Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multicenter fase 3-studie van ivonescimab plus chemotherapie voor EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-06-01 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HARMONi-A study NSCLC with EGFR variant ivonescimab
Prof. Li ZhangPatiënten met EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) en progressie op EGFR-TKI therapie hebben weinig effectieve behandelingsopties. Ivonescimab is een op PD-1 en VEGF gericht bispecifiek antilichaam. De fase 3-studie HARMONi-A, in 55 centra in China, vergeleek ivonescimab plus chemotherapie versus placebo plus chemotherapie voor recidiverend gevorderd of metastatisch EGFR-gemuteerd NSCLC. Prof. Li Zhang (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in JAMA.1




De studie includeerde 322 patiënten met gevorderd of metastatisch NSCLC die progressie hadden op EGFR-TKI therapie. De patiënten kregen ivonescimab (n=161) of placebo (n=161) toegevoegd aan vier drie-weekse cycli pemetrexed-carboplatine, gevolgd door onderhoudstherapie met ivonescimab plus pemetrexed of placebo plus pemetrexed. Het primaire eindpunt was progressievrije overleving.

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane duur van follow-up 7,89 maanden. De mediane PFS was 7,1 maanden in de ivonescimabgroep versus 4,8 maanden in de placebogroep (HR 0,46; p<0,001). Het PFS-profijt met ivonescimab werd gezien in vrijwel alle onderscheiden subgroepen. De ORR was 50,6% versus 35,4% (p=0,006). De mediane overall survival resultaten waren nog niet matuur. Graad 3 of hoger treatment-emergent adverse events werden gerapporteerd voor 61,5% van de patiënten in de ivonescimabgroep en 49,1% van de patiënten in de placebogroep.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van ivonescimab aan chemotherapie resulteerde in significante verbetering van de PFS met een tolerabel veiligheidsprofiel in EGFR-TKI voorbehandeld gevorder NSCLC (visual abstract).

1.HARMONi-A Study Investigators. Ivonescimab plus chemotherapy in non-small cell lung cancer with EGFR variant. A randomized clinical trial. JAMA 2024.10613

Summary: The multicenter phase 3 HARMONi-A trial in China found that addition of ivonescimab to chemotherapy significantly improved progression-free survival with a tolerable safety profile among patients with advanced non-small cell lung cancer with EGFR variant who previously underwent EGFR-TKI treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Vier-jaars follow-up van GAIA/CLL13: eerstelijns venetoclax-combinaties versus chemo-immuuntherapie voor CLL (0)
2024-06-01 12:00   ( Nieuws )
Tags:  GAIA CLL13 4-year follow-up
Dr. Moritz FürstenauDe multinationale fase 3-studie GAIA/CLL13 randomiseerde fitte patiënten (lage belasting van comorbiditeiten) met niet-eerder behandelde CLL 1:1:1:1 naar chemo-immuuntherapie (CI) of venetoclax-rituximab (VR), venetoclax-obinutuzumab (VO), of venetoclax-obinutuzumab-ibrutinib (VOI). Vorig jaar is gepubliceerd dat VO en VOI superieur waren aan CI voor de eindpunten meetbare residuele ziekte (MRD) en progressievrije overleving (PFS). Dr. Moritz Fürstenau (Universiteit van Keulen) en collega’s publiceren nu in The Lancet Oncology vier-jaars follow-up resultaten van de studie (exploratieve analyse).1

GAIA/CLL13 werd uitgevoerd in 159 centra in tien landen. De CI-groep bestond uit 229 patiënten, de VR-groep uit 237 patiënten, de VO-groep uit 229 patiënten, en de VOI-groep uit 231 patiënten. Op het moment van data cutoff voor de nu gepubliceerde analyse was de mediane duur van follow-up 50,7 maanden (IQR 44,6-57,9). De VO-groep had significant langere PFS dan de CI-groep (HR 0,47; p<0,001) en de VR-groep (0,57; p=0,0011). Ook de VOI-groep had significant langere PFS dan de CI-groep (HR 0,30; p<0,001) en de VR-groep (0,38; p<0,0001). Er was geen significant verschil in PFS tussen de VOI-groep en de VO-groep. De vier-jaars PFS-percentages waren 85,5% in de VOI-groep; 81,8% in de VO-groep; 70,1% in de VR-groep; en 62,0% in de CI-groep. De VOI-groep had hogere toxiciteit dan de andere groepen. Graad 5 treatment-related adverse events troffen drie patiënten in de CI-groep, geen patiënten in de VR-groep en de VO-groep, en vier patiënten in de VOI-groep.

De onderzoekers concluderen dat met meer dan vier jaar follow-up, VO en VOI significant de PFS verlengden vergeleken met VR en CI onder fitte patiënten met niet-eerder behandelde CLL. De resultaten steunen gebruik van VO in deze patiëntenpopulatie.

1.Fürstenau M, Kater AP, Robrecht S et al. First-line venetoclax combinations versus chemoimmunotherapy in fit patients with chronic lymphocytic leukaemia (GAIA/CLL13): 4-year follow-up from a multicentre, open-label, randomized, phase 3 trial. Lancet Oncol 2024;25:744-759

Summary: Exploratory 4-year follow-up of the multinational phase 3 GAIA/CLL13 trial found that among fit patients with previously untreated CLL, venetoclax-obinutuzumab and venetoclax-obinutuzumab-ibrutinib significantly extende progression-free survival compared with both chemoimmunotherapy and venetoclax-rituximab.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prospectieve analyse van associatie tussen cardiovasculaire ziektelast en risico van MACEs in overlevers van childhood cancer (0)
2024-05-31 15:00   ( Nieuws )
Tags:  St Jude Lifetime Cohort Study major adverse cardiovascular events
Dr. Rawan HammoudDe impact van toenemende levenslange belasting met niet-majeure cardiovasculaire aandoeningen op het risico van volgende major adverse cardiovascular events (MACEs) onder overlevers van maligniteiten tijdens de jeugd (CCSs) is niet duidelijk. Een prospectieve analyse in het St Jude Lifetime Cohort heeft deze impact onderzocht. Dr. Rawan Hammoud (St Jude Children’s Research Hospital, Memphis TN) en collega’s publiceren de analyse in The Lancet Oncology.1

De analyse includeerde 9602 tenminste-vijf-jaar overlevers van een maligniteit gediagnostiseerd voor de leeftijd 25 jaar tussen 1962 en 2012, en 737 community controls (gematcht voor leeftijd, geslacht, en ras), die werden gevolgd van 13 september 2007 tot 17 december 2021. De mediane duur van follow-up was 20,3 jaar (IQR 12,0-31,4) vanaf de primaire diagnose van de maligniteit. Tweeëntwintig verschillende typen niet-majeure cardiovasculaire gebeurtenissen werden geklasseerd volgens een gemodificeerde versie van de National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events.

Op de leeftijd 50 jaar was de cumulatieve incidentie van MACEs 17,7% (95%-bti 15,9-19,5) onder de overlevers versus 0,9% (0,0-2,1) onder de controlepersonen. Toenemende cumulatieve belasting met graad 1 tot en met 4 niet-majeure cardiovasculaire gebeurtenissen was geassocieerd met toenemend risico van toekomstige MACEs: één aandoening RR 4,3 (p<0,0001), twee aandoeningen RR 6,6 (p<0,0001), en drie aandoeningen RR 7,7 (p<0,0001). Er was een toename van het risico van MACEs met specifieke subklinische aandoeningen, zoals graad 1 aritmie (RR 1,5; p=0,0017), graad 2 linkerventrikel systolische dysfunctie (2,2; p<0,001), graad 2 klepaandoeningen (2,2; p=0,013), maar niet graad 1 hypercholesterolemie, graad 1 of 2 hypertriglyceridemie, of graad 1 of 2 vasculaire stenose.

De onderzoekers concluderen dat in een ouder wordend cohort van CCSs de accumulatie van niet-majeure cardiovasculaire gebeurtenissen, inclusief subklinische aandoeningen, geassocieerd was met verhoogd risico van MACEs.

1.Hammoud RA, Liu Q, Dixon SB et al. The burden of cardiovascular disease and risk for subsequent major adverse cardiovascular events in survivors of childhood cancer: a prospective, longitudinal analysis from the St Jude Lifetime Cohort Study. Lancet Oncol 2024;25:811-822

Summary: Prospective analysis in the St Jude Lifetime Cohort found that among an ageing cohort of survivors of childhood cancer, the accumulation of non-major adverse cardiovascular events, including subclinical conditions, increased the risk of major adverse cardiovascular events.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2a dose-finding studie van iadademstat plus azacitidine voor nieuw-gediagnostiseerd AML (0)
2024-05-31 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ALICE study newly diagnosed AML iadademstat plus azacitidine
Dr. Olga SalameroIadademstat is een orale selectieve remmer van de transcriptierepressor LSD1 (ook bekend als KDM1A). Preklinische experimenten suggereren synergie van iadademstat en azacitidine. The fase 2a dose-finding studie ALICE, in zes centra in Spanje, heeft de combinatie van iadademstat en azacitidine voor nieuw-gediagnostiseerd AML geëvalueerd. Dr. Olga Salamero (Vall d’Hebron Universiteitsziekenhuis, Barcelona) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Haematology.1

ALICE includeerde 36 volwassen patiënten die niet in aanmerking kwamen voor intensieve chemotherapie, met intermediair- of ongunstig risico AML en een ECOG performance status 2 of beter. De patiënten kregen oraal iadademstat (startdosering 90 μg/m2 eens per dag) 5 days on, 2 days off per week plus subcutaan azacitidine 75 mg/m2 op de eerste 7 van 28 dagen. De mediane duur van follow-up was 22 maanden (IQR 16-31). Het veiligheidsprofiel was manageable. Op basis van veiligheid, farmacokinetische en farmacodynamische data werd 90 μg/m2 gekozen als aanbevolen fase 2-dosering. Objectieve respons werd gezien in 22 van 27 evalueerbare patiënten (82%; 95%-bti 62-94) met complete remissin in 14 van 27 patiënten (52%). Tien van elf evalueerbare patiënten hadden MRD-negatieve remissie.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van iadademstat en azacitidine een manageable veiligheidsprofiel had en veelbelovende activiteit liet zien in patiënten met nieuw-gediagnostiseerd AML.

1.Salamero O, Molero A, Pérez-Simón JA et al. Iadademstat in combination with azacitidine in patients with newly diagnosed acute myeloid leukaemia (ALICE): an open-label, phase 2a dose-finding study. The Lancet Haematology 2024-00132-7

Summary: The multicenter phase 2a ALICE study in Spain found that the combination of iadademstat and azacitidine had a manageable safety profile and showed promising responses in patients with newly diagnosed AML.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Inductie concurrente chemoradiotherapie met of zonder sintilimab voor locoregionaal-gevorderd nasofarynxcarcinoom (0)
2024-05-31 11:50   ( Nieuws )
Tags:  CONTINUUM trial LA NPC induction CRT with or without sintilimab
Prof. Jun MaAnti-PD-1 therapie plus chemotherapie wordt aanbevolen als eerstelijns behandeling voor recidiverend of metastatisch nasofarynxcarcinoom (NPC), maar de rol van PD-1 blokkade voor locoregionaal-gevorderd (LA)-NPC is niet duidelijk. De fase 3-studie CONTINUUM, in negen centra in China, heeft toevoegen van de PD-1 remmer sintilimab aan standaard chemoradiotherapie (CRT) voor LA-NPC geëvalueerd. Prof. Jun Ma (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1

De studie includeerde patiënten in de leeftijd van 18 tot en met 65 jaar met nieuw-gediagnostiseerd hoog-risico LA-NPC. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar gemcitabine-cisplatine inductiechemotherapie gevolgd door concurrent cisplatine en radiotherapie (standaardtherapiegroep) of standaardtherapie met twaalf cycli 200 mg sintilimab iedere drie weken (drie inductiecycli, drie concurrente cycli, en zes adjuvante cycli; sintilimabgroep). Het primaire eindpunt was gebeurtenisvrije overleving (EFS; tijd tussen randomisatie en locoregionaal of distant recidief of overlijden aan any cause).

De sintilimabgroep bestond uit 210 patiënten en de standaardtherapiegroep uit 215. De mediane duur van follow-up was 41,9 maanden (IQR 38,0-44,8). Panel A laat zien dat de 36-maands EFS-percentages 86% in de sintilimabgroep en 76% in de standaardtherapiegroep bedroegen (sHR 0,59; p=0,019). Panels B en C laten zien dat ook de percentages met afstands- respectievelijk locoregionaal recidief gunstiger waren in de sintilimabgroep, terwijl panel D laat zien dat er geen verschillen tussen de groep voor overall survival na drie jaar. Graad 3 of 4 adverse events werden gerapporteerd voor 74% van de patiënten in de sintilimabgroep en 65% van de patiënten in de standaardtherapiegroep. Twee patiënten in de sintilimabgroep overleden aan oorzaken die met de behandeling samenhingen; in de standaardtherapiegroep overleed één patiënt.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van sintilimab aan CRT geassocieerd was met verbetering van de EFS, en met verhoogde incidentie van (manageable) AEs.

  • 1.Liu X, Zhang Y, Yang K-Y et al. Induction-concurrent chemoradiotherapy with or without sintilimab in patients with locoregionally advanced nasopharyngeal carcinoma in China (CONTINUUM): a multicentre, open-label, parallel-group, randomised, controlled, phase 3 trial. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 3 CONTINUUM trial in China found that among patients with locoregionally advanced nasopharyngeal carcinoma, addition of sintilimab to standard chemoradioherapy improved event-free survival, albeit with higher but manageable adverse events.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fertiliteitspreservatie en geassisteerde reproductie na interruptie van endocriene therapie voor mammacarcinoom (0)
2024-05-30 15:00   ( Nieuws )
Tags:  POSITIVE trial breast cancer interruption of adjuvant endocrine therapy fertility preservation
Prof. Hatem AzimAdjuvante endocriene therapie (ET) voor mammacarcinoom (BC) in premenopauzale vrouwen heeft een negatieve impact op de vruchtbaarheid. De multinationale prospectieve POSITIVE-studie heeft de mogelijkheid om ET onder vrouwen met een kinderwens veilig te onderbreken geïnventariseerd. Prof. Hatem Azim (Zambrano Helion Ziekenhuis, San Pedro Garza Garcia, Mexico) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1


De studie includeerde 518 vrouwen die ET kregen voor vroeg-stadium HR-positief BC en deze behandeling onderbraken om zwanger te kunnen worden. Van deze vrouwen rapporteerden 273 (53%) amenorroe bij inclusie in de studie. Binnen een jaar na onderbreking van de RT rapporteerden 94% herstel van de menstruatie. Onder 497 evalueerbare patiënten werd tenminste één zwangerschap vastgesteld in 368 (74%). Jeugdigere leeftijd was de belangrijkste factor die geassocieerd was met kortere tijd tot zwangerschap: cumulatieve incidentie van zwangerschap binnen één jaar 63,5% onder patiënten jonger dan 35 jaar; 54,3% onder patiënten in de leeftijd van 35 tot 40 jaar; en 37,3% onder patiënten in de leeftijd van 40 tot en met 42 jaar. Zesendertig procent van de patiënten (n=179) hadden bij diagnose embryo-/oöcyt-cryopreservatie, onder wie 68 embryotransfer rapporteerden bij inclusie in de studie. Embryotransfer was de enige geassisteerde-reproductietechniek die geassocieerd was met hogere waarschijnlijkheid van zwangerschap (OR 2,41; 95%-bti 1,75-4,95). De drie-jaars cumulatieve incidentie van BC-gebeurtenissen was similar onder vrouwen die ovariumstimulatie voor cryopreservatie ondergingen (9,7%; 95%-bti 6,0-15,4) en vrouwen die geen ovariumstimulatie ondergingen (8,7%; 6,0-12,5).

De onderzoekers concluderen dat in POSITIVE vruchtbaarheidspreservatie met ovariumstimulatie niet geassocieerd was met korte-termijn ongunstige impact op de BC-prognose.

1.Azim HA, Niman SM, Partridge AH et al. Fertility preservation and assisted reproduction in patients with breast cancer interrupting adjuvant endocrine therapy to attempt pregnancy. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational prospective POSITIVE trial found that among premenopausal patients receiving adjuvant endocrine therapy for HR-positive breast cancer, interruption of ET to attempt pregnancy resulted in at least one pregnancy in 74%. Fertility preservation using ovarian stimulation was not associated with short-term detrimental impact on cancer prognosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 1-studie van BL-B01D1 voor lokaal-gevorderde of metastatische solide tumoren (0)
2024-05-30 13:30   ( Nieuws )
Tags:  LA M solid tumors BL-B01D1
Prof. Hongyun ZhaoBL-B01D1 is een first-inclass EGFR-HER3 bispecifiek antibody-drug conjugate. Een fase 1-studie in zeven centra in China heeft BL-B01D1 geëvalueerd voor lokaal-gevorderde of metastatische (LA/M) solide tumoren. Prof. Hongyun Zhao (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde volwassen patiënten met een levensverwachting van tenminste drie maanden, een ECOG performance status 0 of 1, en LA/M solide tumoren met progressie op standaard-behandelingen (waaronder niet-kleincellig longcarcinoom, nasofarynxcarcinoom, kleincellig longcarcinoom, en hoofd-hals squameus celcarcinoom). In fase 1a (n=25) werd de hoogst-verdragen dosering bereikt bij 3,0 mg/kg op dag één en dag acht iedere drie weken of 6,0 mg/kg op dag één iedere drie weken. In fase 1b (n=170) was de mediane follow-up 6,9 maanden (IQR 4,5-8,9) en werd objectieve repons gezien in 34% van de patiënten (95%-bti 27-42). Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 71% van de patiënten, doseringsreductie was noodzakelijk in 27%, en discontinuering vanwege TRAEs in 3%. Drie patiënten (2%) overleden aan oorzaken die met de behandeling samenhingen.

De onderzoekers concluderen dat BL-01D1 een acceptabel veiligheidsprofiel had en preliminaire antitumoractiviteit onder zwaar-voorbehandelde patiënten met LA/M solide tumoren.

1.Ma Y, Huang Y, Zhao Y et al. BL-D01D1, a first-in-class EGFR-HER3 bispecific antibody-drug conjugate, in patients with locally advanced or metastatic solid tumors: a first-in-human, open-label, multicentre, phase 1 study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: BL-01D1 is a first-in-class EGFR-HER3 bispecific antibody-drug conjugate. A phase 1 study at 7 centers in China found that BL-01D1 had an acceptable safety profile and preliminary antitumor activity in heavily pretreated patients with locally advanced or metastatic solid tumors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Overall survival na open versus minimaal-invasieve radicale hysterectomie voor vroeg-stadium cervixcarcinoom (0)
2024-05-30 12:00   ( Nieuws )
Tags:  LACC trial final analysis
Dr. Pedro RamirezDe multinationale Laparoscopic Approach to Cervical Cancer (LACC)-studie vergeleek minimaal-invasieve radicale hysterectomie versus open hysterectomie voor stadium IA1, IA2, of IB1 cervixcarcinoom. In 2018 is gepubliceerd dat het drie-jaars ziektevrije-overlevingspercentage lager was in de groep met minimaal-invasieve chirurgie dan in de groep met open chirurgie. Dr. Pedro Ramirez (Methodist Hospital, Houston TX) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology nu overall survival resultaten van de studie na mediaan 4,5 jaar follow-up.1

De studie includeerde 289 patiënten in de minimaal-invasieve chirurgiegroep en 274 patiënten in de open-chirurgiegroep. Na 4,5 jaar waren de overall survival percentages 90,6% in de groep met minimaal-invasieve chirurgie versus 96,2% in de groep met open chirurgie (HR 2,71; p=0,07) en waren de ziektevrije-overlevingspercentages 85,0% versus 96,0% (HR 3,91; p<0,001; p=0,95 voor noninferioiriteit).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met vroeg-stadium cervixcarcinoom, open chirurgie standaard-zorg dient te zijn.

1.Ramirez PT, Robledo KP, Frumovitz M et al. LACC trial: final analysis on overall survival comparing open versus minimally invasive radical hysterectomy for early-stage cervical cancer. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Final overall survival analysis of the multinational LACC trial found that among patients with early-stage cervical cancer, minimally invasive surgery resulted in worse overall survival than open surgery.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)