadden uitstekende uitkomsten, ongeacht MRD-resultaten op latere tijdstippen. De zes-jaars cumulatieve incidentie van relapse (6-y CIR) was 7,4% (95%-bti 3,9-12,3) onder patiënten met MRD-negativiteit op alle latere tijdstippen vergeleken met 3,8% (0,3-16,8) onder patiënten met MRD-positiviteit op één of meerdere latere tijdstippen (p=0,51). Patiënten met EOC MRD-positiviteit (n=91) en MRD-negativiteit op latere tijdstippen (n=43) hadden vergelijkbare goede uitkomsten met 6-y CIR 7,0% (95%-bti-1,8-17,2) terwijl patiënten met EOC MRD-positiviteit en MRD-positiviteit op één of meer latere tijdstippen (n=48) een hoger risico van relapse hadden (6-y CIR 29,4%; 95%-bti 17,2-42,8; p<0,001). Deze resultaten werden gevalideerd in DCOG-ALL-9).

De onderzoekers concluderen dat onder EOC MRD-negatieve kinderen met ALL volgende MRD-bepalingen achterwege gelaten kunnen worden, terwijl onder EOC MRD-positieve patiënten volgende MRD-bepalingen nuttig kunnen zijn voor nadere risicostratificatie.

1.Stutterheim J, van der Waarden R, de Groot-Kruseman HA et al. Are measurable residual disease results after consolidation therapy useful in children with acute lymphoblastic leukemia? Leukemia 2024-02386-5

Summary: Analysis of DCOG-ALL-10 and DCOG-ALL-9 studies found that in children with ALL and MRD-negative status at end of consolidation, subsequent MRD measurements can be abandoned, whereas for EOC MRD-positive patients subsequent MRD measurements might be informative for further risk stratification.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)